Zorgverlener ziet niet altijd gezondheidsgevolgen van racisme

Racisme en discriminatie zijn ziekmakend. Zorgverleners onderkennen dit vaak niet. Rotterdam Scriptieprijswinnaar Ingrid Blankesteijn onderzocht voor haar masterscriptie hoe zorgverleners racisme (niet) meenemen tijdens de behandeling van hun patiënten.

Racisme heeft, zowel interpersoonlijk als institutioneel, verregaande gevolgen voor zowel de ontvanger als voor de samenleving in het algemeen. Over dit onderwerp is ondertussen veel onderzoek gedaan. Zo blijkt uit onderzoek dat het ervaren van racisme kan leiden tot geestelijke en lichamelijke gezondheidsproblemen zoals depressie, verslavingsgevoeligheid of een verhoogde bloeddruk.

Er is echter nog weinig onderzoek gedaan over hoe zorgverleners om (kunnen) gaan met deze gezondheidsgevolgen. Nederlandse studies kijken hoofdzakelijk naar ervaringen met racisme tijdens het verlenen of krijgen van zorg. Onderzoek naar de rol die de zorgverlener wil en kan spelen in het behandelen van gezondheidsproblemen die zijn veroorzaakt of verergerd door racisme, ontbreekt.

Zorgverleners staan in nauw contact met de patiënt en vervullen hiermee (mogelijk) een unieke, maar ook moeilijke, rol in het dit kader onderzocht ik met mijn afstudeerscriptie hoe zorgverleners in Rotterdam (zestien psychologen en behandelend artsen) denken over en omgaan met racisme en de daaruit voortvloeiende gezondheidsgevolgen.

Denken over racisme

Uit mijn onderzoek komt naar voren dat we twee typen zorgverleners kunnen onderscheiden:

1) zorgverleners die moeite hebben om racisme te (h)erkennen en behandelen als oorzaak van gezondheidsproblemen;

2) zorgverleners die zich bewust zijn van de omvang en frequentie van (gezondheidsgevolgen van) racisme. Zij weten hierdoor vaak ook hoe ze hiermee het best om kunnen gaan in de behandelkamer.

Enkele zorgverleners denken dat patiënten ervaringen met racisme ‘groter maken dan het is’

Deze twee typen zorgverleners hanteren zeer uiteenlopende definities van racisme. Sommigen relateren racisme alleen aan ‘ras’ of ‘etniciteit’. Anderen trekken racisme breder en relateren het ook aan zaken als gender, seksualiteit, cultuur, religie en sociaaleconomische status. Daarnaast vinden sommigen het moeilijk om racisme te zien als een groot sociaal probleem met directe gezondheidsgevolgen. Dit komt bijvoorbeeld omdat zij menen dat racisme niet zo vaak voorkomt in Nederland (zeker in vergelijking met landen zoals de VS).

Enkele zorgverleners in mijn onderzoek denken dat patiënten zich inbeelden dat zij racisme ervaren of deze ervaringen in ieder geval ‘groter maken dan het is’. Zij zien gezondheidsgevolgen niet als de consequentie van het ‘objectief’ plaatsvinden van racisme, maar eerder als een consequentie van de perceptie van de patiënt.

Mijn studie toont verder aan dat sommige zorgverleners het moeilijk vinden om vast te stellen of racisme echt de oorzaak is van een gezondheidsprobleem en of deze constatering echt veel zou veranderen in de behandeling. Vooral huisartsen en artsen die in het ziekenhuis lichamelijke problemen (zoals hoge bloeddruk) behandelen, hebben hier moeite mee.

Voor psychologen speelt dit een stuk minder. Zij besteden van nature immers al veel aandacht aan de oorzaak van psychische problemen en behandelen deze problemen aan de hand hiervan.

Omgaan met racisme

De groep zorgverleners die moeite heeft om de omvang, frequentie en gevolgen van racisme te begrijpen, vindt het vaak zinloos om de gezondheidsgevolgen van racisme te (h)erkennen en te behandelen. In de praktijk blijkt dan ook dat zij het hier vrijwel nooit met hun patiënten over hebben.

De groep zorgverleners die een beter beeld heeft bij racisme, ziet het daarentegen vaak als nuttig voor patiënten om aandacht te besteden aan racisme tijdens de behandeling. Zij geven aan dat het vragen en luisteren naar de ervaringen van de patiënt (de ‘erkenning’) er überhaupt al voor kan zorgen dat patiënten beter in hun vel komen te zitten. Zij vinden dat een behandeling met aandacht voor beter omgaan met racisme van grote toegevoegde waarde voor de patiënt kan zijn.

Het gaat hier niet om zorgverleners die expres onwetend handelen

Het is echter niet altijd mogelijk dit in de praktijk uit te voeren. Zorgverleners ervaren bijvoorbeeld veel werkdruk. Dit zorgt ervoor dat er überhaupt al weinig tijd is om een patiënt te spreken en te behandelen – laat staan om ook nog dieper in te gaan op mogelijke ervaringen met racisme en de gevolgen daarvan. Ook werken sommige zorgverleners in een organisatie waar men dit thema niet op de agenda kan of wil plaatsen. Hierdoor wordt het geen vast onderdeel van intervisie en werkmethodes.

Geen onwil, maar onbegrip

Er zijn verschillende factoren van invloed op het waarom zorgverleners bij racisme denken en handelen zoals zij dat doen. Zo speelt een rol of zorgverleners zelf een migratieachtergrond hebben of in een diverse persoonlijke omgeving leven. Ook is hun opleiding van invloed, specifiek of er tijdens de opleiding tijd is vrijgemaakt om over dit onderwerp te leren.

Tot slot is ook de organisatie waar de zorgverlener werkt van belang – heeft die geen divers medewerkersbestand en levert die geen cultureel-sensitieve zorg? Of is het juist een kleinere, diversere of specialistischere organisatie?

Iedere zorgverlener – ‘onbewust onwetend’ of niet – wil maar één ding doen: mensen helpen

Met behulp van deze factoren kunnen we concluderen dat het hier dus niet gaat om zorgverleners die expres onwetend handelen. Zorgverleners die zelf geen migratieachtergrond hebben, een minder diverse omgeving hebben, in een weinig diverse organisatie werken en daarnaast ook weinig of niet onderwezen zijn over diversiteit en racisme, zijn gewoon minder goed bekend met de omvang en gevolgen van racisme. Zij weten daarbij vaak ook niet hoe ze ermee moeten omgaan in de behandelkamer, of hoe een behandeling die ruimte heeft voor de gezondheidsgevolgen van racisme eruit zou kunnen zien.

Het is dus niet uit onwil, maar eerder uit onwetendheid dat zorgverleners geen aandacht hebben voor de gezondheidsgevolgen van racisme. Iedere zorgverlener, ongeacht of zij ‘onbewust onwetend’ zijn of niet, wil echter maar één ding doen: mensen helpen.

Dit blijkt ook uit hoe een aantal zorgverleners tijdens mijn onderzoek zich bijvoorbeeld bereid toonde om meer te leren over racisme en om meer te gaan vragen naar de mogelijke (gevolgen van) ervaringen met racisme tijdens behandelingen. Door met elkaar in gesprek te gaan en bewustzijn te vergroten, kan deze olifant in de behandelkamer de deur worden gewezen.

Ingrid Blankesteijn is rijkstrainee bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Dit artikel is gebaseerd op haar masterscriptie The elephant in the treatment room: Acknowledging and treating consequences of racism on mental and physical health (2021), geschreven als onderdeel van de MSc Governance of Migration and Diversity (Public Administration Track).

 

Foto: Alex Green (Pexels.com)