Zekerheid cruciaal voor wijkbewoners om mee te denken

Bewoners denken graag mee over het creëren van een leefbare woonomgeving, werd geconcludeerd tijdens een online bijeenkomst van Platform31. Maar ze doen alleen mee als ze weten dat ze straks ook een huis hebben in een veilige en leefbare buurt.

Platform 31 organiseert binnen het programma Brede wijkaanpak een serie van drie bijeenkomsten over herstructurering 2.0.  De Maastrichtse universitair docent Filosofie van Gezondheidswetenschappen Mare Knibbe opende de debatreeks op 23 januari 2023 met een korte samenvatting van het boek dat zij eind vorig jaar samen met de hoogleraar Filosofie van de Publieke Gezondheidszorg Klasien Horstman publiceerde.

Groen en stenig

Knibbe ging in haar inleiding voor de bijeenkomst vooral in op de hoofdstukken 3 en 6 van dat boek. Ze vertelde over hoe de leefbaarheid in een lage-inkomensbuurt in Maastricht door groepen bewoners verschillend wordt ervaren. Het verschil is te herleiden tot het karakter van deelbuurten: het ene deel van de buurt stenig is en de ander groen.

In het groene deel van de buurt zijn de mensen van elkaar vervreemd, en gebeurt er van alles op straat - drugshandel, rondhangende jongeren - zonder dat bewoners precies weten wat er gebeurt, laat staan dat zij ingrijpen. Mensen verschansen zich in hun huis, waar ze zich overigens veilig voelen.

In het andere, compacte en stenige deel van buurt is sprake van grote familiariteit. Bewoners beschouwen de buitenruimte als een verlengstuk van hun woonkamers. Ze zien wat er op straat gebeurt, die informatie delen ze ook met elkaar en dat zorgt voor een gevoel van veiligheid. Keerzijde hiervan is dat ook criminelen deel uitmaken van het familiaire netwerk in de buurt en die voortdurend naar hun hand proberen te zetten, aldus Knibbe.

Exit modernisme

Om verschillen in en tussen buurten op het spoor te kunnen komen, moet je objectieve kennis (statistieken) en subjectieve kennis (ervaringen) niet als tegenstelling zien. Als je dat wel doet, en het gebeurt nog steeds te vaak, dan ga je ‘eraan voorbij dat je voor het opstellen van statistieken en vragenlijsten van mensen afhankelijk bent. Wie anders verstrekt de vereiste informatie over de leefbaarheid en veiligheid in een buurt?’

Door participatie van bewoners serieus te nemen, kun je leefbaarheid van de buurt  bevorderen

Om de leefbaarheid in buurten te bevorderen, doen we er ook goed aan om niet langer te denken in termen van de modernistische stadsvisie. De stad is volgens Knibbe géén machine met diverse van elkaar gescheiden functies. Stedelijke functies moet je juist in combinatie en in samenhang met elkaar bekijken. In place making gebeurt dat, het behelst een aanpak voor herstructurering via kleinschalige, informele, flexibele, experimentele en creatieve, niet voor grote plannen, met vloeibaarheid als sleutelwoord.

Ook door de participatie van bewoners serieus te nemen, kun je de leefbaarheid in de buurt bevorderen. Dat is nog een hele klus, want hun deelname stuit vaak op een muur van moeilijk te doorbreken institutionele logica’s, aldus Knibbe.

Tips uit de Schilderswijk

De tweede spreker op deze bijeenkomst, Renzo Steijvers, is wijkmanager in de Haagse Schilderswijk. Hij weet als geen ander hoe belangrijk het is om bruggen te slaan tussen wijkbewoners en professionals enerzijds en het stadsbestuur anderzijds om de leefbaarheid in een buurt of wijk te verbeteren.

Hij schetste een beeld van een ‘leuke en levendige wijk’ die zo nu en dan in het nieuws komt als het er weer eens onrustig is, zoals bij het laatste wereldkampioenschap voetbal. Die periodieke oprispingen hebben overigens weinig te maken met een gebrek aan voorzieningen. ‘Als je in het ene park staat, kun je het andere al zien liggen. Ook biedt de Schilderswijk genoeg mogelijkheden om te sporten en te spelen, en zijn er voldoende scholen en buurthuizen aanwezig.’

Dus wat is dan de oorzaak? ‘In de Schilderswijk, een stipje van anderhalve kilometer, wonen ruim 32.000 mensen, vaak met een migratieachtergrond, laag opgeleid, en geen of slecht betaald werk. Tel daarbij op het zwerfvuil, de veel en vaak te hard rijdende auto’s, rondhangende jongeren en vandalisme en je hebt een snelkookpan van emoties en gevoelens van onveiligheid en onleefbaarheid.’

Wat kun je daar als gemeentebestuur aan doen? Steijvers had een paar tips. ‘Houd bij de inrichting van de openbare ruimte rekening met de fysieke en sociale context van de wijk; betrek de bewoners bij het maken van plannen; doe een beroep op netwerken en organisaties in de wijk; ga bij wijkbewoners langs, en heb oog voor culturele verschillen in het perspectief op de openbare ruimte. En als het gaat om het bestrijden van overlast, heb je soms ook gewoon fysieke maatrelen nodig: antiparkeerpaaltjes, camera’s en handhaving.’

Begin op straat

Ook Rosalie de Boer van vastgoedontwikkelaar Synchroon en Anne Marie van der Weide van architectenbureau Mecanoo benadrukten het belang van een gecombineerde fysieke en sociale aanpak bij de herstructurering van stadswijken. Hun bureaus laten zich bij de herstructurering van (een deel van de wijk) Te Werve Oost in Rijswijk daarom inspireren door de ideeën van de Deense architect Jan Gehl.

Gehls uitgangspunt is dat de herstructurering van een wijk begint bij het leven op straat: je kijkt eerst naar de openbare ruimte en dan pas naar gebouwen. Ook moet je je focussen op langzaam verkeer -fietsers en wandelaars – en uitgaan van de menselijke maat. In de planvorming moet je sowieso de beleving van mensen meenemen.

We kijken eerst naar de mensen – wat hebben die nodig? – en gaan dan pas ontwerpen’

De herstructurering van het deel van Te Werve Oost dat in mei vorig jaar is begonnen, betreft een langjarig project waarin een deel van de bestaande portiekflats (355 woningen) wordt gesloopt en een ander deel gerenoveerd. De opgave is om van dit deel van de wijk, met 100 procent sociale huurwoningen met relatief veel kwetsbare bewoners, een levendige woonomgeving te maken, door te mengen en te verdichten.

Mens, plaats en doel

De Boer: ‘Om in onze opdracht te slagen, moeten we de bewoners vanaf het begin woonzekerheid bieden. Wordt er gesloopt of gerenoveerd, moet of mag ik weg, waar kan ik dan naar toe en wat krijg ik ervoor terug? Als je dat niet goed regelt, staan bewoners er niet open voor om mee te denken.’

Van der Weide voegde toe: ‘De bureaufilosofie van Mecanoo is gebaseerd op people, place en purpose. We kijken met andere woorden eerst naar de mensen – wat hebben die nodig? – en gaan dan pas ontwerpen. Ook denken we na over de plaats: hoe kunnen we ervoor zorgen dat die een meerwaarde vertegenwoordigt voor mens, wijk en omgeving. En ten slotte: hoe kan ons ontwerp ervoor zorgen dat de wijk haar functies optimaal vervult.’

Klassieke fout

De klassieke fout is dat gemeenten, architecten, planvormers en ontwikkelaars zeggen open te staan voor ideeën van mensen. Kom vooral langs om te vertellen wat u vindt. Tja, dan komen er hooguit tien tot vijftien mensen. ‘Hier pakten we het anders aan. We voerden buurtgesprekken, zijn de buurt ingegaan, hebben bij mensen aangebeld, enquêtes gehouden, om erachter te komen wat bewoners belangrijk vinden en waar ze kansen en problemen zagen. Al die reacties hebben we verwerkt in een nota van uitgangspunten, wat de basis vormt voor de uiteindelijke planvorming.’

In de verhalen over herstructurering van wijken in Rijswijk, Den Haag en Maastricht kwam telkens het belang van placemaking terug. Oftewel, je moet mensen betrekken bij het ontwerp en beheer van de wijk en de openbare ruimte. Door in te spelen op de wensen en het potentieel van bewoners kun je een leefomgeving creëren die gezondheid, geluk en welzijn bevordert. Voorwaarde is wel dat bestuurder en plannenmaker ervoor zorgen dat ze de bewoners woonzekerheid bieden, anders gaan die echt niet meedenken.

Jan van Dam is freelancejournalist. Dit artikel is een verslag van de eerste bijeenkomst uit een serie van drie webinars van Platform 31 over Herstructurering 2.0

 

Foto: Sebastiaan ter Burg (Flickr Creative Commons)