Politiecijfers over verward gedrag zijn onbruikbare vergaarbak

Met enige regelmaat duiken er in de media alarmerende berichten op over ‘verwarde mensen’ of mensen met ‘verward gedrag’. Als argeloze mediaconsument kun je gemakkelijk de indruk krijgen dat verward gedrag een groeiend maatschappelijk probleem is. Maar de op het eerste gezicht heldere cijfers blijken in de praktijk helemaal niet zo eenduidig.

Begin dit jaar was het weer raak. Uit berichtgeving van NRC Handelsblad bleek dat de politie in 2018 maar liefst 90.000 keer melding had gemaakt van verwarde mensen; een verdubbeling in acht jaar. De krant deed er nog een schepje bovenop in het bericht: ‘Dagelijks rukken agenten uit voor “kwetsbare mensen die de grip op hun leven dreigen te verliezen”: van de psychiatrisch patiënt die naakt op straat loopt tot de vrouw die stemmen hoort in haar hoofd en ’s nachts de buren schreeuwend wakker houdt’ (Kuiper 2019).

De echte wereld achter deze verontrustende politiecijfers blijkt een stuk ingewikkelder. Anne-Marie van Bergen van Movisie noemt het politiebestand ‘een vergaarbak’. ‘Het laat alleen zien van hoeveel mensen de politie last heeft. Voor het vinden van oorzaken heeft het bestand geen enkele waarde.’

Politie relativeert cijfers

De politie is zelf de eerste om de eigen cijfers te relativeren. In reactie op een Wob-verzoek (aanvrager onbekend) van april 2018, schrijft de toenmalige korpschef dat de term ‘personen met verward gedrag’ een ‘zeer brede term is’ waarvan de classificatie gebaseerd is op de waarneming van de betreffende politieambtenaar, ‘wat niet wil zeggen dat de persoon door de ggz is gediagnostiseerd als “verward persoon” ofwel dat de persoon aan een psychische stoornis lijdt’.

Verward gedrag kan allerlei achtergronden hebben. Het kan gaan om gedrag dat voortkomt uit incidenteel maar overmatig drank- of drugsgebruik, om privéomstandigheden en de reactie daarop of om mensen met een verstandelijke beperking die zich onaangepast gedragen. Het kan ook gaan om iemand die een epilepsieaanval krijgt, om een diabeticus met een hypo of om een dementerende persoon die de weg kwijt is.

Wat al die verwarde mensen gemeen hebben, is dat politieambtenaren er zogeheten E33-meldingen van maken, die in een database terechtkomen en door de media als ‘verward gedrag’ worden gelabeld.

De omgeving bepaalt of iemand verward is

En om het nog wat ingewikkelder te maken: verward gedrag wordt ook bepaald door de context en de tijd waarin we leven; de omgeving bepaalt of iemand verward is. De enorme groei van het aantal mensen met verward gedrag zegt dus iets over het ongemak dat wij ervaren met mensen die in onze ogen normoverschrijdend gedrag laten zien.

Het laat zien dat we ons onveiliger voelen bij dat gedrag, dat we niet weten hoe we het tegemoet moeten treden. Van Bergen: ‘In de betrekkelijk besloten gemeenschappen van vroeger waren mensen met verward gedrag vaak bekenden, dus mensen voelden zich er niet onveilig bij en wisten wat ze konden doen. Nu voelen we ons handelingsonbekwaam.’

Politie moet preciezer registreren

We moeten het doen met de onvolkomen politiecijfers. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verzamelt geen eigen data van incidenten van mensen met verward gedrag. Het CBS houdt het aantal politiemeldingen van verward gedrag, inclusief de achtergrond van de verwarde personen, keurig bij in een databestand, maar het baseert zich daarbij op cijfers van de politie.

Onder professionals bestaat dan ook een grote behoefte aan geharmoniseerde data. Bauke Koekkoek, lector Onbegrepen gedrag, Zorg en Samenleving bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) en auteur van Verward in Nederland, pleit ervoor dat de politie preciezer gaat registreren. ‘Dat is voor een preventieve aanpak op de langere termijn dringend nodig.’

Minder ggz-bedden verklaart slechts 10 procent van de meldingen

Een verband tussen de (vermeende) toename van het aantal verwarde personen en de afbouw van de intramurale zorg in de ggz ─ vaak gesuggereerd ─ is er niet. Landelijk groeit het aantal mensen dat in een ggz-instelling woont sinds 2000 onafgebroken en dit bereikte de top in 2012. Toen steeg het aantal E33-registraties van de politie al volop. Volgens Koekkoek is slechts 10 procent van de toename van meldingen van verwarde personen te verklaren uit de afname van ggz-bedden.

Duiding van de cijfers leveren het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Trimbos-instituut. Uit onderzoek van het RIVM naar de politiecijfers (Verward gedrag nader bekeken: analyse van E33- en E14-meldingen in de politieregistratie) blijkt dat van de in totaal 80.000 meldingen in 2016, ruim 61.000 meldingen zijn te herleiden tot bijna 34.000 unieke personen.

Voor een groot aantal personen zijn meerdere meldingen gedaan

Dit betekent dus dat voor een groot aantal personen meerdere meldingen zijn gedaan. Het RIVM noemt het daarnaast ‘opvallend’ dat 66 procent van de 61.000 meldingen is toe te schrijven aan een relatief kleine groep van 13.000 bekende personen. Ruim de helft van de personen met geregistreerd verward gedrag is tussen de 30 en 60 jaar en bijna twee derde is man.

Dit is het relatief goede nieuws. Het slechte nieuws is dat veel mensen met verward gedrag (het RIVM noemt geen aantallen) niet met de politie in aanraking komen, dus ook niet worden geregistreerd. Daarnaast worden personen met verward gedrag die óók een strafbaar feit plegen, onder een andere code geregistreerd. Ook dit is een indicatie voor onderregistratie, al geldt ook hier dat niet bekend is om hoeveel mensen het gaat.

Het Trimbos-instituut wijst er in ‘Verwarde personen’ of ‘mensen met een acute zorgnood’? (2016) op dat zogeheten verdiepingsstudies laten zien dat ‘in een minderheid van de gevallen daadwerkelijk sprake blijkt te zijn van overlast; in circa de helft van de gevallen blijkt bij nadere beschouwing geen sprake te zijn van “verwardheid”.’ In een minderheid van de gevallen is sprake van een hulpvraag en bij circa een kwart tot een derde van de gevallen is er een vermoeden van psychische problematiek.

Concentratie van mensen met verward gedrag in de huursector

Er is één sector waar een concentratie is van mensen met verward gedrag: de sociale huursector. Dat blijkt uit onderzoek van RIGO, Veerkracht in het corporatiebezit. Kwetsbare bewoners en leefbaarheid (2018). Van een diverse en gemêleerde huursector is allang geen sprake meer. De sociale huurvoorraad is het domein van de laagste inkomens geworden: sinds 2006 vormt de 20 procent laagste inkomens de grootste groep van de sociale huurwoningen.

Volgens RIGO heeft een groot deel van deze groep lichamelijke of psychische gezondheidsproblemen en ontbreekt inkomen uit betaalde arbeid. ‘De toename van deze groepen in buurten gaat vaak samen met een verslechtering van de leefbaarheid. Vooral de overlast neemt er toe en dat is in het bijzonder merkbaar in (delen van) buurten waar het aandeel corporatiewoningen groter is dan 67%’ (zie onderstaande graphic, overgenomen uit het RIGO-rapport).

Conclusie: onbruikbare vergaarbak

De landelijke politieregistratie van mensen met verward gedrag is een onbruikbare vergaarbak van cijfers.

  • De vermindering van het aantal ggz-bedden verklaart slechts voor een klein deel de (vermeende) toename van mensen met verward gedrag.
  • Een kleine groep mensen is ‘verantwoordelijk’ voor ongeveer twee derde van de politieregistratie over verward gedrag’.
  • In wijken met veel sociale huurwoningen groeit de problematiek van mensen met sociaal-psychische problemen.

Han van de Wiel is journalist. Dit artikel staat in het binnenkort te verschijnen zomernummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Dit nummer wordt gepresenteerd  op 20 juni tijdens het Actualiteitencollege De Verwarring Voorbij bij de Hogeschool InHolland in Haarlem.

 

Foto: Ayo Ogunseinde via Unsplash