Roeping, loyaliteit en gezag: medicijnen voor de publieke sector

Het neoliberalisme bracht waarden als bezieling, vertrouwen en burgerschap in het gedrang, analyseert Evelien Tonkens vandaag in haar oratie. Hoe krijgen we dat weer terug? Tonkens pleit voor het heruitvinden van gezag in een egalitaire, democratische setting.

Het neoliberalisme doet sinds de jaren tachtig opgeld en is lange tijd internationaal het leidende principe geweest voor de publieke sector. Nu ligt het zwaar onder vuur. De neiging is groot om te denken dat de mensen die het neoliberalisme bedachten kortzichtig en dom waren. Maar dat zou een domme en kortzichtige analyse zijn. Het neoliberalisme werd behalve door de SP door alle andere politieke partijen in meer of mindere mate omarmd. Ze hadden daar ook goede redenen voor.

Beloften en verdiensten van het neoliberalisme

Het neoliberalisme beloofde minstens vier verbeteringen: innovatie, transparantie, democratie en efficiëntie. Enkele van deze beloften zijn de afgelopen decennia ten dele waargemaakt. Denk bij innovatie aan avondspreekuren, therapie via internet, en nieuwe kleinschalige niche-organisaties zoals oogklinieken, centra voor eetstoornissen of arbeidsre-integratiebureaus voor werknemers met een burn-out. Het neoliberalisme heeft op het gebied van transparantie ook bijgedragen aan meer vergelijkende informatie over kosten en baten, via websites met bijvoorbeeld de beste universiteiten, scholen of ziekenhuizen. Ten derde is de beloofde democratie deels bewaarheid, althans: democratie met ‘het volk’ in de rol van consument.

De belofte van efficiëntie lijkt niet ingelost, vooral doordat de overheid – van grotere afstand slechter zicht kreeg en, gesteund door ICT, omvangrijke registraties ging eisen. Dit ging gepaard met vergaande bureaucratisering.

Ondanks deze gedeeltelijke verdiensten van het neoliberalisme genereert het dus veel kritiek en onvrede. Ik zie drie waarden die in het gedrang komen door het neoliberalisme. Ik hoop daarmee  bij te dragen aan een meer democratische cultuur in de publieke sector. Democratie is niet alleen een stelsel, maar ook een geleefde praktijk, een manier van met elkaar omgaan, kortweg: een cultuur.

In het gedrang: bezieling, vertrouwen en burgerschap

Een eerste waarde die is bezieling (of zingeving). Van bezieling is sprake wanneer betrokkenen hun praktijk als betekenisvol ervaren en erdoor geïnspireerd worden. Sinds het begin van deze eeuw zijn er veel klachten dat in de publieke sector bezieling heeft plaatsgemaakt voor zorgen over productie en efficiëntie. Met kenmerken als registraties, rapportages, verantwoording door scorelijsten en standaardisering van werk.

Een tweede waarde die door het neoliberalisme in het gedrang is geraakt, is vertrouwen. Veel professionals voelen zichzelf gewantrouwd, vooral als gevolg van de talrijke rapportage-eisen en standaardisering. Ziekenhuizen moeten bijvoorbeeld rapporteren over ongeveer 1700 kwaliteitsindicatoren.

Een derde waarde die in het gedrang komt, is mondigheid als pijler van burgerschap. Het neoliberalisme heeft burgers in de rol van consument gezet. ‘Ik verdien zes keer zoveel als jij, ik hoef niet naar jou te luisteren’, kreeg onlangs een wethouder van een lommerrijke gemeente te horen. Mondige consumenten in de publieke sector kunnen zich beperken tot één taak, namelijk het uitdrukken van hun voorkeur via hun keuzevrijheid. Dit is eenrichtingsverkeer zonder uitwisseling van visies. Als iemand toch terugpraat, hangt het van zijn marktwaarde af of je naar hem moet luisteren.

Hoe nu verder?

Hoe kunnen bezieling, vertrouwen en burgerschap heroverd worden in de publieke sector? Voor de beantwoording van deze vraag maak ik even een uitstapje naar het recente boek van de moreel psycholoog Jonathan Haidt (2012).

Haidt betoogt dat mensen – en vooral de progressieven onder hen – in WEIRD-samenlevingen (Western, Educated, Industrialized, Rich and Democratic) een blinde vlek hebben voor collectieve morele waarden. Voor heiligheid, loyaliteit en gezag dus.

Wat is in de publieke sector heilig? De socioloog Eliot Freidson (2001) bepleit herwaardering van de notie van de ‘seculiere roeping’, die volgens hem de kern is van publieke professionaliteit om doelen zoals veiligheid, rechtvaardigheid, ontwikkeling of gezondheid te dienen. Roeping impliceert een zekere mate van zelfopoffering en egoloosheid: er zijn grotere en belangrijkere zaken in het leven dan je eigen welzijn en je eigen gevoel van inspiratie. Bezieling gaat over je eigen gevoel van inspiratie, maar roeping is groter dan dat. Wat zou herwaardering van roeping en ambachtelijkheid in de praktijk kunnen betekenen? Het zou bijvoorbeeld een taboe kunnen impliceren op de zielloze, beledigende taal van productie en prikkels.

De tweede collectieve waarde die Haidt onder de aandacht van progressieven wil brengen, is loyaliteit. Hij doelt met loyaliteit op groepsvorming; op de formatie van ‘samenhangende coalities’. Loyaliteit gaat om ‘bonding’: om verbondenheid met soortgelijken. Loyaliteit impliceert langdurige betrokkenheid, een verbondenheid met huid en haar, meer vergelijkbaar met een huwelijk dan met een solidariteitsbetuiging. Loyaliteit is echter met het neoliberalisme weggeorganiseerd. De flexibilisering van de arbeidsmarkt, in de publieke sector gecombineerd met de vele fusies, reorganisaties en aanbestedingsprocedures en gedwongen ‘zelfstandigheid’ als zzp’er, verhindert loyaliteit van organisaties aan werknemers en omgekeerd.

Loyaliteit van burgers is eveneens weggeorganiseerd. Voor de marktwerking werd exit van je zorgverzekering bijvoorbeeld gestraft met een hogere premie. Hoe langer je lidmaatschap, en hoe loyaler je dus was, des te minder premie je betaalde. Ook van de thuiszorg was je geen klant maar lid. Het neoliberalisme heeft hier een streep door gehaald: voortaan moest je op ieder moment vrij kunnen kiezen waar je diensten wilt afnemen, en langdurig lidmaatschap verstoort deze vrijheid slechts. De publieke sector is georganiseerd rond exit, grotendeels ten koste van voice.

Gezag terug onder de aandacht van progressieven

Gezag is de derde collectieve notie die Haidt onder de aandacht van progressieven wil brengen. Gezag klinkt hun ongeveer even archaïsch in de oren als roeping. Progressieven hanteren volgens Jonathan Haidt een platte notie van gelijkheid: iedereen is eigenlijk gelijk en zou daarom een gelijke positie moeten hebben. De klant is het hoogste gezag; professionals en bestuur moeten de klant dienen. Dat klinkt egalitair.

Maar schijn bedriegt. In plaats van persoonlijk gezag kwam in de egalitaire maatschappij geen gelijkheid, maar onpersoonlijke macht. De verantwoordingssystemen zijn vaak uitermate autoritair. Teneinde beter vorm te geven aan burgerschap in de publieke sector, acht ik het noodzakelijk om gezag te heruitvinden in een egalitaire, democratische setting (vgl. Brinkgreve 2012). Gezag begrijp ik daarbij als een praktijk. Hoe ‘doen’ we gezag in een democratische en egalitaire setting? Modern gezag is hiërarchisch, maar komt niet noodzakelijk van de hoogstgeplaatsten of de hoogstopgeleiden. In sommige ziekenhuizen bijvoorbeeld staat bij de ingang van de operatiekamer een mbo’er die de taak heeft om te controleren of artsen en verpleegkundigen wel voldoen aan de hygiënenormen voordat zij de operatiekamer binnengaan. Zo niet, dan worden ze genadeloos teruggestuurd, ongeacht inkomen of opleiding.

‘Gezag doen’ is onder de huidige condities verre van eenvoudig. Naast drie oudere vormen van gezag - gebaseerd op traditie, expertise en op de bureaucratie - onderscheid ik twee nieuwere, meer communicatieve vormen van gezag.

Communicatieve vormen van gezag

Allereerst populistisch gezag, de egalitaire, seculiere versie van Webers charismatisch gezag. Populistisch gezag is ‘door het volk gegeven’ en supernormaal. Populistisch gezag is gebaseerd op persoonlijke identificatie van gezagsdragers met degenen over wie gezag wordt uitgeoefend; ze zijn samen één tegen het gevestigde gezag. Populistisch gezag is gebaseerd op een opstand tegen traditioneel, expertocratisch en bureaucratisch gezag. Populistisch gezag is persoonlijk; de leider staat niet boven, maar naast de burgers. Het is gezag door de belofte van nabijheid, maar tegelijkertijd is de afstand extra groot. Want de charismatische leider moet een grote leider zijn. Iemand die zegt dat hij een van ons is, maar die dat zo goed kan zeggen dat we hem toch superieur vinden. Hierover zijn we verregaand ambivalent: de beloofde opstand is aantrekkelijk maar ook doodeng.

Een andere nieuwe vorm van gezag noem ik dialogisch gezag (vgl. Rood 2013), gebaseerd op persoonlijk begrip, betrokkenheid en goede communicatie. Het gaat gelijk op met de feminisering van veel beroepen en praktijken. Overal is immers meer communicatie, inlevingsvermogen, dialoog en afstemming vereist. Terwijl een chirurg eerder goed moest kunnen opereren en een conducteur goed kaartjes moest kunnen knippen en bevelen geven, moeten beiden tegenwoordig ook goed kunnen communiceren, luisteren en medeleven tonen.

Het interessante is nu dat er enerzijds duidelijke tekenen zijn dat we in een gezagscrisis verkeren, getuige bijvoorbeeld het toenemend aantal bedreigingen van politici en bestuurders, de grote moeite van docenten om de orde in de klas te handhaven, of de veelvoorkomende agressie jegens hulpverleners. Anderzijds zijn er tekenen dat we de afgelopen decennia heel veel geleerd hebben op dit punt. Dat democratisering heeft geleid tot nieuwe, democratische manieren om gezag te claimen, te bestrijden en te aanvaarden (Rood 2013; Brinkgreve 2012). In ons onderzoeksproject De Beloften van nabijheid zien we dat het gezag van sociale professionals in wijkteams tamelijk goed aanvaard wordt, mogelijk doordat het zeer dialogisch, niet traditioneel en slechts een beetje bureaucratisch en expertocratisch is. Wel is het de vraag of het gezag nog standhoudt wanneer deze professionals onder druk van bezuinigingen vaker hun toevlucht moeten nemen tot bureaucratisch gezag, terwijl dialogisch gezag onder druk van bezuinigingen veel moeilijker toegankelijk wordt.

Een moderne invulling van de collectivitische waarden roeping, loyaliteit en gezag  met behoud van de individualistische waarden vrijheid, zorg (als niet schade) en rechtvaardigheid (als non-discriminatie) kan - denk ik, dat is ter onderzoek – bijdragen aan een meer democratische cultuur. Een geleefde alledaagse democratie.  Roeping om te weten waar het allemaal voor nodig is. Loyaliteit om betekenisvolle gemeenschappen te vormen die verschil niet uitvlakken maar uithouden en soms overbruggen. Gezag om autoritaire  verantwoordingssystemen te vervangen door afrondbare democratische interactie. Dit alles met humor en zelfspot.

Evelien Tonkens is hoogleraar Burgerschap en Humanisering van de Publieke Sector aan de Universiteit voor Humanistiek. 

Dit is een zeer beknopte samenvatting van haar oratie ‘Roeping, loyaliteit en gezag’, die zij vandaag uitspreekt. Een volledige versie van de spreektekst en de gedrukte tekst, inclusief literatuurverwijzingen, zijn te vinden op www.uvh.nl en www.evelientonkens.nl.

Literatuur

Brinkgreve, C. (2012). Het verlangen naar gezag. Amsterdam: Atlas Contact.

Freidson, E. (2001). Professionalism. The third logic. Cambridge: Polity Press.

Haidt, J. (2012). The righteous mind. Why good people are divided by politics and religion. London: Vintage.

Rood, J. (2013). Wat is er mis met gezag? Rotterdam: Lemniscaat.

Foto: yum9me (Flickr Creative Commons)