Vrijwilligers in de schuldhulp – denk niet te makkelijk

De professionalisering van vrijwilligers neemt steeds verder toe, ook binnen de schuldhulpverlening. Van vrijwilligers wordt verwacht dat ze mensen met schulden – na een training - zelfstandig kunnen ondersteunen. Maar dat is te eenvoudig gedacht.

Hoewel samenwerking tussen professionals en vrijwilligers in de schuldhulpverlening voorzichtig lijkt vorm te krijgen, schiet die in de praktijk vaak nog schromelijk tekort. Professionals en vrijwilligers werken naast elkaar in plaats van met elkaar, met een onduidelijke afstemming van taken. Het gevolg: niet alleen weinig onderling contact maar ook gebrekkige communicatie met de schuldenaar.

Als er geen regelmatig contact of afstemming is tussen professional en vrijwilliger kan dat spanningen geven, omdat er onduidelijkheid kan ontstaan over de verdeling van de verantwoordelijkheden. Een vrijwilliger uit mijn onderzoek vertelde: ‘Het gevoel van ik moet de professional bellen: weet jij waar dit of dat ligt, of hoe dit of dat zit? Daar liep ik wel even tegen aan. (..) Vervolgens heeft de cliënt gebeld naar de professional, daar was ik niet bij (..) we kwamen er niet uit’. Uiteindelijk is de vrijwilliger gestopt met de ondersteuning, het werkte niet: de cliënt liep de vrijwilliger steeds voorbij.

Het kan ook zo zijn dat de taakverdeling tussen vrijwilliger en professional wel helder is maar dat de samenwerking moeizaam verloopt doordat de twee niet of nauwelijks met elkaar communiceren. Een vrijwilliger vertelde dat een cliënt hierdoor het idee kreeg hij zelf zijn weg moest zoeken toen de ondersteuning overging van een professional op een vrijwilliger. Een professional op haar beurt vertelde dat ze geen idee heeft van wat de vrijwilliger bij de cliënt doet, terwijl ze dat graag zou willen weten.

Vrijwilligers bij de wijkteams?

Professionals betrekken vrijwilligers ook maar mondjesmaat bij de recent gevormde (of in opbouw zijnde) sociale wijkteams. Als dit wel gebeurt, lijkt het voor de hand te liggen dat vrijwilligers een specifieke taak krijgen. Formeel gaat dat ook wel zo. Vrijwilligers gaan regelmatig - op advies van een vrijwilligerscoördinator of van een professional uit het sociale wijkteam – in hun eentje naar cliënten om ze te ondersteunen bij de administratie of bij de schuldhulpverlening.

Maar in de praktijk wordt een vrijwilliger dan ‘opgezadeld’ met andere problemen, zoals agressiviteit of lastige communicatie vanwege een fysieke of verstandelijke beperking. Die ruimere taakinvulling is ook een gevolg van vrijwilligersorganisaties die hun mensen breder opleiden dan alleen voor ondersteuning in de schuldhulpverlening. Een cursus gespreksvaardigheden volgen om bijvoorbeeld ‘een luisterend oor te bieden’ zorgt voor onduidelijkheid van de vrijwilligerstaken.

Vrijwilliger moet omgaan met alle misère

Journalist Jelle van der Meer laat in het boek Verlossing van schuld en boete zien hoe het in de praktijk misgaat als een vrijwilliger te veel op zijn bord krijgt. Een schuldhulpverlener vertelt in zijn reportage dat vrijwilligers bij mensen met schulden thuis het ‘echte werk’ doen. Professionals trekken hun handen van het huishouden af en richten zich alleen op de schulden, waardoor de vrijwilliger moet omgaan met alle misère. En de beoogde gedragsverandering van de schuldenaar, die juist zo moeilijk is, vergt expertise.

Juist dan zou er een rol weggelegd moeten zijn voor de sociale wijkteamprofessional om de vrijwilliger te ondersteunen, en er zo voor te zorgen dat die niet wordt overvraagd.

Hoe het wel kan

Het kan ook anders, al vereist dan niet zelden een cultuuromslag in organisaties. Een professional in een sociaal wijkteam vertelde: ‘Een start-, tussentijds- en eindgesprek met de vrijwilliger en cliënt. Dat gaat super!’ De vrijwilliger vertelde op zijn beurt dat hij daadwerkelijk voor zijn specialisme werd ingeschakeld, met alle gevoel van waardering die daarbij kwam. Bovendien kwam de professional vaak in het kleine buurtcentrum waar de vrijwilliger te vinden was; hierdoor leerden ze elkaar langzaamaan kennen.

In zo’n geval legt de professional dan samen met de vrijwilliger aan de cliënt uit wat de doelen van de vrijwilliger zijn in de ondersteuning. Dit zorgt ervoor dat de schuldenaar niet te hoge verwachtingen heeft van de vrijwilligersondersteuning en niet alle ellende bij de vrijwilliger terechtkomt.

Dankzij de opkomst van wijkteams kunnen vrijwilligers een grotere rol in de schuldhulpverlening spelen. De manier waarop dit gebeurt is wel belangrijk. Door vrijwilligers in te zetten bij specifieke taken, zoals de administratie, kunnen professionals dicht bij de handelingen van de vrijwilligers blijven, en ondersteunen waar nodig. Zo kan er werkelijk samenspel ontstaan.

Sanne Rumping is recent afgestudeerd aan de UvA als socioloog en werkt nu als projectmedewerker voor het Nationaal Laboratorium ‘Schuldhulpverlening Anders!’. Dit artikel is gebaseerd op haar scriptie naar de ervaringen met het functioneren van de samenwerking tussen vrijwilligers en sociale wijkteamprofessionals.