‘Schuldhulpverleners luiden de noodklok’; ‘Grote groep in nood door prijsstijgingen’; ‘Inflatie op het niveau van de jaren zeventig, voeding fors duurder’. Het zijn slechts enkele krantenkoppen die de afgelopen tijd voorbijkwamen. Steeds meer mensen maken zich zorgen om geld. Mensen zonder of met een laag inkomen worden het hardst geraakt. Terwijl deze groep vaak al met grote uitdagingen en complexe problematiek kampt. De realiteit is hard. Volgens het Centraal Planbureau (CPB) stijgt het aantal mensen dat in armoede leeft volgend jaar tot 7,6 procent, bij kinderen is dat zelfs bijna 10 procent.
Jongeren die in armoede opgroeien, bewegen veel minder dan hun rijkere leeftijdsgenoten
Sport en bewegen is voor iedereen goed, maar zeker ook voor kinderen en jongeren die in armoede moeten opgroeien. Met elkaar sportief bezig zijn, kan voor een lichtpuntje zorgen –door mee te kunnen doen, ergens bij te horen, gezien te worden of nieuwe vrienden te maken. Maar ook om emoties of frustraties kwijt te kunnen. Sport of bewegen is dan niet een doel op zich, maar een middel om even de stress of moeilijkheden van thuis vergeten.
Arme jeugd sport en beweegt minder
Maar jeugd die in armoede leeft, sport en beweegt juist veel minder dan leeftijdsgenoten uit gezinnen met een hoger inkomen. Als je alleen al kijkt naar de wekelijkse sportdeelname, dan zie je dat de cijfers van kinderen en jongeren die opgroeien in armoede ver achterblijven bij die van kinderen uit meer welvarende gezinnen.
Vooral zelfvertrouwen, plezier en je goed voelen zijn belangrijk voor jeugd
Cijfers over sport- en beweegdeelname naar sociaaleconomische status laten zien dat kinderen (4 tot en met 11 jaar) die opgroeien in armoede nog veel buiten spelen, wat beweging oplevert. Jongeren (12 tot en met 17 jaar) die in armoede opgroeien, bewegen echter veel minder dan hun rijkere leeftijdsgenoten.
Veel bewezen positieve effecten
De positieve effecten van sport en bewegen op kinderen en jongeren zijn talrijk en uiteenlopend. Het Human Capital Model (Bailey, 2013) beschrijft ruim tachtig (bewezen) effecten van sport en bewegen, op basis van zes kernwaarden: fysiek, emotioneel, sociaal, persoonlijk, intellectueel en financieel.
- Fysieke effecten. Het is algemeen bekend dat sport en bewegen de risico’s verlaagt op veel ziekten en lichamelijke klachten. Hoe gezonder kinderen en jongeren van jongs af aan zijn, hoe meer voordeel ze daar ook uit halen in hun latere leven.
- Emotionele effecten. Vooral zelfvertrouwen, plezier en je goed voelen zijn belangrijk voor jeugd – ook als basis voor (nieuwe) tegenslagen.
- Persoonlijke effecten. Door sport en bewegen kunnen kinderen en jongeren bijvoorbeeld sportief gedrag en doelen stellen aanleren. Hiervan zullen ze in hun latere leven ook weer profiteren.
- Sociale effecten. Sport en bewegen leveren een belangrijke, positieve bijdrage aan sociale contacten, het tegengaan van antisociaal gedrag, jeugdcriminaliteit en de betrokkenheid in de maatschappij. Als kinderen dit vroeg aanleren, behouden ze dit gedrag vaak als volwassenen.
- Intellectuele effecten. Sporten en bewegen verhogen onder andere de informatieverwerkingssnelheid en concentratie. Dit zijn directe positieve effecten voor de jeugd, omdat zij vaak nog naar school gaat en studeert.
- Financiële effecten. Sport en bewegen heeft een positieve invloed op aanwezigheid op school, wat vanzelfsprekend bijdraagt aan de studie. Daarnaast zijn lagere zorgkosten een belangrijk effect. Hoe actiever de jeugd is, hoe gezonder ze zijn, hoe lager de zorgkosten in de toekomst.
Met het opbouwen van beweegkapitaal verrijken zij zichzelf, direct en voor later
Deze effecten treden vooral op als er sprake is van een goede begeleiding, empowerment van kinderen en jongeren, een veilige fysieke en sociale omgeving, en (sport- en beweeg-)aanbod op maat dat past bij de jeugd – kortom in een goede faciliterende omgeving.
Beweegkapitaal opbouwen
Vanuit welk perspectief je het ook bekijkt, sport en bewegen stimuleren dus de opbouw van wat ‘human capital’ genoemd wordt. Als je hier op jonge leeftijd mee begint, heb je er je leven lang profijt van. Kenter, Crone, Gebhardt, Lotteman en van Rossum spreken in dit verband over het opgebouwde ‘beweegkapitaal’, dat ontstaat vanuit het beweeggedrag van een individu gedurende het leven en de mate waarin een individu is opgegroeid met beweging.
Juist voor kinderen en jongeren die opgroeien in een niet zo kapitaalkrachtig gezin of in armoedige omstandigheden, loont het dus om sport en bewegen een integraal onderdeel te laten zijn van hun jonge leven. Met het opbouwen van beweegkapitaal verrijken zij zichzelf, direct en voor later. Op korte termijn zoals gezegd als lichtpuntje, uitlaatklep en op sociaal vlak; op lange termijn in de vorm van een goed beweegkapitaal met alle bijkomende positieve effecten.
Professionals en organisaties (sport- en beweegorganisaties, jongeren- en welzijnswerk, maar ook het onderwijs) kunnen met sport en bewegen juist nu – in deze onzekere, stressvolle en ook dure tijd – veel betekenen voor kinderen en jongeren die opgroeien in armoede. Gemeenten, jongerenwerkers, buurtsportcoaches, beleidsadviseurs en jeugdhulpverleners kunnen hen, vanuit hun eigen expertise, helpen beweegkapitaal op te bouwen.
Zij kunnen kinderen en jongeren uit armere gezinnen meer hoop en kansen bieden, met een blik op een betere toekomst.
Jamilla Vervoort werkt als specialist Meedoen door Sport & Bewegen bij Kenniscentrum Sport & Bewegen.
Foto: Jeroen Mirck (Flickr Creative Commons)