SOCIALE PRAKTIJK Religieuze betrokkenheid is een voordeel voor de sociaal werker

In het superdiverse Rotterdam-Zuid biedt de religieuze inspiratie van sociaal werkers van House of Hope net dat beetje extra’s voor vele hulpvragers van alle gezindten. Oude tijden van buurtpastoraat en diaconie lijken te herleven, maar dan wel in een nieuw jasje.

In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw verloor het maatschappelijk werk grotendeels haar christelijke signatuur, maar de laatste jaren lijkt het tij te zijn gekeerd. In 2006 schrijft de WRR dat religie een comeback heeft gemaakt - mijns inziens eerder een herijking met nieuwe uitingsvormen en nieuwe betekenissen. Religiositeit en zingeving blijven van belang in de samenleving laat Van den Brink zien, zij het met een meer persoonlijke invulling en dikwijls buiten de traditionele instituties.

Met de Wmo is opnieuw aandacht gekomen voor de maatschappelijke inzet van religieuze organisaties en is deze inzet in zekere zin gereactiveerd. Marja Jager-Vreugdenhil laat in haar proefschrift zien dat religieuze organisaties op uiteenlopende wijzen reageren op de Wmo. Andere studies onderzochten het maatschappelijk rendement van religieuze organisaties in grote steden (‘Gratis en waardevol’, ‘Blessings under pressure’, ‘Tel je zegeningen’, ‘Moskeeën gewaardeerd’) en onderstreepten dit als harde euro's ‘winst’. Deze onderzoeken benadrukken dat veel mensen buiten de bekende paden hulp, zorg en steun zoeken en ontvangen.

Dat is ook het geval in Rotterdam. De Maasstad kent, in vergelijking met de andere drie grote steden, een relatief hoge mate van kerkelijke betrokkenheid, kerkbezoek en levensbeschouwelijke variatie. Naast veel kerken en moskeeën zijn er meer dan honderdvijftig migranten-geloofsgemeenschappen en tal van anderstalige parochies. Op Zuid is in 2003 aan enkele kerken door de toenmalige stadsdeelwethouder letterlijk gevraagd om - gegeven alle problematiek - 'iets te doen in de wijk'. Spoedig werd House of Hope opgericht dat in tien jaar tijd uitgroeide tot een veelgeprezen organisatie met een breed ontmoetings- en ondersteuningsaanbod, gerund door elf vaste medewerkers en ruim tweehonderd vrijwilligers. House of Hope is koploper van een nieuwe generatie organisaties die actief zijn in het sociaal domein: religieus geïnspireerde organisaties. Davelaar en Van Toorn  stellen dat deze organisaties in Rotterdam in de regel openstaan voor iedereen, ongeacht de (religieuze of seculiere) levensbeschouwelijke achtergrond - maar wel werkend vanuit een ‘eigen overtuiging’. Ze zijn toegankelijker dan sec religieuze organisaties, laagdrempeliger en focussen minder op alleen hun achterban.

In het herkomstland geniet de kerk vaak meer vertrouwen dan de overheid

De superdiversiteit van Rotterdam zie je terug bij House of Hope: er komen mensen uit alle windstreken met een veelheid aan levensbeschouwelijke achtergronden. Velen hebben te maken met multiproblematiek en dreigen buiten de boot te vallen, bijvoorbeeld door hun kleine sociale netwerk of hun geringe beheersing van de Nederlandse taal. Hulp krijgen nadat eerst diverse intakegesprekken zijn gevoerd, doorverwijzingen zijn gegeven en talloze bewijsstukken zijn aangeleverd, vormt bij veel bezoekers een niet te nemen barrière. Daarbij komen veel bezoekers uit landen waar de kerk vaak meer vertrouwen geniet dan de overheid. Werken aan het persoonlijk welzijn en (weer) meedoen in de samenleving begint voor hen eerder in een hoekpandje in de wijk dan in een groot kantoor in de stad.

'Wat inspireert mij in dit werk en waartoe doe ik het?'

Alhoewel het geloof bij House of Hope geen expliciete plaats inneemt, zijn in de praktijk elementen uit het christelijke geloof te herkennen. Onder meer in het taalgebruik (‘herstellen’, ‘helen’, ‘naaste’) en ook in de naam zit een religieuze achtergrond verscholen. De sociaal werkers van House of Hope werken volgens benaderingen die Van Heijst kwalificeert als ‘menslievende zorg’. Het sociaal werk heeft er een zekere traagheid, waardoor er meer ruimte is om een relatie aan te gaan met de hulpvrager en er aandacht kan zijn voor levens- en zingevingsvragen. Trage vragen, noemt Kunneman die. Deze trage vragen liggen vaak onder de hulpvraag, maar kunnen soms wel de essentie van problematiek blootleggen. In het werk van de sociaal werkers van House of Hope zijn elementen te herkennen van de presentiebenadering van Baart en wordt er van hen een normatieve professionaliteit verwacht. De theorieën van zowel Baart als Kunneman zijn zeker niet expliciet religieus te noemen, maar hebben deels hun wortels in het ‘oude’ buurtpastoraat en het christelijke geloof.

De normatieve professional neemt z’n emoties, verlangens en waarden mee in het werk, waaronder ook religieuze waarden. Een voorbeeld hiervan zijn de dagopeningen bij House of Hope, iedere ochtend weer. Dit klinkt misschien zweverig, maar het stilstaan bij vragen als 'Wat inspireert mij in dit werk’ en ‘Waartoe doe ik dit werk?' zijn zeer relevant. Zo'n dagopening kun je zien als een social ritual. Een ritueel waarin, volgens Collins, door positieve interacties met anderen emotionele energie ontstaat die men als beloning ervaart en die motiveert voor het werk in de weerbarstige werkelijkheid van de alledaagse stad.

Slow maatschappelijk werk als aanpak voor complexe hulpvragen

Deze werkwijzen, benaderingen en vraagstukken zijn geenszins exclusief terrein voor religieuze geïnspireerde sociaal werkers, maar het praktiseren en volhouden ervan zijn wel gebaat bij een innerlijke drive en een herkenbare bron van inspiratie. Het sluit meer aan bij de doelgroep dan sociaal werk waarin het najagen van effectiviteit, prestaties en doelen de boventoon voeren. Niet de kennis en aangeleerde vaardigheden zijn, zoals Polanyi betoogt, het belangrijkste kenmerk van een professional, maar het vermogen om in iedere context adequaat te handelen. Kunstmanschap, noemt Van Ewijk dit.

Een religieus geïnspireerde organisatie als House of Hope is in staat, met dank aan de vele vrijwilligers, om waardevolle ruimte en tijd te creëren voor hulpvragers en hulpgevers. Religieuze betrokkenheid is geenszins een voorwaarde maar biedt wellicht voordelen. Een inclusieve sfeer, een behoorlijke dosis kunstmanschap, aandacht, geduld en een geïnspireerde overtuiging van waaruit gewerkt wordt, vormen zo de juiste context voor het werken aan complexe hulpvragen. Deze aanpak zie ik als slow maatschappelijk werk, waarin wordt gezocht naar het tempo van de ander om zo natuurlijkerwijs aansluiting te vinden bij de leefwereld van de ander.

David ter Avest is als onderzoeker van het lectoraat Dynamiek van de Stad van de Hogeschool InHolland verbonden aan de WMO-werkplaats Rotterdam. Dit artikel is gebaseerd op het rapport ‘De huiskamer van de wijk. House of Hope - een religieus geïnspireerde praktijk’, Wmo-werkplaats Rotterdam, 2014.