Schaf het integratiebeleid af!

Met zijn kabinetsvisie op integratie heeft minister Asscher wel goede bedoelingen, maar sluit hij ‘migranten’ juist maatschappelijk uit. De overheid behoort mensen niet op hun afkomst, geloof en als groep te beoordelen, maar op hun toekomst, gedrag en als individu.

De cultureel inferieure ‘ander’ wordt door minister Asscher in zijn integratiebrief herhaaldelijk opgevoerd als onaangepast, crimineel, intolerant, traditioneel en economisch onproductief. Hiertegenover wordt de autochtone Nederlander neergezet als een superieure modelburger – gevrijwaard van allerhande sociale problemen – tot wie ‘nieuwkomers’ zich moeten verhouden. Het is hoog tijd om te stoppen met deze achterhaalde en polariserende manier van redeneren over de samenleving en burgers.

Overheid verhult problemen als armoede en werkloosheid

Minister Asschers halfzachte poging om alle burgers aan te spreken mislukt hopeloos. Zijn integratiebrief categoriseert de Nederlandse samenleving op basis van problematische noties als ‘cultuur’, ‘religie’, ‘groepen’ en ‘gemeenschappen’. De overheid ziet de wereld primair vanuit een etnisch-culturele bril, waardoor allerlei sociale problemen alleen nog maar zijn te verklaren vanuit een veronderstelde gebrekkige culturele integratie. Het zijn ‘nieuwkomers’ die zich moeten aanpassen, terwijl de ‘gevestigden’ buiten schot blijven. De koppeling van maatschappelijke problemen aan migranten en hun nakomelingen werkt discriminatie en polarisatie in de hand, en is allesbehalve gunstig voor de sociale samenhang en de wederzijdse beeldvorming. Nog veel belangrijker: vanwege haar etnisch-culturele fixatie verhult en verzwijgt de overheid fundamentele problemen als armoede en werkeloosheid. Deel werkcontracten uit, geen participatiecontracten!

Door het opgetrokken mistgordijn worden de overeenkomsten binnen ‘groepen’ schromelijk overschat, terwijl de overeenkomsten tussen ‘groepen’ juist enorm worden onderschat. Hierdoor worden de tegenstrijdige en meervoudige (zelf)identificaties van individuen genegeerd. Wat te doen met de ‘migrant’ die zich identificeert als Nederlander? Met de homoseksuele moslimman? De gelijkheid van vrouwen en homoseksuelen zou bedreigd worden door de komst van migranten, terwijl de emancipatie van ‘autochtone’ vrouwen nog altijd niet is voltooid en het aantal ‘potenrammers’ onder ‘autochtone’ jongeren schrikbarend hoog is. Integratiebeleid is partijdig, omdat de ‘autochtoon’ niet hoeft te integreren en er klaarblijkelijk automatisch bij hoort.

De migrant doet nooit genoeg

Daarentegen moet de ‘migrant’ voortdurend bewijzen dat hij Nederland waardig is. Maar het is nooit genoeg. Zelfs zogenoemde ‘geslaagde migranten’, zij die een sterke binding hebben met de Nederlandse samenleving, de taal goed beheersen, een baan hebben of een opleiding volgen, zullen nooit de status van ‘autochtoon’ bereiken. Daarmee is integratie een onmogelijke opgave, omdat niet duidelijk is wanneer iemand voldoende is geïntegreerd. Met andere woorden, het integratiebeleid dient slechts een doel: de vermeende kloof tussen ‘allochtonen’ en ‘autochtonen’ benadrukken.

Het huidige integratiebeleid wordt mogelijk gemaakt door de registratie van het herkomstland van ouders. Als gevolg daarvan kan de overheid bewijzen dat 'migranten’ achterlopen op allerlei sociale terreinen. De politiek van meten, monitoren en ordenen leidt niet alleen tot generalisaties in het beleid, maar ook tot vormen van stigmatisering en (statistische) discriminatie. Ter illustratie: voor straatagenten is selectief politieoptreden gerechtvaardigd vanwege de ‘statistische’ oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse jongemannen in de zichtbare vormen van criminaliteit. Tegelijkertijd werkt alle stevige retoriek over ‘migranten’ ook discriminerend naar autochtonen, omdat hun sociale achterstand minder urgent en serieus wordt genomen.

Het participatiecontract staat op gespannen voet met zelfredzaamheid

Problematisch is ook het zogenoemde participatiecontract. Nog afgezien van juridische, morele en praktische bezwaren, staat dit plan op gespannen voet met de roep om zelfredzaamheid elders in Asscher’s integratiebrief. De eigen verantwoordelijkheid van de burger zou moeten betekenen dat de burger ook de vrijheid heeft om zelf keuzes te maken. In feite betekent de roep om meer zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid dat de migrant uitvoert wat de overheid voorschrijft. Daarmee maakt de overheid de burger tot uitvoerder van het overheidsbeleid.

Minister Asscher roept etnische ‘gemeenschappen’ dan ook op om zelf een cruciale rol te spelen in het bestrijden van huiselijk geweld, eergerelateerd geweld, huwelijksdwang en homofoob geweld. Dit veronderstelt afgebakende ‘groepen’ en ‘leden’ die hechte contacten onderhouden, omdat ze toevallig dezelfde achtergrond delen. Een ander bezwaar is dat de overheid de afstand tussen individuele outsiders en ‘groepen’ verkleint, en daarmee ook de ‘groep’ potentieel verdacht maakt. Hiermee schuift de overheid haar verantwoordelijkheid af: groepen zijn verantwoordelijk voor de problemen van individuen en dus voor het oplossen hiervan.

Ook Asscher heeft geen toekomstgerichte visie op solidariteit

Decennialang lijkt de politiek, van links tot rechts, het eens te zijn: integratie betekent culturele aanpassing. Ook minister Asscher verzuimt een inclusieve en toekomstgerichte visie op solidariteit en sociale cohesie te formuleren. Beleid dat afrekent met het wij-zij-denken en actief burgerschap aanmoedigt van alle burgers in Nederland. De overheid mag best een moreel appel doen op de samenleving, zolang het maar de hele samenleving betreft. De overheid behoort mensen niet op hun afkomst, geloof en als groep te beoordelen, maar op hun toekomst, gedrag en als individu. Dit uitgangspunt past in een rechtvaardige en gelijkwaardige samenleving waarin de overheid geen favorieten heeft, maar evenmin zondebokken creëert.

dr. Jurriaan Omlo schreef het proefschrift 'Integratie én uit de gratie? Perspectieven van Marokkaans-Nederlandse jongvolwassenen' (2011).

dr. Nadia Bouras schreef het proefschrift 'Het land van herkomst. Perspectieven op verbondenheid met Marokko', 1960-2010 (2012).

dr. Sinan Çankaya schreef het proefschrift 'Buiten veiliger dan binnen: in- en uitsluiting van etnische minderheden binnen de politieorganisatie' (2011).

Foto: Bas Bogers

Dit artikel is 2758 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. Geweldig artikel. Goed dat het partijdige en polariserende karakter van het integratiedebat eindelijk eens scherp ter discussie wordt gesteld. Laten we het in deze van economische crisis eens hebben over echte problemen zoals toenemende armoede en werkeloosheid. Dergelijke thema’s lijken mij juist nu meer passend voor een minister van sociale zaken.

  2. Stevige, kritische reactie op de poging van Asscher het integratiebeleid nieuw leven in te blazen. Deze formule van moraliseren, het van bovenaf voorschrijven wat de plichten van burgers zijn en hameren op aanpassing begint wel erg sleets te worden en leidt tot niets, behalve dat het polarisatie versterkt. Geen onzin van participatiecontracten, maar wel een participatiebeleid voor burgers die een steuntje in de rug nodig hebben om mee te kunnen doen. Geen onderscheid naar etniciteit maar naar behoefte, maatwerk dus, maar dat vereist dat de overheid meer vertrouwen stelt in de deskundigheid van professionals in wijken en instellingen. Veel specifiek integratiebeleid is er op dit moment overigens al niet meer; op lokaal niveau is al jaren een trend naar generiek beleid met – idealiter- een scherp oog voor voor de diversiteit van de lokale bevolking. Dat kan natuurlijk verkeerd uitpakken, zeker als ‘de’ autochtoon tot de norm wordt verheven. Bovendien blijft specifiek soms nodig, bijvoorbeeld voor de specifieke problemen en behoeften van nieuwe migranten.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *