Speelruimte voor transparantere rechtspraak

Zowel binnen als buiten de rechtszaal klinkt de roep om meer transparantie. De rechtspraak moet open, begrijpelijk en bekritiseerbaar zijn. Maar kan dat wel en hoe moet dat dan? Er is ruimte voor meer transparantie, maar die is wel beperkt.

Hoewel politici en bestuurders vaak veronderstellen dat transparanter gelijk staat aan efficiënter en beter van kwaliteit, is transparantie in de wetenschap - recentelijk door onderzoekers als Stephan Grimmelikhuijsen en Erna Scholtes - ontmaskerd als een ‘hoera begrip’ dat de hoge verwachtingen vaak niet waarmaakt. Toch betekent dit niet dat het begrip daarmee al zijn waarde heeft verloren: in verschillende contexten en onder verschillende voorwaarden kan transparantie een bijdrage leveren aan het functioneren en de legitimiteit van instituties.

De rechtspraak is één van de laatste publieke instituties waar de transparantiekaravaan halt houdt: ook hier wordt op de deuren van het ‘bastion’ geklopt en om toegang verzocht. De mystiek moet er af; het moet mogelijk zijn om de rechterlijke macht werkelijk de maat te nemen. De WRR-verkenning Speelruimte voor transparantere rechtspraak onderzoekt onder welke voorwaarden het zinvol voor de rechterlijke macht is om meer transparantie na te streven. Uit het hoofdstuk van Jonkers in de WRR-bundel blijkt dat ook hier geen wonderen verwacht moeten worden in termen van vertrouwen en prestaties.

Maar het gaat om meer dan alleen keurig meetbare effecten. Transparantie is ook een middel om vanuit de rechterlijke macht de hand uit te steken naar burgers in de rechtszaal en naar het bredere publiek dat meer inzicht wil in de black box van het recht. Binnen de marges van rechtsstatelijke principes die de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht verankeren, is daarvoor zeker nog speelruimte te vinden.

Open dagen helpen niet als burgers opheldering vragen over te lage straffen

Uit een door de WRR uitgezet survey onder rechters blijkt dat de beroepsgroep ook zelf niet rustig op zijn stoel zit als het gaat om de uitdagingen die hier liggen. Een grote meerderheid voelt een roep om transparantie en wil daar graag aan tegemoet komen. Over het hoe lopen de meningen nogal uiteen en aangezien de rechterlijke onafhankelijkheid principieel bij de individuele rechter is belegd, zijn er evenveel antwoorden mogelijk als er rechters zijn. En dat zijn er zo’n 2500. Uiteraard gebeurt er al veel. Zeker in en om de rechtszaal proberen rechters meer openheid van zaken te geven, zijn er open dagen en ‘Meet the Judge’-bijeenkomsten en loopt er voor het strafrecht een speciaal programma (PROMIS) om vonnissen begrijpelijker te motiveren. Een enkele rechtbank waagt zich zelfs op Twitter. Maar zelfs deze bescheiden handreikingen aan burgers in de rechtszaal staan onder druk. Door de toenemende productiedwang stijgt de druk op allerhande initiatieven die het werk van de rechter opener en begrijpelijker moeten maken.

Nog afgezien van de bescheiden omvang van deze initiatieven en de druk waaronder ze staan, vraagt de WRR in het hoofdbetoog van de Verkenning aandacht voor het feit dat deze investeringen in de transparantie binnen de rechtszaal weinig zoden aan de dijk zetten als het gaat om de bredere maatschappelijke vraag naar transparantie van buiten de rechtszaal. Open dagen helpen niet als verontwaardigde burgers - politici voorop - opheldering vragen over de (‘veel te!’) lage straffen die rechters onder het snelrecht uitdeelden aan relschoppers in de voorbije oudejaarsnacht. Het OM is in alle media aanwezig om erop te wijzen dat de straffen te laag zijn, maar de rechter wordt niet gezien. Die spreekt via zijn vonnis en doet er verder het zwijgen toe. In de WRR-verkenning wordt betoogd dat er drie betekenissen van transparantie zijn: openheid en begrijpelijkheid - waar zoals gezegd al aan gewerkt wordt - en bekritiseerbaarheid, een vorm van transparantie die nu blijft liggen. Juist op dat laatste punt liggen kansen voor de rechter om het debat met de samenleving aan te gaan. De rechtsstatelijke hindernissen die - meestal vanuit de rechterlijke macht zelf - worden opgeworpen om niet in discussie met de samenleving te gaan, zijn soms reëel maar laten ook vaak meer ruimte dan gedacht.

Er moet ruimte worden gecreëerd voor potentiële kritiek

Een groot manco in de interactie tussen ‘mondige burgers’ enerzijds en de rechterlijke macht anderzijds is namelijk dat het rechterlijk systeem traditioneel een aantal beletselen opwerpt voor een echte wederzijdse discussie. Dit zijn punten waarop de rechter niet verder bevraagd kan worden. Bekend is het ‘geheim van de raadkamer’, het feit dat wij niet mogen weten hoe een (consensus)beslissing tot stand is gekomen, maar ook de algehele terughoudendheid van rechters om commentaar te geven op zaken. Bedoeld om dit bijzondere instituut in de luwte te houden, maar van die luwte lijkt bij spraakmakende zaken weinig meer over. Het moeten gissen naar de motivaties van rechters levert in die context soms eerder het tegenovergestelde effect op.

Het hoofdpunt van de WRR-Verkenning is dan ook dat er ruimte moet worden gecreëerd voor potentiële kritiek, en wel op diverse manieren. Niet vanuit een soort masochisme, in de zin dat rechters kritiek (ook van het onheuse soort) op een of andere manier fijn zouden moeten vinden. Het gaat er bij deze bekritiseerbaarheid als element van transparantie om dat rechters zich meer laten kennen in hun gedachtegangen, en zo gelegenheid bieden voor een kritische ontvangst. Dit vanuit de gedachte dat een beslissing die open is over (tegenstrijdige) beweegredenen en afwegingen waarschijnlijk tot een groter aandeel faire kritiek leidt dan een cryptische beslissing. Een ordelijke discussie laat zich immers beter voeren over een uitspraak die niet leest als raadsel of nagenoeg alles aan de fantasie van de geïnteresseerde (of geopinieerde) lezer overlaat. Maar zoals gezegd heeft ook de traditionele terughoudendheid van de rechtspraak goede, zelfs rechtsstatelijk fundamentele, papieren: van de rechter wordt in zekere zin radicale neutraliteit geëist. Terecht natuurlijk, maar toch moet er iets gebeuren.

Pleidooi voor het publiceren van minderheidsstandpunten van rechters

Met behoud van neutraliteit kan er bijvoorbeeld gewerkt worden aan een meer communicatieve opstelling. De transparantiediscussie maakt immers duidelijk dat er meer oog moet zijn voor de ‘nazorg’ voor de genomen beslissingen. Als vonnissen meegevoerd worden op de golven van het publieke debat, kunnen de rechters die ze geschreven hebben niet volstaan met (al dan niet mopperend) toekijken. Iemand zal zich namens de rechterlijke macht in het debat moeten mengen. De vraag wie van de 2500 dat moet zijn, heeft al heel wat stof in de beroepsgroep doen opwaaien. Een volgend punt is navolgbare rechtsvorming, dat wil zeggen een opener verantwoording van de keuzes die rechters al interpreterend maken. Het is voor rechters zaak om - wellicht tegen de intuïtie in - expliciet en bewust ‘voer voor discussie’ te geven, door redeneringen én breuklijnen onverbloemd te benoemen. Omdat de bestaande besluitvorming - consensus bereiken achter gesloten deuren en één verhaal naar buiten toe - een belangrijke bron van verbloemende rechtspraak is, pleiten wij ook voor het publiceren van minderheidsstandpunten, in het jargon dissenting opinions genoemd, te beginnen bij de uitspraken van de Hoge Raad.

Transparantie is geen multivitamine of bestuurswondermiddel

Rechters voelen de roep om transparantie, maar ook de spanning met oude leerstukken van beslotenheid waar de Nederlandse traditie van de rechtspraak op gebouwd is. Transparantie is geen multivitamine of bestuurswondermiddel, maar levert wel mogelijkheden op voor zinvolle veranderingen, niet in de laatste plaats omdat transparantie ook een kwestie van legitimiteit is en niet alleen een meer of minder succesvol instrument van een slimme overheid.

Dennis Broeders en Henk Griffioen zijn wetenschappelijk medewerker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.