Screen alle kinderen bij spoedeisende hulp op kindermishandeling

Kindermishandeling is een ‘wicked problem’ waarvoor geen eenvoudige oplossing bestaat. Ook een goede screening bij de Spoedeisende Eerste Hulp van ziekenhuizen kan mishandeling niet voorkomen. Wel kan ze door vroege signalering een escalatie van geweld binnen het gezin helpen voorkomen.

Dat kindermishandeling ook in ons land een groot maatschappelijk probleem is, zal vrijwel niemand ontkennen. Meer twijfel bestaat er over het aantal slachtoffers. De Eerste en Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (2005 en 2010) spreken over bijna 4 procent van de Nederlandse kinderen.

Een conservatieve schatting als je dat cijfer vergelijkt met dat van een zelfrapportage-onderzoek onder middelbare scholieren in 2010 dat op bijna 10 procent uitkomt. Nog hoger is het aantal waarvan het boek ‘1 op de 4: kindermishandeling, een publiek probleem’ melding maakt. In dit eind 2017 gepubliceerde boek is er sprake van dat 1 op de 4 Nederlanders slachtoffer van kindermishandeling was of is.

Kindermishandeling niet altijd herkend

De grote verschillen in cijfers zijn deels te herleiden tot het gegeven dat kindermishandeling niet altijd als zodanig wordt herkend. Daarvoor zijn vier redenen te noemen. Belangrijkste reden is misschien wel dat geen enkel symptoom onomstotelijk bewijs voor kindermishandeling levert. Daarnaast vertellen ouders die hun kinderen mishandelen vrijwel nooit het eerlijke verhaal, uit schaamte, schuldgevoel of bang voor de consequenties. Ook slachtoffers houden zich vaak stil, meestal uit loyaliteit met of angst voor hun ouders. Ten slotte zijn er deskundigen, in het algemeen buiten dienst, die het in de media fanatiek voor ouders opnemen.

Kinderen op de spoedeisende hulp altijd screenen

Een van de manieren om deze lacune op te vullen, is screening. Kinderen die slachtoffer zijn van mishandeling, melden zich geregeld bij eerste hulpposten van ziekenhuizen met letsels, infecties, psychische en gedragsproblemen en andere klachten. Het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam screent daarom alle kinderen die op de Spoedeisende Eerste Hulp terechtkomen.

Met behulp van een checklist (sputovamo) sinds 2000 en lichamelijk onderzoek (top tot teen inspectie) sinds 2010 kijken artsen en verpleegkundigen of er bij de jonge patiënten die snel eerste hulp nodig hebben wellicht sprake is van kindermishandeling. Hoewel de methode nog niet was gevalideerd, heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2009 het gebruik van de checklist of varianten ervan verplicht gesteld voor de Spoedeisende Eerste Hulp afdelingen van alle ziekenhuizen in Nederland.

Hoe werkt zo een screening? In de ideale situatie kijken triageverpleegkundigen bij elk kind dat op de Spoedeisende Eerste Hulp binnenkomt, aan de hand van een checklist welke hulp hij of zij meteen nodig heeft. Een andere professional doet vervolgens lichamelijk onderzoek en kijkt naar letsels, oude verwondingen en littekens, de zogenaamde ‘top-tot-teeninspectie.’ Ook kijkt hij naar de verzorging en ontwikkeling van het kind, en naar de interactie tussen het kind en zijn ouders. Als door dit tweeledige onderzoek een vermoeden van kindermishandeling rijst, wordt er een gespecialiseerde kinderarts bij geroepen of wordt de casus bij het team kindermishandeling gemeld.

Grote meerderheid ouders heeft begrip voor screening

Op de Spoedeisende Eerste Hulp krijgen alle ouders een folder uitgereikt waarin staat dat het AMC altijd screent op kindermishandeling en wat screening inhoudt.  Van de 372 ouders die aan het onderzoek deelnamen wezen slechts twee deze inspectie af en vonden veertien ouders het niet nodig dat zo een onderzoek bij álle kinderen wordt uitgevoerd. De ruime meerderheid van de ouders had met dus geen enkele moeite met de screening op kindermishandeling. Dat is minder opmerkelijk dan we misschien geneigd zijn te denken.

Er zijn namelijk maar weinig ouders die moedwillig hun kind pijn doen of beschadigen. De meesten die hun kind mishandeld hebben, vinden het vaak verschrikkelijk wat er gebeurd is. Aan de ene kant schamen ze zich voor hun gedrag, en hebben ze angst voor de consequenties, maar aan de andere kant willen ze niet dat hun kind zich niet goed kan ontwikkelen of verder leed wordt aangedaan. Veel ouders zijn achteraf blij dat de mishandeling is ontdekt en er iets mee wordt gedaan.

Soms blijken ouders in hun jeugd zelf te zijn mishandeld. Hun eigen kind mishandelen, is dan vaak het laatste dat ze willen, maar de scheiding tussen wat ze kunnen (draagkracht) en wat ze moeten (draaglast) is soms eenvoudigweg te groot. Vooral in situaties waar de gezinsproblemen - psychiatrische problematiek, schulden, armoede, soms verstandelijke beperking- zich opeenstapelen.

Maak ruimte in privacywetgeving

Een goede screening bij de Spoedeisende Eerste Hulp kan de mishandeling van kinderen niet terugdringen, ze kan hoogstens een escalatie van geweld voorkomen. Veilig Thuis kan wel een geducht wapen zijn in de strijd tegen kindermishandeling. Het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling heeft meer dan artsen of verpleegkundigen namelijk het mandaat om een gezin vrijwillig of gedwongen hulp aan te bieden.

In tegenstelling tot de meestal sombere bevindingen over de manier waarop organisaties en professionals het heikele thema kindermishandeling benaderen, zijn wij positief gestemd. Een goede screening en dito opvolging door Veilig Thuis en Raad voor Kinderbescherming kunnen kindermishandeling, naar onze verwachting, voor een deel tegengaan.

Naar de vraag of onze verwachting terecht is, zou eigenlijk prospectief onderzoek moeten worden gedaan. Als we een gezin langer in de tijd volgen, kunnen we zien hoe het uiteindelijk afloopt met de kinderen die op enig moment door hun ouders zijn mishandeld. Voor dat cruciale onderzoek dient de wetgever naar ons idee ruimte te maken in de privacywetgeving: kinderen zijn het waard.

Rian Teeuw is kinderarts en voorzitter van het transmuraal academisch samenwerkingsverband kindermishandeling in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam (AMC). Daarnaast is zij lid van het Landelijk Expertisecentrum Kindermishandeling. Op 17 januari promoveerde zij op het proefschrift ‘Signals in the hospital Emergency Room linking objective signs to child abuse knowledge’.

Foto: Gordon (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 6364 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. Er is geen enkele objectieve meting die iets zegt over de hoogte van mogelijke kindermishandeling. De overheid voert een hetze om zich binnen te dringen bij gezinnen. En privacy uit de wet geschrapt te krijgen. Daarmee word staatsterreur een feit.

    Er is geen massale kindermishandeling. Vanwege de grote hoeveelheid ‘intrige feuilletons’ op nationale tv lijkt dit aannemelijk te maken. De laatste schatting uit 2010 was gedaan door Veilig thuis. Een uiterst onbetrouwbare schatting. En sindsdien is er geen objectieve meting gedaan. Door het zwartmaken van ouders, de geringe verdienkracht van een grote groep ouders is er een dieptrieste aggressieve sfeer richting ouders in het algemeen ontstaan.

    Een sfeer waarin het nationaal socialisme & het neo liberalisme zich wel voelen. Maar zij die vrijmakend hun gezinnen stichten worden bij de nek aangekeken. Onze wereld wordt zo heel klein. En onze samen-leving verdampt.

  2. Het is goed om kindermishandeling op te sporen. Natuurlijk wel met een voor de burger preventief duidelijke definitie waar de grens ligt. (Voorlichting vooraf kan veel voorkomen. Er bestaat over te dragen ‘pedagogie’ zoals ook ‘leerzame ouders’.)
    Immers ‘false positives’, en die blijken vaker voor te komen dan die ene die met verdachtmakingsonderzoek bij vertrouwensartsen na bijv. SEH worden gevonden, blijken zeer ernstig schadelijk te zijn, vaak schadelijker dan de vermeende mishandeling.
    Op https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/wertenschap-kind-oudercontact-schaden-is-schadelijk/gresser-vertaald-onderzoek/ is tot gemak een vertaling van de samenvatting van onderzoeken door arts en prof. in actieve dienst Ursula Gresser gepubliceerd.
    Eerder had prof. R.J. van der Gaag in diens oratie reeds aangegeven dat de ingang tot jeugdbescherming bewaakt dient te worden door ‘zwaargewichten’, specialisten, die dieper kijken dan een algemeen vertrouwensarts bij Veilig Thuis kan doen (https://jeugdbescherming.jimdo.com/kwaliteit/diagnostiek-nodig-als-nulmeting/).
    Vertrouwensartsen dienen dus eerst door te verwijzen naar een passend specialist voordat ze beschuldigen, met dat grote risico op ‘false positives’ en schade. Je wilt immers geen suïcide bij een verkeerd beoordeeld kind?!
    Jeugdbescherming is geen hulpverlening doch sociaal domein. Daar ziet en onderzoekt de gedragswetenschapper het gezinssysteem niet zèlf middels interactie-diagnostiek (orthopedagogie). Deze deskundige beoordeelt slechts op gegevens die de jeugdzorgwerkers willen en kunnen doorgeven; het LOC-onderzoek naar ‘Waarheidsvinding in de justitiële jeugdzorgketen’ maakte duidelijk dat daar veel fouten gemaakt worden. Dus met het risico op die schade waar wetenschappers zoals Mary Dozier, Jo Hermanns, Joseph J. Doyle jr, of Ursula Gresser et al. het over hebben.
    Te veel kinderen op suggesties uithuisplaatsen is schadelijk, zo bleek, vaak voor het hele verdere leven. Dat mag niet gebeuren omdat er nog één extra kindje gevonden moet worden dat enigszins mishandeld wordt. Praat met ouders! Licht heb enthousiasmerend voor. Definieer wat niet mag èn hoe dat te voorkomen is met betere representatie.

  3. Kinderen screenen op lichamelijke kindermishandeling vind ik op zich geen gek idee. Net zomin als het screenen op geestelijke mishandeling en ouderverstotingsverschijnselen bij (v)echtscheidingen. De meeste slachtoffers blijven onder de radar en dat verwoest jaarlijks duizenden kinderlevens. De ogen daarvoor openhouden is bittere noodzaak.

    Maar dan wel door mensen met een gedegen opleiding in onderzoek en oordeelsvorming, met opsporingsbevoegdheid. Niet door de hulpverleners bij organisaties als Veilig Thuis, die meestal een toegepaste, praktische opleiding hebben gehad. Die zijn opgeleid als hulpverlener. Als je een hamer bent, zie je overal spijkers, ook waar die helemaal niet zijn…

    Daarnaast is onafhankelijk toezicht nodig. Een academische opleiding en zelfs een promotie zijn geen garantie voor objectiviteit. Rian Teeuw werd zelf vorig jaar nota bene berispt door het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Zij had, zo oordeelde het college, een ouder zonder enig bewijs sexueel misbruik verweten in een rapportage. Het college vond dat ze onvoldoende blijk gaf van enige reserves noch van enige reflectie op het eigen handelen.

    Er zijn heel wat problemen in Nederlandse gezinnen. Voor we die goed kunnen opsporen en aanpakken moeten we ook oog hebben voor de problemen in Nederlandse ziekenhuizen en hulpverleningsorganisaties. Kinderen moeten beschermd en geholpen worden, maar we moeten voorkomen dat dit leidt tot een onzorgvuldige heksenjacht waarvan onschuldige ouders het slachtoffer worden. Genoemde tuchtzaak tegen Rian Teeuw is daarvan een pijnlijk voorbeeld.

    Waar ouders onterecht beschuldigd worden, zijn ook hun kinderen het slachtoffer. Er zijn bijvoorbeeld elk jaar duizenden kinderen die na een (v)echtscheiding het contact met een van hun ouders verliezen. Vaak door onzorgvuldig handelen van jeugdhulpverlening, zo concluderen diverse onderzoekers en de Kinderombudsman. Het is dan ook maar de vraag of met dit voorstel voor lichamelijke screening ook niet meer kinderen geslachtofferd worden, dan gered.

  4. Geachte “Frans”
    Wellicht heeft u door een negatieve ervaring met veilig thuis of andere instanties een ander kijk op kindermishandeling en voelt u zich mogelijk onheus behandeld.
    dat is zeer wel mogelijk,maar kan daar niet over oordelen op basis van uw reactie.
    Echter uw conclusie dat kindermishandeling op grote (massale)schaal niet bestaat kan en wil ik als “Ervaringsdeskundige” na meer dan veertig jaar strijd tegen deze misdaden beslist niet delen. Er zijn wel degelijk betrouwbare cijfers waarbij is aangetoond dat méér dan 100.000 kinderen per jaar in Nederland slachtoffer worden van (seksueel) misbruik en fysieke/psychische kindermishandeling.
    Als men dit cijfer goed beschouwd zijn er dus ongeveer 500.000 mensen betrokken bij deze misdrijven als dader,mededader, of hulpverlener binnen de kinderindustrie. De meldplicht mbt kindermishandeling is een fopspeen! Uit gesprekken met politici en gespecialiseerde artsen is wel duidelijk geworden dat hulpverleners 9 die de verplichting hebben mishandeling te melden) en burgers niet staan te trappelen om melding te maken. Overigens is bekend dat juist artsen degene zijn die het minst de behoefte voelen om te melden. Een arts gaf aan dat hij tijdens zijn 25 jarige ervaring als arts in een ziekenhuis nog nooit een misbruikt of mishandeld kind in zijn spreekkamer te hebben gehad. Een andere specialist gaf aan liever geen aangifte te doen, want de nasleep als hij er naast zat zag hij niet zitten. Natuurlijk kan het voorkomen dat men zich vergist en helaas ouders of opvoeders ten onrechte verdacht worden gemaakt of vals beschuldigd,zeker als de ouders in een scheidingszaak met elkaar het gevecht aangaan over de ruggen van de kinderen, voorbeelden genoeg. dat is echter geen voldoende reden om de andere kant uit te kijken als er wel echt spraken is van kindermishandeling in welke vorm dan ook. Door mijn “werk” op dit onderwerp, de reacties op mijn boek van lotgenoten en de eigen ervaringen weet ik hoe diep de impact voor kinderen is en hoe lang, soms een leven lang, de verwerking van dit trauma voor kinderen/volwassenen kan zijn, daar hoef je geen deskundige of professional voor te zijn om dit te constateren. Ik wens u het beste!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.