Afblazen basisischool-eindtoets leidt tot verwarring en mogelijk ongelijke kansen

Vanwege de coronacrisis zal groep 8 dit jaar geen Eindtoets maken. Onderwijssocioloog Sara Geven ondervroeg betrokkenen op scholen en waarschuwt: kansenongelijkheid ligt op de loer.

Op 18 maart kondigde onderwijsminister Arie Slob aan dat, vanwege de coronacrisis, de Eindtoets in groep 8 van de basisschool dit schooljaar komt te vervallen. Waar normaal gesproken schooladviezen voor het voortgezet onderwijs nog naar boven kunnen worden bijgesteld op basis van de Eindtoets, is dat dit schooljaar niet meer mogelijk.

Sociologen waarschuwden al eerder voor een toename in ongelijkheid in de samenleving door de coronacrisis. Ook het vervallen van de Eindtoets vormt een gevaar, omdat de Eindtoets kan corrigeren voor onderschattingen of onbewuste vooroordelen in de adviezen.

Hoe gaat onderwijspersoneel dat betrokken is bij de adviesprocedure om met het vervallen van de Eindtoets? En wat zijn mogelijke consequenties voor de kansengelijkheid in het onderwijs? Om hier meer te weten over te komen heb ik tijdens deze coronacrisis vragenlijsten afgenomen onder 94 medewerkers van 56 basisscholen die dit schooljaar betrokken zijn bij het opstellen van de schooladviezen. Zij werken op scholen met diverse denominaties en leerlingcomposities, verspreid over heel Nederland.

Wel of geen bijstelling?

Het vervallen van de Eindtoets blijkt allereerst voor verwarring te zorgen op scholen. Ongeveer de helft van de ondervraagden geeft aan dat de adviezen die de leerlingen hebben ontvangen vóór de coronacrisis ook de definitieve adviezen zullen worden. Volgens deze groep is een bijstelling van de adviezen niet meer aan de orde, nu de Eindtoets is komen te vervallen.

Er is echter ook een groep medewerkers die dit schooljaar wél bijstellingen overweegt. Circa 40 procent van alle ondervraagden noemt concrete redenen waarom zij bepaalde adviezen (mogelijk) zullen of willen bijstellen. De genoemde redenen lopen wel uiteen. Zo geeft een aantal medewerkers aan dat er een bijstelling kan plaatsvinden wanneer de werkhouding van een leerling is verbeterd, of wanneer een leerling de afgelopen periode (digitaal) heeft laten zien een hoger niveau aan te kunnen (16 procent van alle ondervraagden).

Andere medewerkers nemen de verzoeken van ouders en de leerling zelf mee (10 procent van de ondervraagden). Soms is er al aan ouders en leerlingen toegezegd dat er een vervolggesprek zou plaatsvinden op basis waarvan het advies nog heroverwogen zou kunnen worden. Op andere scholen spelen de wensen van ouders ook een rol, maar lijkt het initiatief voor een gesprek meer bij de ouders zelf te liggen.

Naast de wensen van ouders en leerlingen kunnen de wensen van het voortgezet onderwijs een reden zijn tot een mogelijke bijstelling. Adviezen worden aangepast omdat scholen bepaalde toelatingseisen hebben, of alleen nog plek hebben voor leerlingen met bepaalde adviezen. Verder overwegen enkele basisscholen om de adviezen voor leerlingen waarbij twijfel was te heroverwegen, soms door extra toetsen af te nemen.

Warme overdracht

Het is belangrijk om te vermelden dat het hier met name gaat om overwegingen om adviezen bij te stellen. Het is onduidelijk wat dit zal betekenen in de praktijk. Officieel kunnen scholen door het wegvallen van de Eindtoets dit jaar geen herzieningen in de adviezen registreren. Wél kunnen er bijstellingen in de adviezen worden gedaan wanneer er een fout is gemaakt. Een basisschool zou op deze manier een advies toch nog kunnen aanpassen.

Basisscholen kunnen ook in overleg met de middelbare school leerlingen op een hoger niveau laten instromen dan het originele advies. Minister Slob moedigt dit schooljaar een ‘warme overdracht’ aan. Dit betekent dat basisscholen en middelbare scholen het instroomniveau van individuele leerlingen onderling met elkaar afstemmen. Daarnaast is er een formulier ontwikkeld waarop basisscholen een instroomniveau-advies kunnen geven, en extra informatie kunnen delen over leerlingen, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling in de afgelopen periode. Basisscholen zijn niet verplicht dit formulier te gebruiken.

Het is dus niet ondenkbaar dat verschillen in de overwegingen om adviezen bij te stellen ook leiden tot ongelijkheden in de praktijk: waar de instroomniveaus  van leerlingen op de ene basisschool nog worden aangepast, is dit op een andere basisschool uitgesloten.

Kinderen uit kansrijke milieus

De criteria die leerkrachten of scholen gebruiken om het advies te heroverwegen kunnen ook bijdragen aan de kansenongelijkheid. Dit risico bestaat voornamelijk op scholen die een aanpassing (sterk) laten afhangen van de mening van ouders, of die de vooruitgang van leerlingen tijdens de coronacrisis (zwaar) meewegen.

Amerikaans onderzoek suggereert dat de ouders van kinderen uit kansrijke milieus succesvoller en assertiever zijn in hun communicatie met school. Dit kan betekenen dat zij eerder om een bijstelling van het advies zullen vragen, of succesvoller zijn in het beargumenteren van een bijstelling. Ook de Onderwijsinspectie stelt dat in andere jaren ouders uit hogere sociale milieus eerder naar school lijken te stappen voor een bijstelling van het advies. Mogelijk zal deze groep ouders ook dit jaar eerder proberen om hun zoon of dochter op een hoger niveau te krijgen. Daarnaast weten ze waarschijnlijk beter wat de mogelijkheden in de huidige complexe situatie zijn.

Het meewegen van de vooruitgang van leerlingen tijdens de coronacrisis kan de kansenongelijkheid bevorderen omdat de schoolondersteuning die leerlingen thuis hebben gekregen tijdens de crisis niet gelijk is verdeeld. Zo laat onderzoek van Thijs Bol zien dat ouders met een hogere opleiding meer hulp bieden met school tijdens de coronacrisis, deels omdat ze beter in staat zijn hun kinderen te helpen.

Oog voor ongelijkheid

Van de deelnemers aan ons onderzoek die ook lesgeven (65), lijkt een groot deel wel oog te hebben voor ongelijkheid in de thuissituatie tijdens de coronacrisis. Circa 50 procent van de leerkrachten geeft aan meer contact te hebben gezocht met leerlingen die thuis weinig ondersteuning krijgen, of die zich in een zorgelijke thuissituatie bevinden.

Aan de andere kant geven sommige leerkrachten ook aan juist meer contact te hebben met leerlingen die beter bereikbaar zijn (34 procent van de leerkrachten). Dit kan er onbewust voor zorgen dat leerlingen uit kwetsbare of kansarme gezinnen minder steun krijgen vanuit school. Indirect kan dit er weer toe leiden dat deze kinderen minder vooruitgang boeken, en op sommige scholen dus minder kans hebben op een bijstelling van hun schooladvies.

Veel leerkrachten hebben ook meer contact met leerlingen die zelf (90 procent van de leerkrachten) of wiens ouders meer initiatief nemen tot contact (bijna 70 procent). Aan de ene kant kan dit betekenen dat de groep leerlingen die meer ondersteuning nodig heeft, ook meer ondersteuning krijgt. Aan de andere kant bevoordeelt dit mogelijk kinderen uit kansrijke milieus. Volgens Amerikaans onderzoek communiceren niet alleen hun ouders op een actievere en effectievere manier met school, maar lijken deze kinderen ook zelf assertiever in het vragen van hulp van leerkrachten.

Voordeel van de twijfel

Er lijkt met het vervallen van de Eindtoets onduidelijkheid te bestaan over de bijstellingen van de schooladviezen. Scholen, schoolbesturen, de PO-raad en de politiek zouden actief met elkaar in gesprek moeten gaan over hoe scholen het beste kunnen omgaan met de complexiteit van de huidige situatie. Het lijkt voor sommige scholen niet meer dan logisch dat zij (enkele) adviezen willen heroverwegen. Leerlingen hebben bijvoorbeeld een voorzichtig advies gekregen, of waren bezig met een eindsprint en hadden daardoor kans op een bijstelling op basis van de Eindtoets.

Hoewel bijstellingen soms logisch zijn, is het belangrijk om verschillen tussen scholen te voorkomen. Gezien het feit dat de onderwijssituatie van leerlingen tijdens de coronacrisis uiteenloopt, kan de kansengelijkheid in het geding komen wanneer de vooruitgang van leerlingen tijdens deze periode(zwaar) wordt meegewogen in de bepaling van het instroomniveau.

Hetzelfde gaat op voor een situatie waarin het instroomniveau (sterk) afhangt van het initiatief en de overtuigingskracht van ouders. Mochten we de instroomniveaus van sommige leerlingen dus tóch gaan bijstellen, dan zouden we kunnen overwegen om juist een ruimere groep kinderen het voordeel van de twijfel te geven.

Sara Geven is Universitair Docent bij de afdeling Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam.

 

Foto: Phil Roeder (Flickr Creative Commons)