Laten we geen zoete broodjes bakken over de duurzaamheidstransitie

Directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau Kim Putters wil af van het beeld dat de overgang naar een duurzame samenleving burgers alleen maar geld kost. De Bredase lectoren duurzaamheid Lars Moratis en Frans Melissen vinden dat de overheid echter moet erkennen dat de transitie pijn doet, ook al gaat dat op korte termijn ten koste van het draagvlak voor het beleid.

Onlangs schreef Kim Putters een opiniestuk over het belang van draagvlak onder burgers voor de transitie richting duurzaamheid.[1] Om draagvlak te verkrijgen, dient de overheid verduurzaming minder negatief te benaderen. Putters vindt het debat rond verduurzaming niet heel uitnodigend omdat ze mensen er voortdurend op lijkt te attenderen dat ze moeten inleveren. Hij vraagt zich af waarom de overheid de andere kant niet nadrukkelijker belicht, zoals wat verduurzaming ons oplevert aan gezondheidswinst, schone lucht of nieuwe banen.

Hoezo draagvlak?

Putters staat in het discours aan de kant van degenen die de voordelen van de transitie benadrukken en driftig op zoek zijn naar draagvlak voor het vereiste beleid. Immers, als er burgers zijn die de duurzaamheidstransitie als onrechtvaardig beschouwen en het idee hebben dat het een verandering behelst die niet iedereen zich kan veroorloven, dreigen ongenoegen, conflict en misschien zelfs wel geweld.

In zijn pleidooi voor het creëren van draagvlak voor de duurzaamheidstransitie, gaat Putters voorbij aan een paar belangrijke vragen, met name over het soort draagvlak. Wat is belangrijker: een zo breed mogelijke steun voor duurzaamheid, of is een smal maar diep draagvlak op enkele dossiers beter, zoals de transitietheorie beargumenteert? Met een breed draagvlak probeer je ook tegenstanders in huis te halen, terwijl het creëren van een smal maar diep draagvlak van friskijkers, dwarsdenkers en kantelaars er voor kan zorgen dat de focus gericht blijft op verandering en experiment.

Onderzoek waarover recent in het tijdschrift ‘Nature’ verslag werd gedaan, geeft een andere reden om niet per se naar een breed draagvlak op zoek te gaan. Het betrekken van zo veel mogelijk burgers bij de duurzaamheidstransitie – zoals bijvoorbeeld via de klimaatcampagne ‘Iedereen doet wat’ van de Nederlandse rijksoverheid – kan ten koste gaan van draagvlak voor overkoepelende beleidsmaatregelen op het gebied van duurzaamheid, zoals een CO2-belasting.

Draagvlak zoeken is met andere woorden geen kwestie van zo snel mogelijk zoveel mogelijk zieltjes winnen, maar heeft een complexe en zelfs ambigue dynamiek.

In tegenstelling tot wat Putters lijkt te suggereren, is het hebben van een breed draagvlak geen zaligmakend criterium voor de duurzaamheidstransitie. De Nederlandse stikstofcrisis is daar net als de globale opwarming een illustratie van: er moéten nu eenmaal zaken ingrijpend veranderen om duurzaamheidsdoelstellingen te realiseren. Draagvlak veronderstelt succesvol een beroep doen op het vermogen en de wil van mensen om te veranderen, terwijl dat vermogen allesbehalve vanzelfsprekend is. Privileges vormen misschien wel de grootste barrières voor verduurzaming.

Duurzaamheid als business case

In zijn pleidooi voor een zo breed mogelijk draagvlak, slaat Putters de plank vooral mis als hij spreekt over een negatieve benadering van verduurzaming. Hij stelt: ‘We blijven in de discussie (..) veel te lang hangen in de offers die we moeten brengen. Het gesprek over de opbrengsten van alternatieven wordt nauwelijks gevoerd.’

Zijn uitspraak past bij een discours waarin de voordelen van het investeren in duurzaamheid eenzijdig worden benadrukt, om het transitiebeleid geaccepteerd te krijgen. Het is een uitdrukking van een instrumentele manier van denken: duurzaamheid als een business case.

Die benadering is om minstens twee redenen problematisch. Ten eerste omdat de business case van duurzaamheid er vaak helemaal niet is, laat staan voor de hand ligt. Als de business case van duurzaamheid voor het grijpen ligt, zouden we deze discussie over draagvlak toch helemaal niet hoeven voeren? Ten tweede hecht het instrumentele denken niet zozeer waarde aan duurzaamheid op zich, maar beschouwt ze het vooral als middel voor economisch gewin. Daarmee is deze benadering zelf onderdeel van het probleem.

Erken dat transitie pijn doet

In het verlengde hiervan passen uitspraken van Putters over duurzaamheid in een tijdsbeeld waarin het soms lijkt alsof de werkelijkheid niet meer benoemd mag worden. De schrijver Jonathan Franzen haalde zich onlangs veel woede op de hals van klimaatstrijders – tot wie wij ons ook rekenen – met zijn prikkelende essay ‘What if we stopped pretending?’ omdat hij er daarin van uit gaat dat een apocalyps niet meer te voorkomen is.

Of het einde van de wereld inderdaad aanstaande is, durven we niet te zeggen, maar de realiteit is wel dat de transitie richting een duurzame economie en samenleving pijn gaat doen. Er zijn fundamentele veranderingen nodig in het denken over de relatie tussen mens, natuur en economie, inclusief veranderingen in levensstijl, het afzweren van fossiele brandstoffen, het stabiliseren van de bevolkingsgroei en het afscheid van economische groei als maatstaf voor welvaart. Het stikstofdossier is daar een goede illustratie van.

De eerlijke boodschap is, getuige een artikel gesteund door meer dan 11 duizend wetenschappers dat onlangs verscheen in het gerenommeerde blad ‘BioScience’, dat er sprake is van climate emergency. Er wacht ons volgens hen niets minder dan ‘untold suffering due to the climate crisis’.

Een verleidelijk verhaal over verduurzaming is essentieel en succesvolle voorbeelden op microniveau kunnen helpen om de transitie in gang te zetten. Wat we echter vooral niet moeten doen, is zoete broodjes bakken over wat ons te wachten staat. Er is onvoorstelbaar veel werk aan de winkel en het is geenszins duidelijk of we in staat zullen zijn de trend op tijd te keren.

De duurzaamheidstransitie gaat hoe dan ook pijn doen, op vele fronten moeten offers worden gebracht. Dat ontkennen, maakt het probleem alleen maar groter. Inzetten op draagvlak voor duurzaamheid vanuit een business case-optiek is mensen voor de gek houden. Dat gaat zich onherroepelijk wreken als we iedereen nodig hebben voor echte oplossingen.

Lars Moratis en Frans Melissen zijn beide lector op het gebied van duurzaamheid aan Breda University of Applied Sciences.

 

[1] ‘Overheid benadert verduurzaming te negatief’, Het Financieele Dagblad, 1 november.

 

Foto: tamasmatusik (Flickr Creative Commons)