Lager opgeleiden voelen zich te min om te participeren in burgerinitiatieven

Lager opgeleiden zijn ondervertegenwoordigd in burgerinitiatieven door gebrek aan geld, sociaal kapitaal, tijd en kennis. Maar er is meer, betoogt Vivian Visser: lager opgeleide burgers voelen zich ook te min om mee te doen of hebben een diepe afkeer van de overheid.

De toename in aantal en belang van burgerinitiatieven krijgt volop aandacht in maatschappelijke en wetenschappelijke debatten. Burgers zetten zich op vele manieren en uit eigen beweging in voor maatschappelijk relevante doelen binnen het publieke domein. Denk aan het opzetten van een huiswerkklas in een achterstandswijk, het oprichten van een wijkmoestuin of het organiseren van een lichtjesavond om overledenen te herdenken. Velen prijzen de initiatieven om hun democratische potentieel en de verschuiving van power to the people. Tegelijkertijd zien we echter grote verschillen in participatie. Burgers met een lager opleidingsniveau zijn ondervertegenwoordigd in burgerinitiatieven.

Sociaal-culturele factoren spelen ook een rol

Verklaringen voor deze ondervertegenwoordiging worden gezocht in gebrek aan tijd, geld, sociaal kapitaal (de juiste connecties) of politiek relevante kennis. Wij vermoedden echter dat er nog meer speelt en doken daarom diep in de belevingswereld van lager opgeleide burgers.1 Zo kwamen we erachter dat ook sociaal-culturele factoren een belangrijke rol spelen in non-participatie in burgerinitiatieven.

Het doet ertoe welke betekenis burgers aan zichzelf en hun handelen geven in relatie tot andere burgers. We zagen dat lager opgeleide burgers zich geen legitieme actor voelen of een diepgewortelde afkeer hebben van alles aangaande de overheid. Sommigen hebben beide: zij voelen zich niet legitiem en hebben afkeer.

Lager opgeleiden voelen zich geen legitieme actor

Lager opgeleiden voelen zich in vergelijking met andere burgers minder legitiem of bevoegd om actief te zijn in burgerinitiatieven vanwege ervaren stigma, manier van praten en gebrek aan vakinhoudelijke kennis. Verschillende deelnemers aan ons onderzoek voelen zich gestigmatiseerd, onder andere op basis van hun opleidingsniveau of beroep. Zij verwachten hierdoor dat hun ideeën voor initiatieven niet serieus genomen worden door andere burgers en ambtenaren.

Hun ‘manier van praten’ speelt bij velen eveneens een rol. Zij refereren hierbij niet zozeer naar ambtelijke termen of ingewikkelde abstracte begrippen als wel naar een ‘keurige’ manier van praten die past bij ‘een goede opvoeding’. Ze zijn bang dat hun accent tegen hen zal werken in de communicatie met de gemeente, dat ze hierdoor niet serieus genomen worden of dat hun ideeën snel van tafel worden geveegd. Ook het gepercipieerde gebrek aan vakinhoudelijke of expertkennis weerhoudt hen ervan om burgerinitiatieven te initiëren. Zij kennen meer waarde toe aan de kennis van mensen die gestudeerd hebben dan aan hun eigen ‘praktische’ kennis. Ze veronderstellen bijvoorbeeld dat ze pas een alternatief plan voor de inrichting van hun straat in mogen dienen als ze landschapsarchitectuur of stedenbouwkunde hebben gestudeerd.

Zij vinden politici en ambtenaren ‘koorballen en kakkers’

Een tweede verklaring voor non-participatie in burgerinitiatieven kunnen we omschrijven als een diepgewortelde smaakkwestie die via de opvoeding en andere socialisatieprocessen wordt aangeleerd. Verschillende onderzoeksdeelnemers voelen zich wel degelijk een legitieme actor, maar participeren toch niet. Dit heeft alles te maken met hun afkeer van de politiek en het ambtelijk apparaat. Net als dat niet iedereen liefhebber is van abstracte kunst, zo houdt ook niet iedereen van het politieke domein.

Sommigen hebben simpelweg geen interesse in publieke zaken en de politiek. Zij menen dat deze domeinen gedomineerd worden door mensen uit een ‘ander milieu’ dan waar zij zelf uit komen en beschrijven hen als ‘kakkers’ en ‘koorballen’. Doordat zij zichzelf hier niet in herkennen, is er een gebrek aan affiniteit.

Het past niet bij hun ‘aanpakkersmentaliteit’

Daarnaast speelt de afkeer van ambtelijke rompslomp een rol in hun non-participatie. Ze zijn gefrustreerd door de vele ambtelijke regeltjes en de tijd die het kost om iets gedaan te krijgen van de gemeente. Sommigen kijken vanwege de ‘rompslomp’ neer op de ambtenarij en vinden dat ambtenaren zich alleen bezighouden met onbelangrijke zaken. Dit weerhoudt hen ervan om een burgerinitiatief op te zetten. Het past niet bij hun ‘aanpakkersmentaliteit’ en praktische of pragmatische levensstijl.

Anderen willen zo min mogelijk met de gemeente te maken hebben omdat zij die associëren met ‘vieze politieke machtsspelletjes’. Zowel politici als ambtenaren zijn er volgens hen vooral op uit om hun eigen macht te vergroten. Ze spreken ook afkeurend over het ‘misleidende’ van standpunten veranderen door politici en ambtenaren, enkel om populairder te worden onder burgers. Eerlijkheid en trouw aan jezelf staan bij deze non-participanten hoog in het vaandel; iets wat zij niet terugzien in het politieke domein.

Op weg naar een gelijke verdeling in burgerinitiatieven

De komende jaren zal het belang van burgerinitiatieven in de samenleving alleen maar toenemen, zoals onder andere blijkt uit de naderende implementatie van de Omgevingswet waarin ‘ruimte voor initiatief’ een belangrijke pijler is. Vanuit democratisch oogpunt is het wenselijk dat er geen grote verschillen in participatie tussen burgers bestaan. Om de tot op heden ondervertegenwoordigde groep burgers aan te trekken en succesvol uit te nodigen om mee te doen moet rekening gehouden worden met genoemde sociaal-culturele factoren. Dit kan door de culturele kloof die non-participanten tussen henzelf en het politiek domein ervaren, te verkleinen. Sensitiviteitstrainingen voor overheidsmedewerkers bijvoorbeeld kunnen bewustzijn creëren van de verschillende sociaal-culturele belevingswerelden van burgers en de handelingsrepertoires die daarbij passen.

Beleid moet daarnaast gericht zijn op destigmatisering, zodat meer burgers zichzelf als legitieme actor in het publiek domein kunnen beschouwen. Als eerste stap kunnen gemeenten non-participanten stimuleren door hen duidelijk te maken dat zij serieus genomen worden en door hen expliciet uit te nodigen vanwege hun vaardigheden zoals praktische kennis.

Vivian Visser werkt als promovenda bij de afdeling Bestuurskunde en Sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij doet onderzoek naar burgerinitiatieven en de daarmee samenhangende veranderende relaties en interacties tussen burgers en overheden. Dit artikel is gebaseerd op Towards a cultural explanation of political non-participation in citizens’ initiatives: Feelings of entitlement and a ‘taste for politics’. Vivian Visser, 2018, EUR.

 

Noot

1. Voor dit onderzoek werkte Vivian Visser samen met Willem de Koster en Jeroen van der Waal.

Dit artikel is 16115 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (16)

  1. Het is heel simpel:
    * spreek nou eens allemaal de taal van
    de straat
    * geef op begrijpelijke wijze uitleg over het belang dat iedereen moet meedoen/participeren enz. ,maar nogmaals op straattaal wijze met veel voorbeelden.

  2. Mee eens maar als je de ‘gewone’ burger wilt bereiken moet er veel meer Jip en Janneke taal gebruikt worden, zowel op gemeentelijk beleid als in Den Haag. De doorsnee burger leest het wel maar heeft geen flauw idee wat ze lezen en waar het over gaat. Dus weg met de moeilijke woorden en gaat schrijven zodat een kind de was kan doen.

  3. Een burgerinitiatief behelst meestal een reactie op een overheidsoptreden dat niet als het belang van de burger wordt beschouwd. Om je tegen de overheid (juridisch) te weren dien je inderdaad hoogopgeleid te zijn. In de ‘prachtwijken’ is de overheid niet populair bij de bewoners aangezien de politiek haar politieke invloed niet aan de burger wil kwijtraken. In deze wijken is het opkompercentage bij de gemeenteraadsverkiezingen vaak ver beneden de 50%. Burgers hebben niet veel vertrouwen in de bestuurlijke gemeente elite.

  4. In het artikel zelf wordt gebruik gemaakt van woorden als “actor” “socialisatieprocesen” enz. Het zijn woorden als deze waar lager opgeleide mensen zich niet thuis bij voelen of moeite mee hebben. Ik denk dat eenvoudiger woorden zouden helpen in “communicatieprocessen”.

  5. Ik vind het gebruik van het woord ‘koorballen’ in plaats van ‘corpsballen’ in deze context wel grappig, maar vraag me af of het zo bedoeld is.

  6. Was het maar een kwestie van simpel taalgebruik! Het gaat veel dieper: taal ‘leeft’ alleen wanneer mensen het kunnen kopelen aan eigen ervaringen. En al op het MBO hebben leerlingen door dat ze als tweederangs worden behandeld. De tweedeling in het onderwijs begint de democratie te bedreigen!
    En kijk ook naar de manier waarop op MBO-niveau burgerschapsonderwijs wordt gegeven. Vaak door ongekwalificeerde docenten. Vaak met weinig inspanningsverplichtingen voor de leerlingen. En de inhoud is ouderwetse institutionele politicologie (vandaar ook die ‘moelijke woorden’). In plaats van gericht op politiek activisme: wat kun je doen als de gemeente je jongerenhangplek verplaatst? Hoe kun je gehoor vinden voor een klacht tegen het gemeentebestuur? Hoe organiseer je je eigen burgerinitiatief? Democratie gaat over zoveel meer dan verkiezingen, parlement, kabinet en partijprogramm’s lezen en beoordelen. Wanneer je dit soort doe-democratie niet gaat onderwijzen op MBO-nivo, gaat de democratie inderdaad teloor.

  7. Ik woonde als kind in volkswijk Spaarndammerbuurt Amsterdam maar ging op n Montessorischool in een “betere” buurt.
    Zo leerde ik beide kanten kennen.
    En de agressie voor die “ander” vooral van vrouwen. Je ziet er anders uit, je praat (meestal) ipv snauwt etc. In die Spaarndammerbuurt had Cristina Deutekom een reparatiezaak voor nylonkousen want de panty kwam veel later. Zij zong in het buurtkoor: haar stem viel op ze werd later de wereldberoemde operazangeres en docent Koninklijk Conservatorium den Haag.
    In die winkel van haar hing n bordje:”graag gewassen nylonkousen aanleveren”. Als ik de – schone -kousen van mijn moeder soms bracht zag ik hoe vrouwen dat wassen bewust nalieten…pesten, pure jaloezie! Toen via opleiding haar carrière groter werd kon zij haar zaak opdoeken en vertrok naar n ” betere” buurt..

    Zelf bij n buitenfotocursus die ik gaf in Amsterdam Noord (2018), ben ik lijfelijk aangevallen en mishaneld + mijn camera weggesmeten! door een buurtbewoonster. En bedreigd:” als je hier weer slaapt steek ik je wagen in de fik”. Ik sliep er helemáál niet maar kennelijk werd mijn fotograferen als vakantie gezien ipv een beroep!
    Ook werd Handhaving via n leugen op me af gestuurd en moest ik mijn “aanhangwagen” die dat niet is! ,onmiddellijk verwijderen op straffe van 178 euro per dag.
    Via ombudsman: sorry + bloemen ontvangen maar mijn LOL was er af:
    Nooit meer n cursus in Noord!

    Als vrouw & autodidact kunstenaar zie ik er anders uit en praat kennelijk ook anders? Er is helaas weinig veranderd sinds de jaren 50.: TEGEN elkaar ipv met elkaar maar.als je dat thuis niet meekrijgt…
    Met het postuur én de babbel

    van Jan Schaeffer – in geouwehoer/gelul kun je niet wonen (over taalbevoogding van bovenaf gesproken)

    kom je n heel end.

    Maar dat hebben de meeste vrouwen gelukkig? niet.

    Het ligt helaas veel dierlijker. Je hebt n andere geur, je “ruikt” anders en bent dan n bedreiging. Er is dan weinig of geen oog voor de strijd die je moe(s)t voeren. Ook camping Bakkum is zo’n duidelijk voorbeeld!

    Gumbah Volkskrant vatte het zo mooi samen in zijn tekening:
    Twee mannen kijken naar n abstract schilderij. Zegt de een tegen de ander:
    “En wij maar werken!”

    Kunstenaars krijgen het kado NOU GOED?!

    Irene

  8. Over stigmatiserend gesproken, de zgn “onderlaag” van de maatschappij? Nog niet zolang geleden zei men juist dat “laag opgeleiden” niet bestaan. Zgn Technische scholen en of huishoudscholen, ROC etc etc waar mbo jonge mensen prachtige beroepsopleidingen geven. En deze mevr Visser heeft het alleen maar over laag opgeleiden met aanpassingsproblemen die niet kunnen participeren in sociale structuren waar WO’ers niet mee om kunnen gaan. Zonder aan te geven over welke bevolkingsgroep ze het heeft. Heeft ze het over haar eigen buren? En spreekt denigrerend over alles wat géén VVD stemt naar beneden. Misschien dat het vertrouwen van ambtenaren terecht naar een dieptepunt is gezakt omdat mensen die wél werken voor hun geld dagelijks beroofd worden door ambtenaren. Bijvoorbeeld, nu graf-links met haar antisemitische corrupte ambtenaren met CU en D66 laat Rondlopen in Amsterdam moet ineens in zuid-oost parkeergeld betaald gaan worden omdat leugenaar en oplichter Groot Wassink 15 miljoen uit de pot heeft laten verdwijnen om rare zaken mee te financieren oa “We Are Here” criminelen! Minister Blok, ja hoor hem praten dan, met die aardappel in zijn keel, deze man heeft de term scheefwonen bedacht. In samenwerking met Adolf Rutte is hij diegene geweest die alle sociale huurwoningen verkocht heeft met de belofte dat de nieuwe eigenaar zonder gezeur van Den Haag deze woningen voor 1650,- of duurder mocht verhuren. Dus ja, hoe raar mevr snaptniethoehetkan Visser, niemand vertrouwt die ambtenaren niet, zowel de landelijk als locale ambtenaren niet!!
    Dat het een bijeengeraapt lulverhaal is moge duidelijk zijn, want juist de “werkende klasse” heeft zich samen met hen die om wat voor reden dan ook een uitkering hebben juist voor elkaar opengesteld. Sociale controle was er altijd al in de “gewone” volkswijken waar de diversiteit vanaf straalt. Maar deze mevrouw en haar team hebben in heel Nederland niets terug gevonden. Waar heeft dat onderzoek plaats gevonden? In wijken waar de goedkoopste huurwoning 1650,- p/m is? Ben benieuwd of mevr Visser drie namen kan noemen van haar directe buren etc
    Bijzonder is dat mensen die zich vervelen op kosten van de gemeenschap onderzoekjes mogen maken en ermee bewijzen dat ze zelf wereldvreemd zijn. 🤮

  9. De overheid, en zeker de gemeente, moet de straat op, de wijk in op een laag drempelige manier gewoon in gesprek gaan met inwoners. Heel simpel: contact maken en luisteren.
    Wat speelt er, wat leeft er, wat vinden de mensen die hier wonen belangrijk? Wat houdt hen bezig en vooral welke mogelijkheden, kansen en ideeën zien/hebben zij. Laat 1000 bloemen bloeien. Voor elk wat wils.
    Als je dat structureel doet en inwoners serieus neemt dan bouw je langzaam aan vertrouwen.

    De kern is: maak echt contact, sta open en wees bereid echt onbevangen te luisteren.
    Investeer in de relatie met inwoners en maak het waar. Niet voor eventjes maar omdat het belangrijk is om zo maatschappelijke meerwaarde te creëren samen.

  10. De vaak lage eigenwaarde, die lager opgeleiden hebben, is enerzijds terug te voeren op het milieu, waarin men is opgegroeid en anderzijds op de waarde, die de maatschappij geeft aan “het werken met je handen”. Mijn vader was huisschilder en mijn moeder huisvrouw. Wij woonden naast een volksbuurt. Mede doordat mijn moeder in het begin van haar werkzame leven in dienst was geweest van meer welgestelde mensen, had zij een wat andere kijk op het leven en dat uitte zich in onze opvoeding. Wij leerden “netjes” praten, dialect verdween naar de achtergrond, overtuigd als zij was van het feit, dat ons dat verder zou brengen in het leven. Ik hoefde mij niet in de volksbuurt te wagen. Dat leverde je steevast een pak slaag op. Ik herken dan ook veel uit het verhaal van Irene. Die volksbuurt was een gesloten gemeenschap. In het verhaal van Heus voel ik weer dat wij tegen de rest gevoel. De nuance ontbreekt daar helaas en het is altijd een ander, die de schuld is van de eigen problemen. Hoewel men binnen de gemeenschap heel zorgzaam is voor elkaar. Je moet echter niet je hoofd boven het maaiveld uit steken.
    Ten tweede speelt in het gevoel van minderwaardigheid ook mee, hoe de maatschappij vaak aankijkt tegen het werken met je handen. Ik ben een tijdje vrachtwagenchauffeur geweest en wat je dan meemaakt, daar lusten de honden geen brood van. Je wordt door veel mensen behandeld als een stuk vuil. En dat is helaas niet alleen daar het geval.
    De maatschappelijke waarde van veel beroepen met een lager opleidingsniveau wordt in deze tijd maar al te duidelijk. Het wordt tijd om die mensen de waardering te geven, die ze verdienen. Veel managementfuncties daarentegen worden schromelijk overschat, dat zou best iets minder kunnen. Meer vertrouwen en waardering voor de gewone werknemer levert een plattere, goedkopere organisatie met meer gemotiveerde werknemers, die waarschijnlijk ook nog eens makkelijker participeren, omdat ze zich meer gezien voelen.
    Daar bovenop versterkt meer vertrouwen van de overheid en heldere taal dit proces alleen maar.

  11. Welke woorden je aan iets geeft is soms belangrijker dan we denken. Wanneer is iets een burgerinitiatief? Het werkt al uitsluitend dat we het een burgerinitiatief noemen als we iets voor elkaar organiseren of de handen ineenslaan om de leefomgeving te verbeteren. Verschilt een moestuin nu echt veel van de stadslandbouw als burgerinitiatief? Hoeveel speeltuinverenigingen zijn er nog waar ouders en grootouders uit de buurt soms generatie na generatie in het bestuur zitten? En worden zij nog als even waardevol gezien als de vernieuwende (coöperatieve) buurtprojecten? We worden warm van vernieuwende burgerinitiatieven, ik ook! Maar dat mag niet ten koste gaan van het initiatief dat zichzelf geen initiatief noemt.

  12. Voor een groot deel is het herkenbaar. Ik ben laagopgeleid. De auteur van dit artikel plaats me in een frame en zet me weg als marginaal. Dan mag het inhoudelijk voor eendeel kloppen de schrijfstijl is niet veel anders dan het probleem waarover het gaat het framen in een diplomademocratie.

  13. Deze site is ook voor “Wetenschappers & professionals over maatschappelijke kwesties”.
    Die worden betaald om te publiceren. Ongeacht wat ze ermee bereiken, of het iets oplevert, en of het rapport of boek nummer zoveel is.
    Hier gaat het over:

    https://www.nationaleombudsman.nl/nieuws/artikel/2021/burgerinitiatief-wat-is-dat-nou-eigenlijk

    Persoonlijk vind ik het mooi klinken een burgerinitiatief, maar eigenlijk is het net als vrijwilligerswerk. Wegbezuinigd of verkeerd beleid mag je dan corrigeren. In eerdere opmerkingen werd al gezegd dat veel juridisch is in- en afgedekt. Ik zou er 1000 x over nadenken voordat je je voor niks veel op de hals halt waarmee het maar de vraag is wat je ermee bereikt. Veel hangt ook af van of je je wel verbonden voelt met “de ander” waarvoor je een initiatief dan probeert voor te stellen. Zelfs bij de meest linkse politieke partijen is het kader universitair en blijf je hooguit een loopjongen met de folders en bij demonstraties. Er zijn tig vergaderingen, congressen, regio’s etc binnen die partijen. Dan is je idee allang ergens gesneuveld, vaak vertaalt door een ander. Want je bent niet hoger opgeleid en kunt er daardoor tig x meer tijd in stoppen om ooit hetzelfde (misschien) te kunnen bereiken. Ook is er veel nepotisme en afscherming binnen klassen en alles verandert zo snel dat ervaring (en dus ook ouder worden) irrelevant is geworden. Heel triest

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *