Zorg en onderwijs onvoldoende geholpen met herdefiniëren zzp-schap

De regering presenteert dit voorjaar drie wetsvoorstellen om het zzp-schap eindelijk goed te definiëren. Maar lost die herdefinitie ook de arbeidstekorten in zorg en onderwijs op? Nee, daarvoor moet heel het arbeidsbestel op de schop, schrijft freelancejournalist Jan van Dam.

Werkgevers verkeerden de laatste decennia in de luxepositie dat zij, vanwege het grote aanbod aan personeel, de voorwaarden op de arbeidsmarkt konden dicteren. Werknemers hadden zich slechts te schikken. Die verhouding is de laatste jaren sterk veranderd, omdat een groot aantal oudere werknemers met pensioen gaat, en de uitstroom onvoldoende door nieuwe aanwas wordt gecompenseerd. Met name zorg en onderwijs, maar ook techniek en vervoer kampen met een groeiend tekort aan personeel.

Breuk in beleid

Om op een steeds krappere arbeidsmarkt mensen te kunnen vinden, bieden álle werkgevers sollicitanten vaker een vaste baan aan. Ze breken daarmee met een bijna dertigjarig beleid van tijdelijke contracten en inhuuropdrachten. Het effect van deze wending is overigens minder dan de werkgevers hadden verwacht. Te weinig sollicitanten melden zich aan de poort van instellingen en bedrijven.

Anderhalf jaar geleden concludeerde Bureau Clara Wichman, en het was niet de eerste noch de laatste die dat deed, dat het personeelstekort in de zorg deels te maken heeft met het gegeven dat zorgmedewerkers regelmatig ontslag nemen bij een instelling om vervolgens in dezelfde functie terug te keren als zzp’ers. Mensen kunnen dan bedingen dat ze geen nachtdiensten hoeven draaien of aan afdelingsvergaderingen hoeven mee te doen. De druk op het overgebleven personeel in vaste dienst neemt daardoor echter navenant toe. Voor menigeen reden om ook zzp’er te worden of, steeds vaker, om een andere baan te zoeken.

De keerzijde van het zzp-schap overigens is dat je niet automatisch verzekerd bent tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid en geen pensioen opbouwt.

Drie voorstellen

Dit voorjaar legt minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Karien van Gennip, drie wetsvoorstellen aan de Tweede Kamer voor die het zzp-schap duidelijker definiëren. Haar voorstellen zijn overigens niet onomstreden.

In de kern stelt de minister een versnelde afbouw voor van de zelfstandigenaftrek én van het bedrag dat een zzp’er als oudedagvoorziening belastingvrij apart mag zetten. Daarnaast wil ze een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers invoeren. Haar gedachte hierachter is dat het tarief van de zzp’er hierdoor omhooggaat, en er een eerlijker speelveld gerealiseerd wordt tussen zzp’ers en werknemers in loondienst. Ofwel, de kosten voor de inhuur van een zzp’er worden zo hoog dat hij of zij net zo goed in dienst kan worden genomen.

Wanneer iemand minder dan 35 euro factureert, is er vermoedelijk sprake van een verhulde arbeidsovereenkomst

Ten tweede stelt Van Gennip voor dat de Belastingdienst en de arbeidsinspectie een scherper onderscheid maken tussen een zelfstandige ondernemer en een ondernemende werknemer. In het laatste geval heb je geen recht op allerlei belastingaftrek en moet de werkgever premies afdragen. Voor dat toezicht is een helder en hanteerbaar toetsingskader vereist, liefst in de trant van ‘als a dan b, dus c.’

Nieuw criterium

Om dat voor elkaar te krijgen, en dat wordt nog een hele klus, introduceert de minister ten slotte een nieuw criterium om te bepalen of er wel sprake is van zelfstandig ondernemerschap. Nu kijken we om te bepalen of Sara in dienst is van zeg een ziekenhuis, of zij een jasje van de instelling draagt, en een toegangspasje of een vaste werkplek heeft. Als op al die antwoorden een nee volgt, dan is Sara geen werknemer maar zzp’er.

De huidige beleidsdefinitie biedt vanwege de ruime interpretatiemogelijkheden nogal wat ruimte om te marchanderen. Die marge wordt een stuk kleiner als de Tweede Kamer de wetsvoorstellen van de minister goedkeurt. Dan namelijk wordt de bepalende vraag, of het werk dat Sara verricht, ingebed is in de organisatie waarvoor zij die werkzaamheden verricht. Als het antwoord daarop ja is, dan is Sara werknemer, geen zzp’er.

Met haar derde wetsvoorstel introduceert de minister ook een rechtsvermoeden, in de vorm van een tariefstelling van ongeveer 35 euro per uur. Wanneer iemand minder dan dat bedrag factureert, is er vermoedelijk geen sprake van ondernemerschap, maar van een verhulde arbeidsovereenkomst.

 Modernisering

Met haar voorstellen wil de minister zorgen voor duurzame arbeidsrelaties. Ze gaat uit van de veronderstelling dat mensen in vaste dienst die fatsoenlijk betaald krijgen, straks niet langer het onzekere bestaan van een zzp’er kiezen of van de ene baan naar de andere baan hoppen.

De regering moet diep gaan nadenken over fundamentele wijzingen van wet en regelgeving

Los van de vraag naar het uiteindelijk effect van haar voorstellen, als die eenmaal worden toegepast, zou de minister meer moeten inzetten op activering van het ‘onbenutte potentieel.’ Ze zou ook meer moeite moeten doen om de grote groep die nu nog, vaak onvrijwillig, aan de kant staat aan betaald werk te helpen. En dat betekent volgens Commissie Borstlap dat de regering diep moet gaan nadenken over fundamentele wijzingen van wet en regelgeving.

De grote en almaar toenemende personeelstekorten in vooral de zorg, maar ook in het onderwijs en de techniek, wijzen naar haar opvatting namelijk op de urgente behoefte aan een gemoderniseerd arbeidsbestel. Een bestel dat voorziet in fatsoenlijke lonen, goede rechtsbescherming, ongeacht de contractvorm, en een aan de tijd aangepaste sociale zekerheid.

Jan van Dam is freelance journalist. Voor dit artikel ben ik veel dank verschuldigd aan Ruben Houweling, hoogleraar Arbeidsrecht aan Erasmus School of Law en kroonlid van de SER

 

Foto: Andrea Piacquadio via Pexels.com