Wetenschap moet het de corona- en vaccinsceptici uitleggen

Corona- en vaccinsceptici uiten regelmatig hun twijfel over de waarde van wetenschap. Een twijfel gevoed door levensbeschouwelijke overtuigingen en te hooggespannen verwachtingen. De president van de KNAW Ineke Sluiter pleit voor meer realisme.

Het afgelopen jaar had twee gezichten voor de wetenschap. Aan de ene kant was daar een al langer aanzwellend geluid over een systeem dat kraakt in zijn voegen. Aan de andere kant was dit het jaar van de wetenschap, vanwege haar leidende rol bij de bestrijding van de wereldwijde corona-crisis.

Weinig of geen vertrouwen in wetenschap

Collectief beseffen we intuïtief heel goed wat de waarde van wetenschap is. We wenden ons en masse tot de wetenschap zodra er iets op ons afkomt. In de coronacrisis leverde de wetenschap in recordtijd meerdere werkende vaccins, met dank aan het wereldwijde fundamentele onderzoek van de laatste 25 jaar.

Dat is mooi, maar tegelijkertijd hebben, internationaal gezien, relatief veel Nederlanders weinig vertrouwen in de wetenschap. Zelfs binnen de groep hoger opgeleiden heeft ongeveer 5 procent grote twijfels. Dat heeft te maken met levensbeschouwelijke of ideologische achtergronden en betreft zowel de wetenschap zelf, de concrete resultaten ervan of de mensen die haar bedrijven. Voor vaccinatie-scepsis onder hoger opgeleiden in Nederland lijkt bijvoorbeeld spiritualiteit een sterke predictor te zijn.

Pandemie is snelkookpan

De pandemie maakt dat er een enorme urgentie gevoeld wordt bij wetenschappers en publiek voor het vinden van oplossingen. Maar bijna tien jaar geleden waarschuwden wij in een rapport al voor te hooggespannen verwachtingen. Op zichzelf zijn die een teken van vertrouwen, maar ze kunnen leiden tot ‘overspannen claims die vervolgens niet worden waargemaakt, of tot teleurstelling over wetenschappelijke onzekerheid of voorlopige resultaten’.

Daar raken we mogelijk wel zo’n beetje ‘the heart of the matter’. De pandemie leidde tot een wetenschappelijk snelkookpan, waar alle dinergasten in de keuken met hoopvol opgehouden bordjes de koks op de vingers te kijken. En die koks zijn het ook lang niet altijd met elkaar eens. Daardoor vraagt het grote publiek zich af, wie zij nu eigenlijk kunnen geloven. En waarom? Hoe werkt wetenschap precies?

De Amerikaanse wetenschapshistorica Naomi Oreskes bespreekt deze kwesties in haar boek ‘Why Trust Science?’ (2019). Een compacte versie hiervan is te vinden in haar online lezing, deel van het EU project Peritia.

Consensus is teken van stabiliteit

Oreskes legt uit dat wetenschappelijke kennis is gebaseerd op bewijsmateriaal, dat via verschillende methodes gevonden kan worden, maar altijd beoordeeld moet worden. Daar is expertise voor nodig, en die kan uit heel verschillende hoeken komen en hetzelfde materiaal aanvankelijk verschillend beoordelen.

Consensus is niet zomaar een vorm van ‘group think’, of van een willekeurig beroep op autoriteit. Het is ook geen doel op zich, zegt Oreskes. Het gezag waarover het hier gaat is het ‘collectieve gezag van experts uit verschillende richtingen’ en consensus is het teken ‘dat er sprake is van wetenschappelijke stabiliteit’. Althans voor dat moment.

Wetenschappelijke kennis vereist ‘voldoende bewijsmateriaal van voldoende kwaliteit om tot het gemeenschappelijke oordeel te komen dat iets vaststaat’. Wetenschappers zijn gewend dat er een taai debat plaatsvindt voordat consensus zich aftekent. Veel vroege geluiden verdwijnen spoorloos omdat ze de toets van de kritiek niet kunnen doorstaan: wetenschap is een vorm van ‘failing forward.’

Niet elke pijl hoeft roos te treffen

Er bestaat geen eis dat elke pijl in de roos moet zijn. ‘It’s all right to be wrong in science’, zegt Paulina Kuo. Voortdurend wegen, oordelen, terugtrekken, bijstellen, en weer verder. Gezonde scepsis is de basishouding. Ook voor een kritisch lekenpubliek trouwens: we hebben iets uit te leggen!

Het bereiken van wetenschappelijke stabiliteit is meestal een proces van langere duur, er is niet één centrale instantie verantwoordelijk voor. Als er hooggespannen verwachtingen zijn en vaste resultaten op zich laten wachten, terwijl experts nog volop met elkaar in debat zijn, kun je in de perceptie van wetenschap het ‘flip-flop’ effect krijgen waarover Trevor Pinch spreekt: ‘it is either all good or all bad’.

De vraag is wat we daaraan kunnen doen. In elk geval zullen we voor een goed begrip van het wetenschappelijk proces veel meer nadruk moeten leggen op de rol van twijfel en onzekerheden. Dat maakt verwachtingen realistischer. En er is ook al enige empirische evidentie dat dat het vertrouwen in wetenschap niet hoeft te schaden. Wel is dit de manier om verwachtingen realistischer te maken.

Geen illusies, wel zorgen

Veel wetenschappers zitten middenin hoogst actuele en onbesliste wetenschappelijke debatten rond Covid-19. We voeren die met de gebruikelijke hartstocht. Maar tegelijk zijn juist wij in de positie om te beseffen van wat voor groter proces wij deel uitmaken en van de verwarring die dat proces bij het grotere publiek teweeg kan brengen. En wij kunnen dat proces met gezag uitleggen en daarmee de ruime meerderheid die vertrouwen heeft in de wetenschap, daar een nog steviger basis voor geven.

Aan de andere kan maak ik me geen illusies en daarentegen wél zorgen. Want onder de minderheid is nog een andere minderheid, en daar loopt er wel iets mis. Velen van ons zetten zich in om het maatschappelijk debat te voeden. Maar optredens in de media over allerlei onderwerpen zijn tegenwoordig allerminst risicoloos voor wetenschappers, mannen en vrouwen. De sociale media, en speciaal Twitter, zijn een toxische omgeving.

Wij zien dat een kleine, maar zeer luide groep zo is afgehaakt bij wetenschap en politiek dat zij bereid zijn wetenschappers te bedreigen en te intimideren. Dat doen zij bijvoorbeeld door persoonlijke adresgegevens te publiceren. Daar kunnen zij vaak gemakkelijk aan komen via de Kamer van Koophandel. We moeten daar iets aan doen.

Wij leiden mensen op in een context van verwevenheid van onderwijs en onderzoek. Zo ervaren zij persoonlijk het proces van de totstandkoming van nieuwe kennis. Zij weten wat er op het spel staat en dat ze bij hun wetenschappelijke arbeid soms hun hoofd moeten stoten, om verder te kunnen komen (‘failing forward’).

Ineke Sluiter is hoogleraar Griekse taal- en letterkunde aan de Universiteit Leiden en president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Dit artikel is een ingekorte en licht bewerkte versie van haar Jaarrede.

 

Foto: Huub Zeeman (Flickr Creative Commons)