Wanneer is selectiviteit in de rechtspleging legitiem?

Bij onrechtvaardige, illegitieme selectiviteit in de strafrechtspleging spreken we van klassenjustitie. Maar wanneer is selectiviteit illegitiem? En komt klassenjustitie voor in Nederland? De auteurs van recent onderzoek laten zien dat het bepalen van de legitimiteit van selectiviteit vaak lastig is.

SP-kamerlid Van Nispen diende in 2018 een motie in, waarin hij opriep om onderzoek te doen naar mogelijke klassenjustitie. De vorige systematische studie hiernaar was inmiddels zo’n twintig jaar oud en had aangetoond dat er verschijnselen van klassenjustitie in de Nederlandse strafrechtketen waren. Wij startten nieuw onderzoek hiernaar en richtten ons op vier vragen. Wat is klassenjustitie? Komt het voor in de Nederlandse strafrechtketen? Hoe vaak komt het voor? En waardoor komt het?

Om deze vragen te beantwoorden, deden we een literatuuronderzoek en voerden we gesprekken met 45 personen die beroepshalve bij de Nederlandse strafrechtketen betrokken zijn en met enkele burgers die zich in het verleden kritisch over klassenjustitie hebben uitgelaten of zelf klassenjustitie hebben ervaren. In dit artikel concentreren we ons op de eerste twee vragen.

Wat is klassenjustitie?

Klassenjustitie beschouwen wij in ons onderzoek als ‘selectieve rechtspleging die iemand illegitiem benadeelt wanneer die persoon niet tot de heersende klasse behoort en illegitiem bevoordeelt wanneer die persoon wel tot de heersende klasse behoort. Deze vormen van benadeling of bevoordeling kunnen illegitiem zijn op grond van het recht en/of door burgers als illegitiem worden ervaren. Vormen van bevoordelende en benadelende klassenjustitie kunnen zowel op directe als indirecte en zowel op bewuste als onbewuste wijze tot stand komen en kunnen systematisch of incidenteel van aard zijn’.

 Selectiviteit in de Nederlandse strafrechtspleging is onvermijdelijk

Een centraal onderdeel van deze definitie is de term ‘illegitiem’. Selectiviteit in de Nederlandse strafrechtspleging is onvermijdelijk. Zo kunnen vanwege capaciteitsbeperkingen niet alle strafbare feiten worden opgespoord. En niet alle feiten waarnaar opsporingsonderzoek is gedaan, worden vervolgd. De geïnterviewde professionals gaven aan dat niet alle vormen van selectiviteit zonder meer als klassenjustitie kunnen worden beschouwd. Sommige vormen vonden zij wel legitiem (rechtvaardig, toelaatbaar) en andere niet.

Etnisch profileren, hotspot policing en predictive policing

In verschillende fasen van de strafrechtketen komen verschillende vormen van selectiviteit naar voren. Zo komt selectiviteit voor in de voorfase, waarin nog geen sprake is van een strafrechtelijke verdenking en de politie proactief optreedt. Hierbij gaat het om thema’s als etnisch profileren, hotspot policing en predictive policing, onderwerpen waarover al eerder op dit platform werd geschreven. Wanneer in achterstandswijken bijvoorbeeld meer politie rondrijdt dan in ‘goede’ wijken (hotspot policing) hebben jongeren uit achterstandswijken een grotere kans om opgepakt te worden.

De kans op ongelijke behandeling is in de voorfase het grootst, menen onze respondenten. Daarbij speelt onder andere een rol dat professionals in de eerste fasen van de strafrechtketen (zoals de voorfase en de fase van opsporing en vervolging) relatief veel discretionaire ruimte hebben, waardoor bijvoorbeeld onbewuste vooroordelen en stereotypen van invloed kunnen zijn.

Strafvervolging: transactiepraktijk en voorarrest

Een ander belangrijk thema betreft de transactiepraktijk, die deels ook de achtergrond vormde van de motie waaruit ons onderzoek voortkwam. Grote ondernemingen en de verantwoordelijke personen binnen die ondernemingen zouden strafvervolging kunnen ‘afkopen’ door een schikking te treffen met het Openbaar Ministerie, terwijl dit voor minder vermogende verdachten niet tot de mogelijkheden behoort.

Ook in beslissingen rondom voorarrest (inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis) die in de fase van opsporing en vervolging worden genomen is sprake van selectiviteit. Hierbij speelt bijvoorbeeld het wel of niet hebben van een vaste woon- of verblijfplaats een rol.

Geloofwaardig, recidiverisico, persoonlijke omstandigheden

Tot slot is de fase van berechting door de strafrechter van belang. Het gaat dan onder meer om de vraag of het strafbare feit bewezen kan worden en, zo ja, welke straf daarop moet volgen. Relevante factoren daarbij zijn bijvoorbeeld de vraag in hoeverre de rechter de verklaring van de verdachte geloofwaardig acht en hoe groot het risico wordt geschat dat de verdachte in de toekomst nogmaals een strafbaar feit pleegt. In beide gevallen kunnen wederom vooroordelen en stereotypen een rol spelen.

Bij het bepalen van de straf houden rechters bovendien rekening met de persoonlijke omstandigheden van een verdachte. Zo kunnen zij besluiten om de straf te matigen wanneer de maatschappelijke reputatie van de verdachte schade heeft geleden, zoals het geval kan zijn wanneer het gaat om verdachten met een grote bekendheid. Dit is een mogelijk strafverminderende omstandigheid waarvan vooral verdachten uit hogere sociale klassen zullen profiteren.

Illegitiem of toch niet

Sommige vormen van selectiviteit worden over het algemeen duidelijk illegitiem gevonden. Etnisch profileren is daarvan een goed voorbeeld. In andere gevallen is dit echter veel minder duidelijk.

Zo vinden sommigen de transactiepraktijk een schoolvoorbeeld van klassenjustitie. Anderen zien juist goede en legitieme redenen voor het treffen van schikkingen met verdachte ondernemingen. Zij redeneren bijvoorbeeld dat dergelijke strafzaken een enorm beroep kunnen doen op de beperkte opsporings- en vervolgingscapaciteit vanwege hun complexiteit en omvang, waardoor zij ten koste gaan van andere (ook belangrijke) zaken. Bovendien kan het Openbaar Ministerie aan een transactie voorwaarden verbinden die een rechter niet ter beschikking staan, zoals inzage in relevante stukken.

Er valt iets voor te zeggen om verdachten met een baan minder snel een gevangenisstraf op te leggen

Ook voor de ongelijkheid die ontstaat doordat rechters bij de strafoplegging rekening houden met persoonlijke omstandigheden van verdachten geldt dat het lastig te bepalen kan zijn of dit al dan niet legitiem is. Er valt iets voor te zeggen om verdachten met een baan minder snel een gevangenisstraf op te leggen omdat zij anders hun baan kunnen verliezen, wat de kans op strafbaar gedrag in de toekomst kan vergroten. Dit houdt echter wel een relatieve benadeling in voor werkloze verdachten uit een lagere sociale klasse.

Iets soortgelijks geldt voor de praktijk dat dakloze verdachten sneller een gevangenisstraf krijgen opgelegd: is dat klassenjustitie of valt het goed te legitimeren omdat het risico op toekomstige strafbare feiten bij hen bijvoorbeeld groter is?

Discussie over legitimiteit nodig

Deze en andere vragen zijn vaak moeilijk te beantwoorden – het betreft in veel gevallen een fine line. Dit geeft, denken wij, aan dat nadere discussie nodig is over de vraag welke vormen van selectiviteit in de strafrechtketen we wel of niet legitiem achten.

Dat is een ingewikkelde, maar belangrijke vraag die de nodige nuance en aanscherping aanbrengt in discussies rondom klassenjustitie. Reflectie op zo’n vraag kan de strafrechtspleging helpen verbeteren.

Lisa Ansems is postdoctoraal onderzoeker bij de afdeling Criminologie van de Universiteit Leiden. Kees van den Bos is hoogleraar Sociale Psychologie en hoogleraar Empirische Rechtswetenschap bij de Universiteit Utrecht. Marie-Jeanne Schiffelers is senior adviseur en onderzoeker bij het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap van de Universiteit Utrecht. Senna Kerssies is senior juridisch medewerker bij de Rechtbank Oost-Brabant. Joep Lindeman is universitair hoofddocent strafrecht aan de Universiteit Utrecht.

 

Foto: Jernej Furman (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 701 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Justitie is zelf een sociale klasse ‘an sich’. De opleiding en werving van juridisch hoger opgeleiden vindt in feite plaats binnen een klasse van cultureel, sociaal en maatschappelijk gelijk gestemden.
    De juridische en sociale vorming (paradigma) binnen de juridische en bestuurlijke faculteiten is hierbij leidend en faciliteert de juridische praktijk van alle dag.
    In feite gaat het hier om de cultuur van een ‘upper class’ waarbij allerlei maatschappelijke verschijnselen en strafbare feiten met hun eigen maatschappelijke bril wordt bekeken en beoordeeld. In de praktijk van het recht bestaat dan ook vaak een grote kloof tussen de rechterlijke macht en de maatschappelijke praktijk, Vooral op het gebied van waarden en normen.
    Klasse justitie ligt dan op de loer: degenen die het beste de taal van het heersende justitiële apparaat beheerst maakt de meeste kans op een gunstige uitspraak van een rechter.
    Advocaten proberen wat dit betreft een brug te slaan tussen cliënt en rechtbank en rechters.
    Maar ook advocaten behoren niet tot het gewone volk en komen van dezelfde faculteiten als rechters en officieren van Justitie.
    Veel ‘klasse justitie’ is niet intentioneel maar cultureel bepaald en is vaak onvermijdelijk gezien de cultuurkloof tussen justitie en de burgers.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.