Pleidooi voor ouders

Eerder bekritiseerde Mieke van Stigt de moraalpedagogen die zonde en verval prediken. Ze verwees daarbij naar het boek Het verwende kind syndroom van Willem de Jong. De auteur vond dat de columniste zijn boek eerst maar eens moest lezen. Maar kritiek blijkt ook mogelijk ná lezing van zijn boek.

Uiteraard las ik De Jongs boek, hoofdstuk na hoofdstuk. Wat opviel, is dat een duidelijke definitie van het Verwende Kind Syndroom geheel ontbreekt: wat is dat syndroom nou precies: slaat het op het kind zelf, op de ouders of op de samenleving als geheel? Als lezer blijf je in het ongewisse. De meest duidelijke omschrijving was: ‘Problematisch verwende kinderen krijgen te veel, te snel en te lang.’ (p.31) Maar van wat te veel? Wat is te snel? Wanneer is te lang? Daarop krijg je geen antwoord. En nergens zag ik harde cijfers, nergens een onderbouwd onderzoek naar wat het VKS is, hoe dat onderzocht wordt.  Of – zoals ik al schreef -  een onderzoek naar de omvang van het probleem: om hoeveel kinderen gaat het en hoe onderzoek je dat?

Waarom er sprake is van morele paniek

Het woord ‘syndroom’ en de vage duiding dat het om veel ouders, of veel kinderen gaat, wijzen eerder in de richting van morele paniek: er is in moreel opzicht iets mis met de samenleving, en dat komt door de opvoeding. In zijn repliek maant De Jong mij om eens te gaan praten met leerkrachten, winkeliers, treinconducteurs, stewardessen en bioscoopeigenaren. Wat zullen zij me vertellen? Dat zij te maken hebben met problemen van openbare orde. Dat is zorgelijk genoeg, maar in hoeverre kunnen ouders dat oplossen? En hoe? Wie wel eens naar programma’s als Blik op de weg kijkt, ziet dat zelfs de politie in Nederland liever praat en vriendelijk blijft dan streng optreedt. Ze leggen liever uit en doen een beroep op redelijkheid en goede wil. Daarmee sluiten ze aan bij de eisen van deze tijd, van deze samenleving. Datzelfde geldt voor de opvoeding: als ouder doe je voortdurend een beroep op het kind om redelijk te blijven en de situatie leuk te houden. Een harde aanpak is daarbij niet productief: juist streng opgevoede kinderen kunnen zich niet staande houden in deze samenleving en vertonen eerder gedragsproblemen.[1]

Het ontbreken van duidelijke richtlijnen en het voortdurende beroep op redelijkheid en zelfsturing zorgen voor veel onzekerheid en spanningen tussen burgers. Geen wonder dat er vaak naar anderen wordt gewezen. En geen wonder dat men zich liever gezamenlijk druk maakt over (andere) ouders die niet kunnen opvoeden, ook al is dat op niets gebaseerd.[2] Dat schept in ieder geval een prettig gevoel van consensus en overzichtelijkheid. Daarbij kan de aanvoerder van de morele paniek ook gezien worden als een dominee, die de samenleving voorhoudt dat wij allen zondig zijn (maar anderen net iets meer) en hoe wij moeten leven. Niet dat het helpt, maar we voelen ons dan weer iets beter. Maar met wetenschap heeft dat alles niets te maken.

De Jong verwijst naar internationaal onderzoek. En inderdaad, bovenstaande thematiek komt ook in de ons omringende landen voor. Echter, niet zozeer problematische verwenning is een internationaal fenomeen, maar de morele paniek daarover. Dat kun je met net zoveel stelligheid en met verwijzing naar dezelfde internationale literatuur (Furedi, Winterhof, etc.) beweren. Juist omdat ik vermoed dat die auteurs net zo vaag over cijfers en onderzoek zijn als De Jong zelf.

Er is een kloof tussen ouders en het onderwijs

Wat niet wegneemt, dat veel leerkrachten wel degelijk gevallen van problematische verwenning herkennen. Maar dat zegt ook veel over de zware taak die zij hebben en de vaak moeizame relatie met ouders. Deze kloof tussen ouders en onderwijs is van alle tijden – lees voor de aardigheid eens Ciske de Rat. Veel conflicten tussen docenten/leerkrachten en ouders hebben te maken met klassenverschillen: met name ouders die veel lager (of tegenwoordig: veel hoger) zijn opgeleid, komen in conflict met de leerkracht. En juist omdat de huidige kinderen allemáál in het onderwijs zitten – gemiddeld tot hun 21e – vind je in het onderwijs de spanningen uit de hele samenleving terug.

En juist daarom is het boek van De Jong zo schadelijk: het gaat aan die maatschappelijke oorzaken voorbij en suggereert dat de primaire oorzaak van de problemen bij de ouders ligt. Daarmee geeft hij  met name aan leerkrachten een denkkader (frame) dat hun waarneming zal beïnvloeden: een kind dat zich niet goed gedraagt is algauw een problematisch verwend kind. Ouders die niet meewerken,  het niet eens zijn met de leerkracht of om welke reden dan ook vechten voor hun kind, zijn ineens hyperouders  of helikopterouders. Terwijl je, ontdaan van alle moraliteit, alleen kan vaststellen dat een kind moeite heeft met grenzen. En dat ouders daar óók mee worstelen. Of dat er sprake is van een communicatieprobleem tussen ouders en leerkracht.

Maar de oorzaak daarvan ken je daarmee nog niet. Evenmin als de beweegredenen of de achtergrond van de worstelingen van de ouders. Een boek als Het Verwende Kind Syndroom is geen uitnodiging tot onbevooroordeeld kijken naar ouders en kinderen, geen begin van een gelijkwaardige dialoog. Framing van docenten tegen ouders is het laatste wat we nodig hebben, juist gelijkwaardige communicatie tussen ouders en docenten is nodig. En respect voor elkaars enorm zware taak. De kans dat dit boek de ouders waarover het pretendeert te gaan, zal bereiken, acht ik zeer klein. Welke ouder voelt zich terecht aangesproken?

Ouders doen tegenwoordig juist meer dan ooit aan opvoeden

Het is jammer dat De Jong van dit alles niets begrijpt. Hij ‘propageert dat ouders zich meer gaan verdiepen in de opvoeding’. Een beetje onderzoek naar hedendaags ouderschap zou hem leren dat ouders dat tegenwoordig méér doen dan ooit, juist omdat opvoeden in deze tijd zo’n helse klus is. En dat ze méér tijd in de opvoeding steken dan de generatie ouders vóór hen deed. De belangrijkste taak voor ouders is dat je goed in contact blijft met je kind/puber.  Daarmee geef je de basis van veilige binding en hoop je het kind te begeleiden naar zelfsturing. Die taak is heel lastig te combineren met het bieden van grenzen. Ouders kunnen daar best wat hulp bij gebruiken, maar vooral begrip. Mijn suggestie aan De Jong is om wat minder met stewardessen, en wat meer met ouders zelf te gaan praten.

Mieke van Stigt is socioloog en pedagoog en columnist van socialevraagstukken.nl

 

Aanbevolen literatuur:

SCP: Gezinsrapport 2011.

Christien Brinkgreve: Het verlangen naar gezag (Atlas/Contact 2012)

Martine Borgdorff: Ruimte voor ouders (SWP 2012)

 

Noten:


[1] Zie bijvoorbeeld het onderzoek van Marsman: http://www.umcn.nl/OverUMCstRadboud/NieuwsEnMedia/archief/2013/Maart/Pages/Gedragsproblemenjongeren.aspx

[2] Zie het onderzoek van Bas Levering en Stefan Ramaekers (in Pip nr 60) , zie Martine Borgdorff, zie Gezinsrapport 2011, etc. etc. etc.