Professionals minder positief over City Deals dan onderzoek laat zien

De experimenten met de City Deal Inclusieve stad zijn minder positief dan uit een rapport van het Verwey Jonker Instituut blijkt. Professionals worstelen meer dan dit onderzoek laat zien.

Recent verscheen het rapport Doen wat nodig is voor inwoners’. Ervaringen uit de City Deal Inclusieve Stad’ van het Verwey Jonker Instituut (maart 2018). Het betreft een onderzoek naar maatwerkexperimenten binnen vijf steden (Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht en Zaandam) die deelnamen aan de City Deal Inclusieve Stad.

In de periode 2016 tot en met juni 2017 zijn in deze plaatsen maatwerkexperimenten uitgerold om het transformatieproces naar gemeenten in versnelling te brengen zoals: een betere aanpak van schulden, de brede geldstroom (een integraal budget) waaruit ondersteuning betaald kan worden, grotere handelingsruimte voor professionals en professionalisering van het wijkteam.

De City Deal Inclusieve Stad beoogde een bijdrage te leveren aan het oplossen van knelpunten in de uitvoering bij gemeenten, rijksinstanties, het integraal ondersteunen van inwoners op onder andere de gebieden van wonen, werk en inkomen en beoogt het kostenbewustzijn onder sociaal werkers te vergroten.

Vooral bij de meest kwetsbare inwoners, voor wie meedoen niet vanzelf gaat en daar ondersteuning bij nodig heeft, heeft de City Deal ingezet op het organiseren van mogelijkheden voor maatwerk en flexibiliteit binnen de eigen gemeentelijke organisatie, de landelijke kaders, maar ook bij de verschillende uitvoerende instanties. Zodat sociaal werkers volgens het motto van de City Deal-aanpak ‘doen wat nodig is’.

Verwey Jonker toont een rooskleurig beeld van de aanpak

Het visiedocument uit 2016 (‘Doen wat nodig is’) kwam na een inventarisatie van honderd casussen met twee kernobservaties. Ten eerste de ondersteuningsparadox: het systeem werkt te versnipperd en zorgt daardoor voor nieuwe knelpunten, en ten tweede de onmogelijkheid van maatwerk. Deze analyse werd gevolgd door de opzet van maatwerkexperimenten, en dat leverde hooggespannen verwachtingen op.

Het onderzoek van Verwey Jonker toont een rooskleurig beeld over de gekozen aanpak: cliënten zijn tevreden, voor sociaal werkers wordt het werk effectief, uitdagend en bevredigend en er ontstaat een verhoogd kostenbewustzijn bij sociaal werkers. En zo gaat het nog even door.

Ons beeld sluit daar niet bij aan

Vanuit signalen die wij uit de praktijk opvangen, in Enschede - één van de deelnemende steden binnen de City Deal -, en aan de hand van praktijkgericht onderzoek krijgen we een beeld dat daar niet geheel bij aansluit.

Er is ontegenzeggelijk een verandering op gang gekomen, niet alleen met de transitie, maar ook met maatwerkexperimenten die ruimte geven aan een lerende praktijk en lef mogelijk maken om het anders te gaan proberen. Maar waar men leert, schuurt het ook. Juist dat ‘schurende element’ van onzekerheid en twijfel om vervolgens tot nieuwe inzichten te komen, daarin geeft het rapport nauwelijks inzage.

Knelpunten van sociaal werkers zijn nauwelijks uitgewerkt

Waar we een vraagteken bij plaatsen is dat knelpunten van sociaal werkers nauwelijks zijn uitgewerkt. In aantal zijn het er behoorlijk wat, maar deze zijn summier beschreven en hebben geen plek gekregen in de algehele conclusie van het rapport. Jammer, want juist in een lerende praktijk brengt twijfelen en het stellen van vragen je verder.

Een voorbeeld. Net als Verwey Jonker zagen ook wij een verhoogd kostenbewustzijn bij professionals dankzij de City Deal. Maar het is wel onwennig voor ze om dit aspect goed mee te wegen. Zij weten enerzijds niet hoe en in welke situaties financiën van doorslaggevend belang moeten zijn óf juist niet moeten zijn. Anderzijds zorgt het nieuwe kostenbewustzijn voor nieuwe frustraties over waarom zaken op deze wijze zo georganiseerd zijn en voelen ze zich meer onmachtig om dit op een goede wijze aan te pakken en om te buigen. Daar mag wel meer aandacht voor zijn.

Wat leren mensen ervan als ze vroeg geholpen worden?

Een ander voorbeeld is dat van een jonge wijkcoach die aangaf aan ‘het goed te kunnen begrijpen’ dat met de inzet van een brede geldstroom, en het eerder ingrijpen bij de meest kwetsbare groep met veel problemen, meer en hogere maatschappelijke kosten konden worden voorkomen.

Maar, zo gaf hij aan, als we deze groep steeds eerder gaan ‘redden’, welk effect heeft dat dan op deze groep? Een mogelijk effect hiervan is dat hulpvragers er niets van leren en daardoor telkens weer opnieuw in de problemen komen.

En wat betekent dat? Moet ik (als sociaal werker) mij überhaupt ‘druk’ maken over het leereffect bij mensen of moet ik ‘gewoon’ mensen redden? En hoe verhoudt het sneller redden en regelen van zaken voor mensen zich met de opdracht van het versterken van zelfredzaamheid? Wanneer moet ik dit nu wel doen en gebruikmaken van dit budget om zaken te regelen en wanneer is het goed om mensen te laten vertrouwen op hun ‘eigen kracht’.’

Voornamelijk positieve quotes in rapport van Verwey Jonker

Een ander vraagteken plaatsen we bij een opvallend verschil tussen twee hoofdstukken in het rapport van Verwey Jonker. In het ene hoofdstuk wordt ingegaan op de ervaringen van 59 cliënten en 45 sociaal werkers; van deze in totaal 104 respondenten valt echter geen enkele quote te lezen. Waarom niet? Zijn kritische geluiden uit deze groep, twijfels van sociaal werkers of minder positieve ervaringen buiten het rapport gehouden?

In het andere hoofdstuk, dat verslag doet van ervaringen van tien mensen uit de projectgroep, is daarentegen zeer uitvoerig gebruik gemaakt van citaten. In omvangrijke, positief getinte quotes is het belang en de urgentie van de maatwerkexperimenten beschreven. Dit roept vraagtekens op: waarom krijgt de kleine groep respondenten (n = 10) veel meer ‘voice’ toebedeeld dan de veel grotere groep cliënten en sociaal werkers (n = 104).

Geen leerpunten voor professionals

Een gemiste kans is dat de evaluatie van de maatwerkexperimenten in het rapport van Verwey Jonker onvoldoende omschreven is vanuit een veranderingsperspectief gericht op het handelen van professionals. Die verandering is er, maar is ondanks de interviews met een ruime hoeveelheid professionals en een grote hoeveelheid cases onvoldoende naar voren gebracht.

Daarbij zijn geformuleerde leerpunten enkel in de richting van beleidsmakers/projectleiders geformuleerd en niet op het niveau van de uitvoerende professionals.

Doordat de knelpunten die de professionals hebben genoemd onvoldoende zijn uitgewerkt, zijn er ook geen leerpunten geformuleerd en dat is jammer. De professie van social work heeft dat nodig, juist op basis van dergelijke mooie lerende prakijken.

Auteurs trekken te sterke conclusies

Bij de gekozen onderzoeksopzet passen heel voorzichtige en genuanceerde uitspraken. De auteurs trekken naar ons idee te sterke conclusies die onvoldoende te verantwoorden zijn op basis van dit onderzoek.

Een sterk punt van experimenten als de City Deals is het inrichten van de lerende praktijk, maar juist het leereffect voor het sociaal werk waarbij aandacht is voor positieve punten én knelpunten - is onvoldoende bediscussieerd in dit rapport.

Nicole Ketelaar en Jack Swart zijn respectievelijk onderzoeker en lector Social Work aan de Saxion Hogeschool in Enschede.

Een reactie op dit artikel van het Verwey-Jonker Instituut vindt u hier