In het wijkgericht werken zoals dat momenteel in veel gemeenten vorm krijgt, is een nadrukkelijke plaats ingeruimd voor sociale wijkteams. Gemeenten zien hierin de belichaming van de wijze waarop maatschappelijke ondersteuning per 2015 dient te worden geboden: zo dichtbij en licht als het kan en zo zwaar als nodig. Eigen kracht van de burger staat centraal en aan professionals in wijkteams de schone taak om deze kracht aan te boren. Een mooi ideaal, maar niet eenvoudig te realiseren in de praktijk.
Dat blijkt uit een driejarig onderzoek van de Wmo-werkplaats Noord-Brabant Fontys, waarin dertig professionals uit drie teams zijn geïnterviewd. Professionals die zich in deze teams generalisten noemen en die werken vanuit het principe één huishouden, één plan en één contactpersoon.
Schakelen tussen op je handen zitten en ingrijpen
De generalisten doen een nadrukkelijk beroep op de eigen kracht van de wijkbewoner via de ondersteuning die ze bieden. Het is voor hen echter niet altijd eenvoudig om vast te stellen wat iemand zelf kan en waar ondersteuning nodig is omdat dit per mens en situatie verschilt. De ene wijkbewoner is volledig zelfredzaam, een ander is al langere tijd afhankelijk van professionele ondersteuning. Ook is het zoeken wanneer precies er al dan niet ondersteund moet worden. Dit vraagt van generalisten een voortdurend schakelen tussen op hun handen zitten en ingrijpen of overnemen.
Analoog aan de idee van de wijkteams geven de generalisten vertrouwen en krijgen wijkbewoners nieuwe kansen. Hiermee komen de professionele generalisten voor dilemma’s te staan, want: wanneer grijp je nu precies in of neem je over? Een dilemma dat bijvoorbeeld speelt bij Aisha en haar vriend Eddy. Zij laten professionals met moeite toe in hun leven en houden ondersteuning zoveel mogelijk af. Tegelijk is er veel aan de hand, ze hebben psychosociale, justitiële en financiële problemen. Aisha is onlangs bevallen. Het gaat niet goed met de baby, hij ligt op intensive care. Het stel leeft van een Wajong-uitkering. Via een pgb bureau huren ze een kleine bovenwoning, die te duur is voor hen. Voor huurtoeslag komen ze niet in aanmerking. Eigenlijk hebben Aisha en Eddy recht op een zwaarder zorgzwaartepakket vanuit het pgb waardoor ze in de nabije toekomst ook opvoedondersteuning zouden kunnen krijgen. Hoe ga je als generalist om met zo’n situatie? Respecteer je het afhouden van ondersteuning door het stel als een uiting van eigen kracht ook al maakt dit hun leven en het leven van hun kindje er niet makkelijker op? Of grijp je in door een zwaardere zorgindicatie aan te vragen terwijl dit in gaat tegen de wil van Aisha en Eddy?
Het aanboren van eigen kracht is niet eenvoudig, al was het maar omdat eigen kracht geen constant maar een dynamisch gegeven is. Dat blijkt bijvoorbeeld bij Jonnie, een jonge wijkbewoner met een verstandelijke beperking. Het ene moment is Jonnie rustig en aanspreekbaar en denkt de generalist dat hij hem inzicht kan geven in zijn gedrag. Even daarna flipt Jonnie en raakt in een ruzie of gevecht verzeild. ‘Er is niet veel nodig om die omslag plaats te laten vinden, vertelt de betrokken generalist.
Eigen waarden en normen vertroebelen het zicht op eigen kracht
Maar ook eigen normen en waarden van generalisten maken het aanboren van eigen kracht van wijkbewoners tot een verwarrend proces. Zij komen bij mensen thuis en zien hoe die daar hun eigen leven leiden. Een van de generalisten verbaast zich bijvoorbeeld over Mariet Janse, die wel post van het ziekenhuis opent, maar andere enveloppen ongeopend op een stapel legt. Rekeningen en aanmaningen blijven daardoor onopgemerkt en de hele administratie wordt een puinhoop. Hoewel Mariets administratie tot haar pensionering altijd gedaan is door de sociale werkplaats vindt de generalist dat geen excuus. Juist omdat Mariet selectief post opent en wel in staat is afspraken met het ziekenhuis na te komen, meent hij dat er sprake is van ‘een heel groot stuk eigen verantwoordelijkheid’.
Een andere generalist hoort bij toeval dat Tine van Straten van wie alle kinderen uithuisgeplaatst zijn opnieuw zwanger is. Het ene moment is Tine redelijk helder en is een gesprek met haar mogelijk. Andere keren is ze in de war en stampt ze binnen vijf tellen de kamer uit. De zwangerschap leidt tot discussie in het wijkteam. Gezien haar grillige gedrag twijfelen de generalisten of Tine een nieuwe kans moet krijgen om dit kind zelf op te voeden of dat zij op voorhand een melding moeten doen bij Jeugdzorg om het ongeboren kind te beschermen.
Eigen normen en waarden kunnen ook een rol spelen bij het formuleren van een ondersteuningsvraag. Zo is een van de generalisten namelijk van mening dat Kyra zich te veel richt op het vinden van andere woonruimte in plaats van op haar vele andere problemen. Daarom blijft het in zijn beleving ‘steeds brandjes blussen’. Even goed zou goedkopere en betere huisvesting Kyra de rust kunnen geven om haar andere problemen aan te pakken.
Complexe werkelijkheid: wat is eigen kracht nou precies?
Eigen kracht aanboren bij wijkbewoners klinkt dus eenvoudiger dan het is in de praktijk. Het manifesteert zich namelijk steeds op een andere manier, wat het voor de generalisten moeilijk maakt in te schatten wat iemand zelf kan en waar ondersteuning nodig is. De werkelijkheid is grillig en onvoorspelbaar, wat de vraag doet rijzen of het aan de generalist is om te bepalen of bij iemand eigen kracht moet worden aangeboord. En of een wijkbewoner bijvoorbeeld een netwerk moet hebben, zijn auto de deur uit moet doen of zijn huis moet poetsen. Of dat het aan de wijkbewoner zelf is om te bepalen of zijn leven al dan niet naar wens is zo lang hij anderen niet schaadt? Omdat hij geen behoefte heeft aan mensen om zich heen, niet van fietsen houdt of zijn huis schoon genoeg vindt. Met de roep om het aanboren van eigen kracht lijkt voorbij te worden gegaan aan de dialoog tussen wijkbewoner, generalist en gemeente over wat eigen kracht is en kan zijn in een gegeven situatie. Dialoog die juist de mist rondom eigen kracht kan doen opklaren en eigen kracht kan concretiseren.
Lydia van Dinteren en Dana Feringa zijn beiden verbonden aan het lectoraat Beroepsinnovatie Social Work aan Fontys Hogeschool Sociale Studies als respectievelijk docentonderzoeker en associate lector. Dit artikel is gebaseerd op het boek ‘De kunst van het laten. Doe-het-zelf-zorg en rolverwarring in tijden van transitie’, Wmo-werkplaats Noord-BrabantFontys, 2014.