In zijn bijdrage over de toekomst van de geestelijke gezondheidszorg vat hoogleraar Zorginnovaties in de ggz Philippe Delespaul de situatie meesterlijk samen: 100 duizend hulpverleners zorgen jaarlijks voor 1 miljoen mensen in een bestedingsratio van 90 procent technische ggz, 8 procent participatie en 2 procent persoonlijk herstel.
Breed maatschappelijk debat in plaats van achterkamertjesoverleg
Die verdeling kan en moet anders. Delespaul signaleert dat het achterkamertjesoverleg waar de middelen verdeeld worden door geïnstitutionaliseerde belangenhouders vervangen moet worden door een breed maatschappelijk debat waar oog is voor het publieke karakter van de ggz. Een podium waar nagedacht wordt over hoe we middelen zodanig kunnen aanwenden dat we ook die andere 3 miljoen Nederlanders met psychische klachten zorg kunnen bieden.
Publieke gezondheidszorg betekent onder andere, maar niet uitsluitend, forse uitbreiding van bestaande multideskundige eCommunities zoals Proud2bme en PsychoseNet. Deze organisaties waar bijna 4 miljoen mensen per jaar aankloppen, moeten zich tot nu toe echter met crowd funding in de lucht houden.
Ze zitten immers niet aan de poldertafel en staan ook niet in hoofdlijnenakkoorden. Echter, publieke gezondheidszorg betekent ook het bieden van social holding en sociale economie waarin families, buurtbewoners, werkgevers en maatschappelijke organisaties een rol hebben. Recovery Colleges zoals Enik kunnen daarvan wellicht de spil vormen.
Discussie gaat níet over afschaffen of afzweren
Wat mij betreft gaat de discussie niet – zoals Hans van Eeken bepleit – over ‘afschaffing van de RIBW’s’ of het afzweren van een biomedisch model ten faveure van een technisch-psychologisch, existentieel, ervaringsdeskundig, sociaaleconomisch of ander model.
Het gaat primair om het creëren van omstandigheden waarin constructief en ondogmatisch wordt samengewerkt rond de vraag van de hulpvrager zelf. Flexibel op- en afschalen, hulp uit een veelheid van bronnen aanboren ten behoeve van participatie, persoonlijk herstel en ja, ook symptoomreductie, volgens welk model dan ook. Afhankelijk van wat de persoon wil en nodig heeft, en waar hij zich bij thuis voelt.
Ggz heeft vrije denkers en durf nodig
Matthieu Wagemans constateert terecht dat in de door ons gewenste ggz een minder prominente plaats is voor het strakke model van DSM-diagnose-evidence-based-richtlijnbehandeling-met-routine-outcome-monitoring. Wat in onze visie voorop dient te staan, is de patiënt en de manier waarop hij betekenis geeft aan zichzelf in relatie tot zijn omgeving. En precies dát had weinig kans van slagen in het bestaande systeem waarin ‘de patiënt en zijn betekenisgeving al jarenlang zijn weg gedefinieerd’.
Wagemans merkt op dat de ggz ‘behoefte heeft aan vrijheid van denken en betekenisgeving en durf om ongebaande paden te betreden, die haar mogelijk naar plaatsen leidt die ze niet kan duiden met bestaande begrippen. En toch zit er niet anders op, wil de ggz ten minste van betekenis blijven.’
De bijdragen op deze site hebben mij geïnspireerd. Ze deden me realiseren dat naast de inhoud van de ggz, het thema van het gezondheidszorgstelsel dat we om de ggz heen hebben gebouwd, wellicht net zo belangrijk is.
Want wat als het huidige gezondheidszorgstelsel van marktwerking en value-based-competition-in-health-care (VBHC) een belemmering vormt op de weg naar ‘goede ggz’? Hoe moeten we dan te werk gaan om daaromheen te werken? Ik zal daar in een volgend artikel op ingaan.
Jim van Os is hoogleraar Psychiatrische Epidemiologie en Publieke GGZ en voorzitter van de Divisie Hersenen van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Hij is tevens gasthoogleraar aan het Institute of Psychiatry van het King's College te Londen.
Foto: CLAUDIA DEA (Flickr Creative Commmons)