Verander negatieve stereotypen: let beter op je taal

Hoe voorkom je als autochtone Nederlander dat Marokkaanse Nederlanders in onderonsjes als groep over de hekel worden gehaald? Niet door buurman Mohammed als positief voorbeeld te noemen, maar wel door gezamenlijk te bespreken waarom het negatieve stereotype niet klopt.

Alledaagse gesprekken en onderonsjes bepalen grotendeels hoe we onszelf en anderen zien. Deze praatjes lijken vaak onschuldig tijdverdrijf, maar ze kunnen ook een sleutelrol spelen in conflicten tussen groepen. Het beeld van autochtone Nederlanders over migranten bijvoorbeeld wordt vooral in dit soort onderonsjes gevormd.

Gesprekken bínnen de groep, zoals autochtone Nederlanders onderling, hebben een grote invloed op de wijze waarop wij anderen zien en kunnen daardoor een belangrijke rol spelen in de escalatie en de-escalatie van conflicten tússen groepen. Een grondig begrip van communicatie in de context van groepsconflicten is derhalve essentieel voor het ontwikkelen van conflictinterventies.

De Marokkaans-Nederlandse kunstenaar als uniek individu

In het bestaande conflictonderzoek ligt de focus bijna exclusief op communicatie en interactie tússen groepen. Onderzoek wijst echter uit dat communicatie bínnen groepen van minstens zo groot belang is omdat ons beeld van de werkelijkheid – in het bijzonder van onze sociale wereld, onszelf en anderen – wordt gevormd en aangepast in interactie met gelijkgestemden. Oftewel, onze denkbeelden worden vooral gevormd in interactie met mensen waarmee wij ons identificeren. Daar staat tegenover dat we ons minder gemakkelijk laten beïnvloeden door mensen die deel uitmaken van groepen waar we ons niet mee identificeren. Wanneer er conflicten tussen groepen optreden, is het dus van belang om na te gaan wat er tussen maar ook binnen de betrokken partijen gebeurt.

Om dat te onderzoeken, hebben we experimenten opgezet waarin mensen fictieve krantenberichten lazen over het gedrag van enkele leden van een specifieke groep. In het ene bericht strookte dat gedrag met de stereotypen over de groep, bijvoorbeeld werknemers die saaie vergaderingen bijwonen en Marokkaans-Nederlandse jongeren die een kickboksersgroep oprichten. In het andere bericht kwamen gedrag en stereotype juist niet overeen, bijvoorbeeld werknemers die een nacht doorzakken in de kroeg en Marokkaans-Nederlandse jongeren die een kunstenaarscollectief oprichten.

Deze experimenten wijzen uit dat informatie die consistent is met het stereotype abstract wordt verwerkt. Dat wil zeggen dat waarnemers vrijwel geen aandacht hebben voor de specifieke details van de berichten en op een algemeen, generaliserend niveau blijven nadenken. Wanneer de geboden informatie daarentegen niet consistent is met het stereotype, gaat de aandacht wel uit naar specifieke details en wordt de gebeurtenis als uniek en niet generaliseerbaar gezien.

Abstract nadenken zorgt er voor dat we anderen waarnemen en tegemoet treden in termen van hun sociale groepslidmaatschap in plaats van als idiosyncratische individuen. Hierdoor versterkt abstracte verwerking van een krantenbericht over een aantal Marokkaans-Nederlandse kickboksers het stereotype van agressie van de gehele sociale groep. Maar abstract nadenken over Marokkaans-Nederlandse kunstenaars leidt niet tot versterking van het negatieve stereotype. Ondanks de aandacht voor sociaal groepslidmaatschap (zogenaamd hokjesdenken), hoeft abstract nadenken dus niet altijd stereotypen te versterken. Met andere woorden, hokjesdenken is niet altijd negatief. Maar kan het ook op een positieve manier worden ingezet om negatieve stereotypen te verminderen?

Het stereotype van de groep is sterker dan het voorbeeld van de aardige buurman

In hoeverre kan dit inzicht instanties helpen om conflicten tussen groepen te voorkomen? Instanties moeten er vooral zorgen dat groepen niet als vijandig of gewelddadig worden afgeschilderd. We zijn vaak geneigd om tegen negatieve stereotypen in te gaan door de aandacht te vestigen op positieve individuen binnen de gestereotypeerde groep. Maar onderzoek toont aan dat groepsleden juist moeten worden gestimuleerd om over algemene groepskenmerken te praten die tegenstrijdig zijn met negatieve stereotypen. Zo kunnen autochtone Nederlanders bijvoorbeeld praten over hoe gastvrij en warm niet-westerse immigranten en Marokkaanse Nederlanders zijn. Deze aanpak druist niet alleen in tegen het politiek correcte idee dat hokjesdenken vermeden moet worden, maar ook tegen onze intuïtieve manier van praten over andere groepen.

We praten doorgaans in abstracte termen over stereotype-consistente informatie – bijvoorbeeld “Marokkaanse Nederlanders zijn lui” – en in concrete termen over stereotype-inconsistente informatie – “Mohammed is een hardwerkende rijinstructeur”. Door abstract te praten over negatieve stereotypen benadrukken we de veronderstelde toepasbaarheid van deze eigenschappen op de hele groep, terwijl de concrete taal die we automatisch gebruiken om stereotype-inconsistente voorvallen te beschrijven hun uniciteit benadrukt. Deze neigingen zorgen ervoor dat spontane gesprekken bestaande negatieve stereotypen vaker versterken dan bestrijden.

Al met al laat onderzoek zien dat concrete positieve gesprekken, zoals over ‘knuffelmarokkaan’ Ali B, weinig effect hebben op de stereotypen over Marokkaanse Nederlanders als groep. Stereotypen zijn groepspercepties die met argumenten op groepsniveau beïnvloed kunnen worden. Een abstracter positief gesprek, bijvoorbeeld over hoe gastvrij en zorgzaam Marokkaanse Nederlanders zijn als groep, verbetert de percepties van autochtonen Nederlanders over deze groep.

Ongeacht de precieze vorm van de interventie moet ze tegenwicht bieden aan de fundamentele neiging tot (onbewust) stereotype-bevestigende onderonsjes. Het ontkrachten van negatieve stereotypen vergt een voor velen tegenintuïtieve benadering: onderdruk de neiging om te vertellen over positieve individuen binnen een gestereotypeerde groep, en praat in plaats daarvan samen over stereotype-ontkrachtende kenmerken van de groep als geheel. Negatief hokjesdenken kan het beste worden tegengegaan door positief hokjesdenken.

Hedy Greijdanus studeerde (cum laude) af aan de Radboud Universiteit Nijmegen en deed haar promotieonderzoek, gefinancierd door NWO, aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dit artikel is gebaseerd op onderzoek waarop zij promoveerde op 25 juni 2015. Hedy Greijdanus werkt nu bij de opleiding psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.