Vaker seksueel geweld bij mensen met beperking

Ernstige vormen van seksueel geweld komen bij mensen met een beperking vaker voor. Dat blijkt uit onderzoek van  RutgersWPF en Movisie, waarover Het Journaal en De Telegraaf afgelopen weekend berichtten. De onderzoekers zelf betogen hieronder dat dat vraagt om meer openheid over seksualiteit en betere voorlichting aan mensen met een beperking.

Voor het onderzoek vulden mensen met een lichamelijke of zintuiglijke beperking een digitale vragenlijst in, terwijl mensen met een verstandelijke beperking persoonlijk werden bevraagd.

Het onderzoek toont aan dat mensen met een verstandelijke beperking veel meer risico lopen. 72 procent van de vrouwen en 44 procent van de mannen met een verstandelijke beperking heeft een of andere vorm van seksueel geweld meegemaakt, variërend van een kwetsende aanraking tot verkrachting. Voor mensen zonder beperking zijn deze cijfers respectievelijk 56 en 21 procent. Bij mensen met een verstandelijke beperking is de ernst van het seksuele geweld ook groter dan onder de rest van de bevolking: maar liefst 23 procent van deze vrouwen is wel eens verkracht (12 procent voor de algemene bevolking). Van de mannen met een beperking zegt 7 procent wel eens verkracht te zijn (3 procent algemeen).

Onder de mensen met een lichamelijke of zintuiglijke beperking was het percentage dat ervaring heeft met seksueel misbruik ongeveer even hoog als of zelfs wat lager (vrouwen met een visuele beperking) dan onder mensen zonder beperking. Maar daar staat tegenover dat zowel vrouwen als mannen met een lichamelijke beperking veel vaker ernstige vormen van seksueel geweld hadden meegemaakt. Maar liefst 21 procent van de vrouwen met een lichamelijke beperking had een verkrachting meegemaakt en 5 procent van de mannen.

De plegers van seksueel geweld zijn meestal bekenden
Een deel van het seksuele geweld heeft zich in de jeugd afgespeeld. Voor mensen met een lichamelijke of zintuiglijke beperking is dat meer dan de helft, voor mensen met een verstandelijke beperking iets minder dan de helft. De plegers zijn meestal mannen en bekenden van het slachtoffer. Bij vrouwen zijn het vaker partners, familieleden en kennissen; bij mannen vaker medecliënten (mensen met een verstandelijke beperking) en bekenden uit de niet-intieme kring. De meeste slachtoffers ondervinden op korte of lange termijn klachten van wat hen is aangedaan, met name als het geweld ernstiger is geweest duren deze klachten langer.

Aan het onderzoek deden 1872 mensen mee, ruim de helft hiervan waren mensen met een beperking. Daarnaast werden ook hulpverleners en familieleden bevraagd. Opmerkelijk was dat daarbij duidelijk werd dat een aanzienlijk deel van zowel verwanten als professionals niet weet dat er sprake is geweest van seksueel geweld, zelfs niet als dit ernstig was. Van de professionals meent bijvoorbeeld dat niet 23 maar slechts 8 procent van de vrouwen met een verstandelijke beperking ooit is verkracht.

Ondervraagden: betere voorlichting zou helpen
Volgens de ondervraagden zou het helpen wanneer mensen met een beperking betere voorlichting en begeleiding krijgen over relaties, intimiteit en seksualiteit. Daarmee wordt hun weerbaarheid groter. Zowel ouders als professionals moeten weten hoe ze die voorlichting en begeleiding moeten geven, en ze moeten daarover op hun beurt dus weer goed geïnformeerd worden. Het bespreken van seksualiteit en seksueel geweld moet een vast onderdeel zijn van het zorgplan. Cliënten moeten regelmatig bevraagd worden op welbevinden en gevoelens over de intieme relaties die ze onderhouden.

En ouders en hulpverleners moeten wat de ondervraagden betreft goed opletten en luisteren. Mensen willen zich heel graag serieus genomen voelen. Zoals iemand het formuleert: ‘De groepsleiding gelooft mij niet als ik zeg dat die jongen weer zijn piemel heeft laten zien. Ze moeten mij geloven en opletten.’ Dat moet dan wel verankerd worden in het beleid van instellingen die zorg bieden aan mensen met een beperking.

Positieve seksuele beleving moet niet in het nauw komen
Op scholen voor speciaal onderwijs kan heel goed seksuele voorlichting op maat gegeven worden, te beginnen in de laagste klassen van het onderwijs. Wij voegen daar aan toe dat de aandacht voor seksueel geweld en de noodzaak van preventie er niet toe moeten leiden dat een positieve seksuele beleving in het nauw komt. Het feit dat mensen met een beperking slachtoffer kunnen worden van seksueel geweld leidt er niet zelden toe dat mensen afgeschermd worden. Dan bepalen professionals en/of ouders bijvoorbeeld of mensen met een beperking in staat zijn tot seksueel contact, en met wie, in plaats van dat ze dat zelf beslissen. Maar kwetsbaarder zijn voor seksueel geweld betekent nog niet dat het gerechtvaardigd is om seksuele expressie te ontkennen. Nog al te vaak moet voor het recht op seksualiteit van mensen met een beperking gestreden worden.

Willy van Berlo is werkzaam bij Rutgers WPF (voorheen Rutgers Nisso Groep) en Nico van Oosten bij Movisie. Van Berlo was projectleider/onderzoeker en Van Oosten onderzoeker van ‘Beperkt weerbaar. Een onderzoek naar seksueel geweld bij mensen met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking’.