RECENSIE Vlaanderen is Nederland niet – Kanttekeningen bij Autoriteit van Paul Verhaeghe

Autoriteit, het nieuwe boek van Paul Verhaeghe, kreeg in de media een welkome ontvangst. Zijn kritiek op het tanende gezag in opvoeding, onderwijs en samenleving vielen ook in Nederland goed. Net als de remedie – een nieuwe autoriteit van onderop. Bas Levering heeft meer dan één aanleiding om een ander geluid te laten horen.

De eerste aanleiding voor dat andere geluid komt uit pure verontwaardiging voort, ik geef het zonder enige schroom toe. Hoe kan het bestaan dat iemand een boek over zo’n onderwerp schrijft zonder één enkele pedagoog of pedagogische theorie te raadplegen? Maar ook hem niet-vertrouwde disciplines die hij wel in zijn betoog betrekt, komen er heel bekaaid vanaf. Zo kent Verhaeghe de geschiedenis van de sociale filosofie en de ethiek bijvoorbeeld slechts uit de tweede hand en verschijnen Rousseau en Kant als vaker vertoonde karikaturen. Maar de belangrijkste aanleiding voor het andere geluid is wat mij betreft dat Verhaeghe zonder enige reserve België en Nederland op één hoop gooit, terwijl beide landen als het om de recente geschiedenis van gezag gaat nu juist sterk van elkaar verschillen.

Persoonlijke ontboezemingen: kadaverdiscipline op school

Verhaeghe begint zijn boek met een aantal persoonlijke ontboezemingen. Over de onnodige angst die hij als jonge jongen voor zijn vader had toen hij een ruit brak. Over de woede die in hem ontstak toen zijn eigen zoon iets dergelijks deed en hij hem door elkaar schudde, en over zijn spijt en schaamte daarover. Over de kadaverdiscipline op zijn middelbare school en systematische vernedering op het internaat. Over het niet gehoord worden tijdens zijn assistentenjaren aan de Gentse universiteit, terwijl later alles wat hij zegt – juist of onjuist – voor zoete koek wordt geslikt. Over de door hem gewaardeerde professor – een van de weinigen die tijdens zijn studiejaren zijn onderwijs serieus nam – die hem fijntjes duidelijk maakt dat hij als nieuw lid van de faculteitsraad voorlopig beter zijn mond kan houden. Over een kritische postdoc die niet in bescherming wordt genomen. Over een jonge collega, oud-studente, die hem complimenteert en duidelijk maakt dat macht niet hetzelfde is als autoriteit, wat hij veel later pas zegt te begrijpen. Het zijn stuk voor stuk persoonlijke herinneringen waarmee hij de lezer van de relevantie van zijn onderwerp weet te overtuigen.

Mijn eigen persoonlijke herinneringen verschillen sterk van die van Verhaeghe. Zulke heftige emoties in de opvoeding naar aanleiding van zulke onbelangrijke voorvallen zijn mij onbekend. Mijn middelbare schooltijd in Nederland van 1959 tot 1965 was een zeer gelukkige periode. Geen kadaverdiscipline maar een positieve en betrokken houding bij veruit de meeste docenten. Vernedering door leerkrachten heb ik zelf nooit ondervonden, die was in de jaren zestig in Nederland hoe dan ook niet structureel meer. In de faculteitsraad van de Utrechtse faculteit Sociale Wetenschappen werd begin jaren zeventig van meet af aan naar iedereen geluisterd, ook naar de studentleden. Gezags- en machtsverhoudingen waren als zodanig onderwerp van gesprek en voorwerp van verandering. Ik ben acht jaar ouder dan Paul Verhaeghe, dus daar kan het niet aan liggen. Met verschillen tussen Vlaanderen en Nederland heeft het wel veel te maken.

De autoriteit in het onderwijs is in België nauwelijks gewijzigd, anders dan in Nederland

Een deel van het beeld dat Paul Verhaeghe schetst, ken ik maar al te goed. Van 1981 tot 1982 vervulde ik de leeropdrachten Fundamentele Pedagogiek in de licenties aan de KULeuven. Ik wist niet wat me overkwam toen ik in de collegezaal werd aangesproken met ‘Meneer de professor, mag ik u iets vragen?’ In Utrecht gaf ik in die tijd samen met een collega en vier assistenten een jaarcursus Theoretische Pedagogiek met een grote variëteit aan onderwijsvormen. In Leuven ging alles ex cathedra. Als buitenlander kreeg ik dispensatie om de examens in plaats van mondeling schriftelijk af te nemen. Bij de deliberaties moest ik het grote aantal gebuisde (gezakte) studenten verantwoorden. Bij de collega’s slaagde een onlogisch groot aantal studenten met het judicium ‘grote onderscheiding’. Wel was de KULeuven in die tijd al veel internationaler dan mijn eigen universiteit. De hoogleraar die ik een jaar mocht vervangen, zond promotiestudenten naar Londen en naar Frankfurt om uit te zoeken hoe ze de pedagogiek daar vormgaven.

De autoriteit in het onderwijs is dus in België nauwelijks gewijzigd, anders dan in Nederland. Maar Verhaeghe maakt van het ‘alles moet kunnen’ in Nederland een karikatuur, waar ook Nederlandse pedagogen geen goed woord voor overhebben. Daardoor ziet hij niet dat kinderen juist meer ruimte nodig hebben.

Natuurlijk kun je een driejarige niet laten beslissen over de schoolkeuze

Een groot deel van het boek is gewijd aan het verdwijnen van het patriarchaat. Dat verdwijnen is op zichzelf toe te juichen, maar volgens Verhaeghe is er een probleem: opvoeden kan niet zonder autoriteit. Hij legt nog eens uit hoe het er ooit aan toeging. Het ouderlijk gezag werd domweg niet gelegitimeerd. ‘Wanneer we als kind te vaak vroegen waarom we iets moesten doen, waarom we moesten “gehoorzamen”, luidde het antwoord: “Waarom? Daarom!” gewoonlijk vergezeld van een oorvijg.’ Autoriteit berustte op het geloof in een mystiek fundament en op angst, met op de achtergrond een oorspronkelijke vorm van geweld, aldus Verhaeghe. Dat hij daar vanaf wil, is duidelijk, maar het is zeer de vraag of hij daarin slaagt.

Hoe moeilijk het is om los te komen van het idee dat opvoeding geweld vooronderstelt als het zo diep in een cultuur zit, werd me eerder ook op een andere plaats duidelijk. In gesprek met Engelse collega’s op het gras van New College in Oxford ging het in 1998 over de afschaffing dat jaar van lijfstraffen op school. Een van hen betreurde dat zeer, want hij was er eigenlijk zeker van dat onderwijs niet zonder kon. In Nederland werd in 1901 met de invoering van de leerplichtwet het slaan op school verboden. Dat betekent niet dat het daarmee uitgebannen was. Dat heeft zeker tot in de jaren zestig geduurd. Er zijn nog altijd Nederlandse ouders die hun kinderen naar een Vlaamse school sturen. Niet vanwege het slaan, maar wel vanwege autoriteit en discipline.

Verhaeghe schetst een beeld van de huidige opvoeding waarin kinderen het voor het zeggen hebben. Het is een beeld dat al heel lang op kritiek van pedagogen kan rekenen. Natuurlijk kun je een driejarige niet laten beslissen over de schoolkeuze. Doordat er zeer terecht meer ruimte voor de stem van kinderen is gekomen, is opvoeding inderdaad ingewikkelder geworden. Dat vraagt om – vergeef me het vreselijke woord – een autoritatieve stijl, die uitgesproken niet-autoritair is maar evenmin alles toestaat en nadrukkelijk structuur biedt. Jonge kleuters kun je echt nog zonder schade zonder reserve toejuichen, maar daarna moet hun duidelijk worden dat ze heel vaak juist niet de beste zijn.

Hier levert Verhaeghe een volkomen verkeerde voorstelling van zaken

Maar hoe zit dat nu met het gezag? Waar halen de ouders van nu dat volgens Verhaeghe vandaan? Ouders ontlenen hun gezag volgens Verhaeghe aan de wet. Ouders hebben de opdracht kinderen binnen te voeren in verwachtingen, gewoontes, verplichtingen van de familie, de sociale klasse en de cultuur waartoe zij behoren. Daarom zijn zij ook aansprakelijk. Ouders krijgen vanuit de maatschappij een wettelijk gefundeerde macht die hun ook weer kan worden ontnomen.

Hier levert Verhaeghe een volkomen verkeerde voorstelling van zaken. De verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen is juist niet door de overheid aan de ouders gedelegeerd, maar berust principieel bij de ouders. Het is ook niet aan de overheid om in die opvoedingsverantwoordelijkheid te treden. Dat is precies de reden dat voor een ontzetting uit de ouderlijke macht een rechterlijke uitspraak nodig is.

De ouderlijke verantwoordelijkheid is in eerste instantie gebaseerd op de fundamentele hulpeloosheid van het kind. Kinderen redden het niet als ze aan hun lot worden overgelaten. Het bijzondere – ik zit nu midden in de door Verhaeghe genegeerde pedagogische theorie – is dat ouders die verantwoordelijkheid niet in vrijheid op zich nemen, ze kunnen niet anders. Dat is bijzonder omdat aan verantwoordelijkheid in het algemeen nu juist wel vrijheid voorafgaat. De pedagogische relatie wordt gekenmerkt door een gezagsrelatie. Gezag is gelegitimeerd als morele aansprakelijkheid ten bate van het kind. Dat gezag is er dus niet in de eerste plaats om het ouders gemakkelijk te maken, ook al kan de opvoeder inderdaad in technische zin niet zonder.

Van Hannah Arendt valt voor het begrip van gezag in de opvoeding weinig te leren

Er valt nog veel meer over opvoedingsgezag te zeggen. Dat het vanuit een bepaald moment in de ontwikkeling ook door het kind aanvaard gezag moet zijn bijvoorbeeld, of Verhaeghe het nu leuk vindt of niet. Dat opvoedingsgezag erop gericht is zichzelf gaandeweg op te heffen. De Utrechtse pedagoog Langeveld legde deze opvatting in 1945 vast in zijn Beknopte theoretische pedagogiek. Is het niet bijzonder dat als we zeggen dat iemand gezag afdwingt we nu juist bedoelen dat daar geen geweld aan te pas komt? In de vorm van gezag die Verhaeghe voorstaat, legt hij eenzijdig de nadruk op de compensatie van het verlies aan controle.

Het plat geciteerde stuk What is authority? van Hannah Arendt uit 1954, waar Verhaeghe blind op vaart, mag dan voor de doordenking van politiek gezag interessant zijn, voor het begrip van gezag in de opvoeding valt er weinig uit te leren.

Waarom geen aandacht voor Nederlandse pedagogen?

Na een voordracht over zijn vorige boek Identiteit, waarin een interessante kritiek op het neoliberalisme wordt ontwikkeld en dat veel minder een leeggeschudde knipselmap is dan zijn laatste boek, heb ik Verhaeghe al een keer aangesproken op de verschillen tussen Vlaanderen en Nederland. In Nederland ligt al veel langer de nadruk op samenwerken en leren samenwerken, ook als uitkomst van kritiek op hiërarchie die nergens op gebaseerd is. Misschien is het grootste schandaal van het nieuwe boek van Verhaeghe nog wel dat hij voor een antwoord op de teloorgang van het gezag in de opvoeding uitsluitend te rade gaat bij een boek uit 2013 van de Israëlische psycholoog Haim Omer, en diens idee van horizontale autoriteit en een collectief van ouders rond het kind, alsof het daarin om iets volkomen nieuws zou gaan. In Nederland besteden een aantal pedagogen al jaren zeer uitgebreid aandacht aan het vraagstuk. Zo maakt bijvoorbeeld Micha de Winter zich al jaren zorgen over wat hij ‘het gat in de opvoeding’ noemt. Ook doet De Winter al jaren onderzoek naar de voorwaarden van wat hij ‘de pedagogische civil society’ noemt en naar de vreedzame (democratische) school. Zijn Kinderen als medeburgers dateert uit 1995.

Wat Verhaeghe goed gezien heeft, is dat het wegvallen van de politieke autoriteit ook een technologische oorzaak heeft. De digitale revolutie betekent hoogstwaarschijnlijk inderdaad het failliet van een partijendemocratie. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat Verhaeghe zelf ook hier nog te veel vastzit aan een achterhaald idee van autoriteit en dat zijn idee van horizontale autoriteit inderdaad meer ingegeven is door de wens de controle te herstellen dan door de wens iedereen een bijdrage te laten leveren. Anders zou hij zich immers veel meer tegen de door de technologische ontwikkeling opgedrongen controle verzetten.

2009 in Gent: nog altijd uitsluitend hoorcolleges

In 2009 werd ik uitgenodigd om aan de faculteit van Verhaeghe in Gent voor een paar jaar een gastprofessoraat Pedagogiek te vervullen. Tot mijn grote schrik bleek er sinds mijn Leuvense ervaring van bijna dertig jaar eerder eigenlijk niets veranderd te zijn. Nog altijd werden de studenten uitsluitend door middel van hoorcolleges bediend. Verhaeghe memoreert in zijn boek dat hoogleraren het volume van hun dasmicrofoon tegenwoordig hoger draaien om het geklets van hun studenten te overstemmen. Voor een docent uit Nederland is het zeer bijzonder om te ervaren dat Vlaamse studenten juist veel beter getraind zijn in lang luisteren dan Nederlandse, maar dat ze veel moeilijker tot discussies te verleiden zijn.

Het valt te hopen dat dat verschil bestendig zal zijn. De platte bestuursstructuur die aan Nederlandse universiteiten aan het begin van de jaren zeventig werd ingevoerd, werd twintig jaar geleden vervangen door een verticaal model. De neoliberale waarden en de bijbehorende afrekencultuur hadden het ook in het Nederlandse onderwijs gewonnen. De boodschap dat dat bijna onontkoombaar is, had Verhaeghe in zijn vorige boek al overtuigend afgegeven. De langdurige bezetting door studenten van de Universiteit van Amsterdam begin 2015, met haar uitgesproken kritiek op het rendementsdenken, ging erover. De minister van Onderwijs heeft in aansluiting daarop haar voorstellen om docenten en studenten weer meer zeggenschap te geven naar de Tweede Kamer gestuurd.

Bas Levering was van 1975 tot 2012 als wijsgerig en historisch pedagoog verbonden aan de Universiteit Utrecht en van 2004 tot 2012 als lector algemene pedagogiek aan Fontys Hogescholen. Ook gaf hij onderwijs aan de KULeuven (1981/1982) en de Universiteit Gent (2009-2011).

Paul Verhaeghe, Autoriteit. Amsterdam: De Bezige Bij, 2015. ISBN 9789023492818

Dit artikel is 4737 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. De stelling:”Natuurlijk kun je een driejarige niet laten beslissen over een schoolkeuze” is volstrekt ongefundeerd en een uitstekende kandidaat voor de eerstvolgende editie van “Urban Myths about Learning and Education” ISBN 978-0-12-801537-7

  2. Ik ben nog een jaar ouder dan Bas Levering en pedagoog. Levering fantaseert nog meer over de kadaverdiscipline in Vlaanderen dan Paul Verhaeghe. In de jaren zestig stelde ik aan de KULeuven vast dat ons Vlaams onderwijs veel mondige en kritische jongeren had opgeleverd.

  3. Benieuwd wat de auteur zou schrijven over het boek “Intimiteit” van Paul Verhaeghe. Ik meen te merken dat hij met een grote boog rond Karl Marx loopt, hetzelfde kan gezegd worden van de kritische psychologie.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.