RECENSIE De wereld volgens Piketty

De nieuwe ‘Piketty’ vereist geduld, maar is een magistraal werk dat inzicht biedt in de geschiedenis van ongelijkheid en een bescheiden agenda voor ‘participatief socialisme’ in de 21e eeuw.

Vertrouw niet op de kleine kaste van economische experts. Dat zegt Thomas Piketty aan het slot van zijn nieuwste boek Capital et Idéologie, Kapitaal en ideologie. Je hebt er dan welgeteld bijna twaalfhonderd bladzijden op zitten. Aan ambitie ontbreekt het hem niet. Met als resultaat een kaleidoscopisch werkstuk. Geen puur economisch handboek zoals zijn vorige werk, Le Capital au XXIe siècle ofwel Kapitaal in de 21ste eeuw. Dat was een bestseller, die in veertig talen, in een oplage van meer dan 2,5 miljoen is verkocht, waardoor hij een soort rockster is geworden.

Voor Piketty is sociale ongelijkheid geen onveranderlijk natuurverschijnsel. Van Marx moet hij niet zoveel hebben, want die zag de productieverhoudingen als doorslaggevende factor. Piketty, daarentegen, is een idealist. Dat zal hem door zijn collega-economen wel worden aangewreven. Men zal hem te politiek vinden, of zeggen dat hij zijn vak niet serieus neemt.

Veelvormige geschiedenis

Piketty laat zien dat na de Franse Revolutie van 1789 vooral de heilige status van eigendom werd vastgepind, in plaats van de beroemde ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. Zo kon de negentiende eeuw in Europa de eeuw worden van de concentratie van vermogens bij weinigen. Hij noemt dat de propriëtaristische maatschappij, die aan het eind van de negentiende eeuw uitgroeide tot het kapitalisme, met zijn ontwikkeling van industrie en bankwezen en grove exploitatie van koloniën. De passages over kolonialisme en slavernij in dit boek zijn indrukwekkend.

Aan het eind van de negentiende eeuw, tot vlak voor de Eerste Wereldoorlog bereikt de economische ongelijkheid in Europa een hoogtepunt of eigenlijk dieptepunt (toen de rijkste 1 procent eigenaar was van 55 procent van het nationale vermogen). De twintigste eeuw is die van groei naar grotere gelijkheid, als gevolg van sociale strijd. Wereldoorlogen kalfden grote vermogens af, inflatie en fiscale maatregelen hielpen een handje mee.

Maar het voornaamste: er heerste een vertrouwen in sociaal-democratische ideeën, zowel in Europa als in de Verenigde Staten. Iedereen schijnt vergeten te zijn dat juist de Verenigde Staten en Groot-Brittannië tot 1980 de hoogste belastingtarieven kenden (80 tot 90 procent). Daar was jarenlang weinig kritiek op, tot Reagan en Thatcher de bijl erin zetten om ondernemingen meer groeikansen te bieden.

Omdat het communisme ongeveer gelijktijdig instortte, was de overwinning van het vrijemarktdenken totaal. Sindsdien kennen we het neoliberalisme als dominante ideologie, met ongelijkheden die toe groeien naar die van rond 1900. Dit hyperkapitalisme bedreigt intussen ook onze democratische staatsvormen in het Westen.

Westerse bril af

Piketty doet een heuse poging om de wereld buiten Europa recht te doen door zijn westerse bril af te zetten.

Hij besteedt veel aandacht aan India, de grootste democratie ter wereld. Hij constateert dat in Zuid-Afrika na de apartheid de ongelijkheid eerder toe- dan afneemt. Het ANC werkte niet aan herverdeling, behalve voor het eigen kader. Landhervormingen bleven uit (het Westen steunde de witte boeren intensief). In China is sinds 1978 een gemengde economie opgezet, met als gevolg dat de ongelijkheid in het communistische land qua inkomens en vermogens bijna even groot is als in de Verenigde Staten, in elk geval groter dan in Europa.

Ook Rusland komt aan de beurt. Piketty beschrijft hoe de privatiseringsvouchers die elke Rus in 1991 kreeg, konden terechtkomen in handen van enkelen – de latere oligarchen – want de arme Russen leden onder hevige inflatie (2500 procent) en moesten die dingen wel verkopen. Rijke kinderen van die handige Russen met hun megavermogens hoeven straks geen erfbelasting te betalen, want die kent Rusland niet. En verder heeft Rusland een vlaktax en is het nu een paradijs voor de happy few. Die ook nog eens hun vermogens beleggen in een van de vele belastingparadijzen of in onze voetbalclubs.

Grote lijnen

Ondanks de enorme variatie in machtssystemen over de hele wereld, ziet Piketty enkele grote lijnen.

Na de Tweede Wereldoorlog waren de sociale successen in het Westen enorm geweest. Jongeren uit lagere-inkomensgroepen konden aan de universiteit studeren. Staten ontwikkelden via progressieve belastingen hun capaciteit om zorg en zekerheid te organiseren voor grote groepen inwoners (de verzorgingsstaat).

Rond 1980 bezat de 1 procent rijksten (in Frankrijk) nog maar 20 procent van alle vermogen, tegen 55 procent in 1900. Tussen 1950 en 1980 was er niet eerder zo’n beperkte ongelijkheid. En daarmee samenhangend groeide de economie. Grotere gelijkheid steunt groei. Ongelijkheid remt. Naast historische voorbeelden laten Scandinavische landen dit ook zien.

Toen de politieke omslag rond 1980 kwam, stond de sociaal-democratie met een mond vol tanden. (Of schudde haar ideologische veren af.) De sociaal-democratische partijen waren geleidelijk veranderd in partijen van de gediplomeerden in plaats van de sociaal-economisch zwakkeren. ‘Hooggeschoold’ links werkte soms in coalities samen met commercieel liberaal rechts. Het elitaire politieke optreden van deze partijen leidde steevast tot een reactie daarop: het populisme.

Populisme is onbruikbare term

Piketty vindt die term onbruikbaar: die leidt tot het eind van elk democratisch debat en onder de vlag ervan opereren groepen die sociaal-economisch recht tegenover elkaar staan. Zoals SP versus PVV in Nederland, La France Insoumise versus Rassemblement National (voormalig Front National) in Frankrijk. Hij prefereert de term ‘nativisme’.

Nativisme rust op de verbondenheid binnen gesloten grenzen van het eigen land, compleet met het weren van immigranten. En nativisten zoals van de PVV en Forum voor Democratie en Rassemblement National hebben alleen oog voor het eigen volk. Zij zijn in hun partijen of in landen als Polen en Tsjechië graag bereid bijvoorbeeld de kinderbijslag te verhogen, maar zijn volgens Piketty niet echt bezig met herverdeling van inkomen en vermogen. Populistisch links heeft daar wel wat mee. De veranderingen in het politieke krachtenveld die je nu overal ziet, worden door Piketty met zeer veel electorale gegevens onderbouwd. Het moet gezegd: Piketty toont aan wat hij beweert.

Elementen van participatief socialisme

De laatste honderd bladzijden trekt Piketty zijn conclusies, die trouwens in de eerste elfhonderd pagina’s al flink doorschemeren (vandaar zijn aanbeveling wel alles te lezen). Hij eindigt zijn lange relaas in bescheidenheid: hij zegt de wijsheid niet in pacht te hebben en zet alleen wat elementen op een rij van participatief socialisme in de 21e eeuw (zo noemt hij zijn ideaal).

De meest centrale elementen daarvan zijn:

-           tijdelijk eigendom in plaats van absoluut en eeuwigdurend recht daarop, dus aftoppen van megavermogens;

-           gemeenschappelijk beheer van ondernemingen (waarvoor een aanzet in het Rijnlandse model is geleverd, in Duitsland);

-           progressieve belasting op inkomen, vermogen en erfenis; met name vermogens moeten worden aangepakt, want die zijn het ongelijkst verdeeld;

-           een kapitaaldotatie (sociale erfenis) voor 25-jarigen (van 60 procent van het gemiddeld vermogen);

-           (progressieve) belasting op koolstofdioxide;

-           echt gelijke onderwijskansen in plaats van het huidige hypocriete meritocratische verhaal.

Om deze doelen in zicht te krijgen, moeten vrijhandelsverdragen worden herzien, grondwetten worden herschreven. In een voetnoot schrijft hij zelf een tekstje daarvoor.

Je moet wel geduld hebben voor dit leesavontuur, van grafiekjes én van literatuur houden, want ook die slaat hij niet over. Piketty vindt dat kennis ontstaat door geschiedenis, filosofie, literatuur, sociologie, politiek en economie te kruisen. Daar komt nog eens bij dat Piketty regelmatig zinnen van zes regels en meer dan 50-60 woorden produceert. Die moet je dan in stukken hakken en nog eens herlezen om te zien waar hij heen wil. Dat mag niet verhinderen dat het een magistraal werk is dat echt inzicht biedt in maatschappijen zoals de onze, en die van onze nabije en verre buren. Een megaprestatie.

Jan van Eeden is socioloog, boomer en oud-wethouder Sociale Zaken.

 

Foto: Central European University (Flickr Creative Commons)