Begin jaren tachtig viel er plots een oproep voor militaire dienst op mijn deurmat. Ik had jaren uitstel gekregen, maar nu moest ik eraan geloven. Er was echter een ontsnappingsroute: via een herkeuring alsnog afgekeurd worden. Daartoe moest je een verzoek indienen en vervolgens werd je bij een legerdokter ontboden die dan het finale oordeel velde over je geschiktheid.
Ik was natuurlijk niet de enige die met dit probleem zat. Nogal wat van mijn studiegenoten die net als ik uitstel hadden gekregen, zagen er weinig brood in om het land ruim een jaar in een kazerne te dienen. Onder deze groep circuleerde een gestencilde notitie met heel precieze instructies hoe je moest antwoorden om de legerarts een rad voor ogen te draaien. Aanhoudende lage rugpijn (niet te controleren) zagen ze in het leger liever niet. Op aarzelende homo-erotische contacten zaten militairen ook niet te wachten. Dat je vroeger op de lagere school al veel gepest werd, deed het altijd goed. Kortom: als je een goed gecomponeerd stukje zieligheid tentoonspreidde dan was de kans groot dat de mannen van stavast geen brood in je zagen. Het leger maakte weliswaar een man van je, maar aan hopeloze gevallen begonnen ze liever niet.
Ik moest aan deze geschiedenis denken toen ik onlangs vernam dat dakloze jongeren in Amsterdam-West elkaar precies instrueren wat ze moeten zeggen als ze in contact komen met hulpverlenende instanties. Ze moeten bijvoorbeeld absoluut niet zeggen dat ze nog contact hebben of zouden willen hebben met hun ouders, want dan dwingen de hulpverleners je om met je ouders in gesprek te gaan en bij je ouders te gaan wonen. Op de nieuwe strategie van hulpverleners om de kracht van het sociale netwerk te benutten, hebben deze jongeren een passend antwoord ontwikkeld: ze ontkennen elke aanwezigheid van het sociale netwerk.
Dat lot staat, vrees ik, ook het keukentafelgesprek te wachten. Op YouTube zijn een paar instructiefilmpjes te zien van hoe zo’n gesprek zou moeten verlopen. Daar komt onvermijdelijk het moment in voor dat de keukentafelprofessional de vraag stelt hoe de contacten met de buren en de familie zijn. Dat is echter allang geen informatieve vraag meer, dat is een beladen vraag. Een goed contact betekent immers minder hulpverlening. Dus hoeft niemand er verbaasd over te zijn dat ouderen elkaar straks precies vertellen wat je wel en niet moet zeggen. Buren? Vrienden? Familie? Nee, die zijn net verhuisd, die kunnen niks meer, heb ik geen contact mee.
Mensen dreigen aan hun lot overgelaten te worden
Wat zich aan de keukentafels dreigt te voltrekken, is de verwording van het Eigen Kracht-denken. Dat is via Eigen Kracht-conferenties begonnen als een radicaal ander besluitvormingsmodel in met name de jeugdzorg. Daar waar de staat zich gedwongen zag in te grijpen, kregen mensen de mogelijkheid dit te voorkomen en zelf een plan te maken waarbij zij ook een beroep konden doen op hulpverleners. Ze konden het lot zelf in handen nemen.
Die staatsdwang is echter bij een gewone hulpverleningsvraag niet aan de orde. Het beroep op de kracht van het eigen netwerk is dan niet langer een alternatief, maar eerder een uitsluitingsprincipe geworden. Mensen dreigen daardoor aan hun lot overgelaten te worden.
Paradoxaal: gemeenten dreigen overvraagd te worden
Het zou goed zijn als we ons realiseren dat deze gesprekken alleen maar kunnen werken als mensen erdoor in staat gesteld worden een beter alternatief te realiseren. Nu staan keukentafelgesprekken garant voor een verslechtering: minder hulp, meer zelf doen. Mensen hebben daardoor weinig andere keuze dan zich zieliger voor te doen dan ze zijn, met als paradoxaal gevolg dat gemeenten overvraagd dreigen te worden en eerder duurder dan goedkoper uit zijn. Maar als gemeenten daadwerkelijk een gesprek aangaan waarin zij vanaf het begin helder aangeven wat zij te bieden hebben (een soort nul-optie) en wat de kosten daarvan zijn, om vervolgens het netwerk in de gelegenheid te stellen een eigen plan te maken − wat wellicht zelfs ietsje meer mag kosten of waar betrokkenen misschien zelfs financieel iets aan bijdragen − dan kunnen mensen reële afwegingen maken. Dan hebben hulpvragers iets te winnen.
Overbodig om te melden, ten slotte, dat ik in 1981 ben afgekeurd voor militaire dienst. Het was een fluitje van een cent. De dokter had erg met me te doen.