Wat de patiënt vindt, mag wel wat centraler staan in de zorg

Voor een patiënt begint alles met de vraag wat hem mankeert. Daarna wil hij weten door wie en waar hij beste behandeld kan worden. Het ontbreekt vaak aan duidelijke informatie hierover.

Ziekenhuizen gebruiken nu vooral structuur- en procesindicatoren als kwaliteitsmeter. Volgens Michael Porter, econoom en hoogleraar aan de Harvard Business School is dat een achterhaalde methode. Porter is de grondlegger van Value Based Healthcare (VBH).

Is er in de zorg wel voldoende aandacht voor de patiënt?

VBH focust op uitkomsten. De Wereldgezondheidsorganisatie kijkt echter breder en onderscheidt in de zorg zes verschillende kwaliteitsdimensies: effectiviteit, veiligheid, doelmatigheid, patiëntgerichtheid,  toegankelijkheid en eerlijkheid. Bij het beantwoorden van de vraag wat goede zorg is, is het vaak nodig om afwegingen te maken tussen de verschillende dimensies. De  zorg kan niet altijd op alle dimensies worden geoptimaliseerd.

De vraag is of er in de huidige, sterk gerationaliseerde visie op de waarde van zorg nog wel ruimte is voor een ‘zachte’ waarde als patiëntgerichtheid? Doet die er alleen toe als het bijdraagt tot betere uitkomsten en is dat ook de enige rechtvaardiging om patiëntgerichtheid van de zorg te meten of te verbeteren? Of is het wellicht een waarde op zichzelf? Michael Porter was er in 2013, op een conferentie waar ik hem hoorde spreken, duidelijk over: prima als ziekenhuizen ervaringen van patiënten met interpersoonlijke relaties en arts-patiënt communicatie meten, maar het zijn geen uitkomsten en de metingen hebben dus geen plaats in Value Based Healthcare.

Niet alleen de uitkomst telt

Ik ben dat niet met hem eens, omdat ik weet dat patiënten - ook in de curatieve, technische ziekenhuiszorg - veel waarde hechten aan bejegening, communicatie en de mogelijkheid om mee te beslissen. Niet alleen omdat dat samenhangt met betere uitkomsten, maar ook omdat het een waarde op zich is.

Uit onderzoek onder Nederlandse vrouwen die IVF-behandelingen ondergingen bijvoorbeeld bleek dat zij bereid waren genoegen te nemen met een 10 procent lagere kans op zwangerschap in ruil voor een vriendelijke arts.[i] En uit een ander onderzoek, onder verschillende groepen patiënten, kwam naar voren dat het vooral de ervaringen van patiënten met bejegening en communicatie zijn en niet hun ervaringen met het resultaat van de zorg, die bijdragen aan een hoog rapportcijfer voor ziekenhuiszorg.[ii]

Is goede ouderenzorg een ‘kwestie van fatsoen’?

Als bejegening, communicatie, waardigheid en autonomie belangrijk zijn in de ziekenhuiszorg, hoe zit het dan in de langdurige zorg? Goede ouderenzorg is ‘een kwestie van fatsoen, vindt journalist Hugo Borst. Borst refereert daarmee aan onderliggende waarden die op het eerste gezicht ver af lijken te staan van de bedrijfskundige benadering van VBH. Of toch niet?

Om Value Based Healthcare een stap verder te brengen, is in 2012 het International Consortium for Health Outcome Measurement (ICHOM) opgericht: een internationale, non-profit organisatie die met breed internationaal samengestelde werkgroepen van experts en een of enkele patiënten werkt aan het definiëren van 'outcomes that matter to patients'. Er zijn inmiddels 20 sets gereed.

Eén van die 20 sets gaat over ‘de oudere mens'. En hoewel Michael Porter zelf één van de grondleggers is van ICHOM, bevat deze set indicatoren lang niet alleen gezondheidsuitkomsten en veiligheidsindicatoren, zoals overleving, valincidenten en pijn, maar tellen ook kwaliteit van leven mee, de patiëntgerichtheid van de zorg en zelfs een procesindicator voor de kwaliteit van het sterven, te weten de plaats van sterven.

Basale waarde van ons gezondheidszorgsysteem

Patiëntgerichtheid van de zorg en de kwaliteit van de relatie tussen zorgverlener en cliënt zijn belangrijk. Daarbij moet er ook aandacht zijn voor de beschikbaarheid en tijd van personeel. Dit raakt namelijk aan de oudste en meest basale waarden waaruit ons gezondheidszorgsysteem ontstaan is.

In de gasthuizen die kloosters in vroeger tijden runden, was geen plaats voor VBH. Er viel meestal bar weinig te genezen; hooguit vond van tijd tot tijd een wonder plaats. Het verzorgen van de zieken en het begraven van de doden was geen gereguleerde markt, maar een van de werken van barmhartigheid. Iets wat je hoorde te doen, naast het voeden van de hongerigen, het laven van de dorstigen, het kleden van de naakten, het geven van onderdak aan vreemdelingen en het bezoeken van de gevangenen. De religieuzen en lekenzusters en -broeders konden niet zo heel veel meer doen voor de zieken dan er gewoon te zijn en mensen niet aan hun lot over te laten.

Uitkomsten van zorg én patiëntgerichtheid zijn belangrijke concepten in de manier waarop we naar kwaliteit van zorg kijken. Daar moeten we blijvend aan werken, zowel voor de mensen die zelf kunnen en willen kiezen, als voor die grote groep die dat niet kan en die voor goede zorg vertrouwt op hun zorgverleners.

Dit artikel is gebaseerd op de inleiding van Diana Delnoij op het afscheidssymposium van Prof. Dr. Aad de Roo, in Tilburg op 24 november 2016. Delnoij is bijzonder hoogleraar Social and Behavioral Sciences bij Tranzo - het wetenschappelijk centrum van zorg en welzijn van Tilburg University.

 

Referenties

[i] Van Empel I et al. Hum Reprod, 2011

[ii] Rademakers J et al. BMJ Qual Safety, 2011

 

Foto: Alex Proimos (Flickr Creative Commons)