Sociale wetenschap moet precair werkenden een stem geven

‘Om tien uur ’s avonds hoor ik vaak pas of ik de volgende dag moet werken of niet.’ Werkenden die in continue werk- en bestaansonzekerheid verkeren, vormen een maatschappelijk probleem dat meer aandacht verdient van de sociale wetenschap.

De laatste jaren komt er voorzichtig aan meer aandacht voor precariteit: de groei van onzekerheden op diverse levensterreinen, ook op deze site. Dat geldt ook voor werk en inkomen. Door de toename van onzekere contracten en flexibele uren en door de stagnatie van lonen ontstaat steeds meer werk dat werkenden onvoldoende bestaanszekerheid biedt. Het hebben van werk is lang niet altijd meer de ‘koninklijke weg uit armoede’.

We weten nog weinig van de dagelijkse praktijk van precair werk

Alhoewel er inmiddels veel onderzoek is gedaan naar flexibilisering en bredere ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, hebben onderzoekers nog relatief weinig aandacht besteed aan werk dat structureel geen of onvoldoende bestaanszekerheid oplevert – of anders gezegd: aan precair werk. De bestaande kennis is vooral kwantitatief van aard, zoals het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar werkende armen en de achterliggende risicofactoren. Er is nog nauwelijks inzicht in en kennis over de dagelijkse praktijk van precair werk in Nederland.

Voor de Burcht, het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging, deed ik verkennend kwalitatief onderzoek naar de positie van precair werkenden in de post, de schoonmaak en de horeca. Er is bewust voor gekozen om precair werkenden zelf een stem te geven met als doel een beter begrip te krijgen van wat er speelt in hun arbeidsverhoudingen.

Voor precair werkenden is het lastig om vooruit te plannen

Het onderzoek omvatte een aantal bijeenkomsten waarin precair werkenden op elkaars ervaringen konden reflecteren. Deelnemers hiervoor vinden bleek al niet gemakkelijk. Vervolgens was het maken van gezamenlijke interviewafspraken een uitdaging op zich, omdat het juist voor precair werkenden met onregelmatige werktijden lastig is om vooruit te plannen. Vaak werken zij op kleine contracten, met wisselende uren en wordt er van hen een grote flexibiliteit verwacht wat betreft beschikbaarheid.

Dit is niet alleen lastig voor een onderzoeker, maar natuurlijk vooral voor de werkenden zelf. Zo vertelt een barman van een strandtent, die in de winter structureel te weinig uren werk krijgt om van rond te komen: ‘Dan probeer je in de winter ook wel andere horecazaken te vinden waar je dan nog bij kan klussen en zo, maar het is natuurlijk lastig want je werkgever vraagt wel van je dat je zeven dagen per week beschikbaar staat. Om tien uur ’s avonds hoor ik vaak pas of ik de volgende dag moet werken of niet.’

Angst om misstanden aan te kaarten

Een opvallende onderzoeksbevinding was dat precair werkenden vaak niet dezelfde wegen als veel andere werkenden kunnen bewandelen om hun werk- en inkomenspositie te verbeteren. Zij durven vaak geen gebruik te maken van hun formele rechten uit angst voor negatieve consequenties voor hun positie. Zo komt het bijvoorbeeld voor dat horecamedewerkers een dienst van acht uur moeten draaien zonder tussentijdse pauze, terwijl zij hier officieel wel recht op hebben. Veel van de precair werkenden vrezen hun werk te verliezen als zij misstanden aankaarten of anderszins voor zichzelf of hun collega’s opkomen.

Dat deze angst meer is dan alleen een ‘onderbuikgevoel’ blijkt uit de concrete ervaringen van de onderzoeksdeelnemers. Een schoonmaakster vertelde dat ze letterlijk met ontslag bedreigd werd toen ze aangaf het niet eens te zijn met de beslissing van haar leidinggevende om haar naar een andere kantooretage over te plaatsen. Hierdoor heeft ze gevoel gekregen dat ze niet voor zichzelf op mag komen: ‘Ik wou net nog wat gaan zeggen, maar toen zei hij (de leidinggevende): “Als je er wat op te zeggen hebt, de deur is daar.” Dus ik mag niets meer zeggen, ik moet mijn mond houden.’

Geen contact mogelijk met beslissingsbevoegden

Precair werkenden hebben meestal geen formele contactmomenten met hun leidinggevende, zoals het periodieke functionerings- of beoordelingsgesprek. De dagelijkse leiding is vaak ondergebracht bij een manager of tussenpersoon die zelf geen of weinig invloed heeft binnen het bedrijf.

De precair werkenden hebben hierdoor doorgaans ook geen contact met een beslissingsbevoegde binnen het bedrijf waar zij werken. Dit maakt het erg moeilijk om zelf, individueel, te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden, zoals meer werkzekerheid of een hoger loon. Daarnaast zijn velen van hen onbekend met vakbond en ondernemings- of medezeggenschapsraad of voelen zich door deze instituties niet vertegenwoordigd. Dit maakt het voor hen tevens lastig om in collectiviteit te proberen de positie in hun baan te verbeteren.

Sociale wetenschap in dienst van de samenleving

Dat er in een welvarend land als Nederland nog steeds, of misschien wel steeds meer, werkenden zijn die door de aard en organisatie van werk in continue werk- en bestaansonzekerheid verkeren, is een maatschappelijk probleem dat onze aandacht verdient.

Het is daarom belangrijk dat sociaalwetenschappelijk onderzoek ten dienste staat van de Nederlandse samenleving en dit soort maatschappelijke vraagstukken onderzoekt. Deze kennis is namelijk onontbeerlijk voor beleidsmakers en anderen die vanuit hun eigen rol met deze vraagstukken aan de slag aan.

Kwalitatief verkennend onderzoek (dat natuurlijk niet kan bogen op de representativiteit en generaliseerbaarheid van grootschalig kwantitatief onderzoek) kan een waardevolle bijdrage leveren aan een beter begrip van hedendaagse sociale vraagstukken. Zeker wanneer het onderzoek de centrale actoren zélf een stem geeft, zodat we ook van hun ervaringen kunnen leren.

Sociaalwetenschappelijk onderzoek is met haar vele methodologieën in staat om contemporaine maatschappelijke vraagstukken te analyseren en te duiden en is daarmee onontbeerlijk voor eenieder die in het sociale domein op een fact based manier wil werken. Zeker als het onderzoek (ook) in het Nederlands wordt gepubliceerd kan naar aanleiding ervan direct en zonder omwegen de discussie in de publieke arena worden gevoerd. Een focus op sociaalwetenschappelijk onderzoek dat in dienst staat van de samenleving in plaats van het marktdenken van universiteiten, is in het huidige academische klimaat echter wel tegen de stroom inroeien.

Sanne van der Gaag is als socioloog verbonden aan de Burcht, het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging.

Foto: Raymond Klaassen (Flickr Creative Commons)

Bronnen

Referenties

Gaag, S., van der (2018). Als je er wat op te zeggen hebt… Individuele en collectieve arbeidsrelaties van precair werkenden in beeld. Publicatie nr. 18. Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging.

Dit artikel is 4454 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (5)

  1. Voor ordepickers bij bv H&M geldt ook dat zij via een (vast)uitzendbureau werken. Altijd laat gebeld worden, afhankelijk van de bestellingen, soms na een paar uur werk weer naar huis: flexibiliteit levert alleen werkgever voordeel. En je mag niet bij een ander uitzendbureau staan ingeschreven, want dan ben je niet betrouwbaar genoeg.

  2. Goed dat hier aandacht voor komt. Af en toe is het net alsof we in Nederland qua arbeidsomstandigheden ver terug in de tijd zijn gegaan.Werknemers worden niet alleen uitgebuit en onderbetaald maar die bestaanszekerheid is nog het ergste.Niet weten wanneer je moet werken er alles aan doet om uit de bijstand te komen maar geen stap verder kan komen in het opbouwen van je leven. De overheden en ook de onderwijsinstellingen doen hier heel hard in mee terwijl zij juist een goed voorbeeld zouden kunnen geven door mensen die bij hen werken meer bestaanszekerheid te geven.Hoeveel mensen krijgen uiteindelijk een echte baan bij hen? Het is of payroll of als stagiaire werken om mooie projecten te bedenken maar daar staat meestal niet de echte vergoeding tegenover die daarbij hoort.Ook mensen met een vlekje of handicap daar werken er niet veel van bij deze instituties. Wij zijn zo langzamerhand een copy/paste van Amerika geworden.

  3. De PVDA kan hier weer kleur op de rode wangen mee krijgen als zij dit oppakken. Dit betekent ook dat SP sympathisanten niet langer bij vakbond FNV de baas zouden mogen zijn zoals nu helaas wel het geval is.

  4. De essentie van de vakbond is solidariteit organiseren.
    Maar in de praktijk blijkt dat mensen met onzeker werk, te weinig lid worden van de huidige vakbonden.
    Daarom zouden de vakbonden naar deze mensen moeten toekomen.
    Niet met een standaard lidmaatschap, maar met een simpele cooperatie, een Flex-cooperatie.
    Daar wordt je goedkoop lid van, bijvoorbeeld 10 EUR per jaar.
    Het eerste wat de Flex cooperatie doet, is het Overgenomen Ondernemers Risico meetbaar maken dat deze flex mensen overnemen, van het het bedrijf waar ze voor werken.
    De OOR score. Deze OOR score gaat de cooperatie publiceren, per bedrijf en sector
    En de FNV gebruikt deze OOR score, om er een vergoeding voor te krijgen, want waarom zouden mensen met onzeker werk, geen extra vergoeding krijgen voor het ondernemers risico dat ze dat ze lopen.
    Dat moet de werkgever natuurlijk betalen.

    Met een app, geven de leden van de cooperatie door hoe en wanneer ze werken, daarmee krijgen ze een beeld van hun eigen OOR score.
    En ze dragen bij aan de gemiddelde OOR score van het bedrijf of afdeling waar ze werken.
    Ook mensen met een vaste baan, maar met onzekere uren, hebben een OOR score.
    Er is een schaal van heel vast en zeker werk, meestal hoger geschoolden
    En heel erg onzeker, meestal laag geschoolden.
    Ook scholieren kunnen natuurlijk een OOR score bepalen, en daarmee zich bewust worden wat het nut is van een voldoende goede opleiding voltooien.
    Die relatie gaat de Flex cooperatie natuurlijk ook in beeld brengen.

    Zo gaat de VAKbond weer meer over het ontwikkelen van VAKkennis.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.