Hulpverleners: zet je eigen shit om tot mest

‘Hulpverleners, laat je eigen shit thuis!’, zo schreven Lilian Linders en collega’s van de Hogeschool InHolland hier onlangs. Maar volgens Alie Weerman, Jason Bhugwandass en Mannus Boote is het delen van persoonlijke verhalen juist wel waardevol.

Vorige maand publiceerden lector Lilian Linders en haar twee collega’s van Hogeschool InHolland een artikel waarin zij de oproep deden: ‘Hulpverleners, laat je eigen shit thuis!’ Wij vinden dat zij het kind met het badwater weggooien door onvoldoende andere relevante onderzoeksgegevens en praktijkontwikkelingen mee te nemen in hun eindoordeel.

In het artikel wordt gesteld dat meer jongeren aangeven last te hebben van persoonlijke verhalen van hulpverleners. Wij twijfelen eraan of jongeren daadwerkelijk last hebben van de persoonlijke verhalen zelf, of dat zij vooral last hebben van de manier waarop of het moment dat een hulpverlener iets over zichzelf vertelt.

Uiteraard moeten hulpverleners cliënten niet belasten met hun eigen problemen. Maar er is nogal een verschil tussen 'je shit delen' of erkenning geven door herkenning. Ja, bij ‘shit delen’ voel je je onveilig. Maar het niét delen van ‘shit’ kan ook onveilig zijn, als je voelt dat er wat is met de hulpverlener en dat wordt ontkend.

Donya Elenby (student persoonlijk begeleider jeugd en opvoedhulp):
Toen ik op een leefgroep woonde probeerde iemand ook shit te delen. Ik dacht alleen maar: 'Niemand houdt van me en ik zit hier vast. En jij gaat gewoon zo naar huis waar je man op je zit te wachten, dus je zult me toch nooit begrijpen.' Maar ik heb ook een situatie meegemaakt waarbij iemand iets deelde en ik mij eindelijk gehoord voelde, eindelijk iemand die zoiets ook heeft gevoeld en het begrijpt. Dat is gewoon precies wat maatwerk is.’

Kritiek vanuit de cliëntenbeweging

Juist de ‘stem van de cliënt’ heeft ertoe geleid dat er meer aandacht kwam voor de relatie tussen hulpverlener en cliënt en de inzet van ervaringsdeskundigheid. Van oudsher was het namelijk ‘not done’ om eigen ervaringen te gebruiken in je rol als hulpverlener.

De cliëntenbeweging kwam in opstand tegen de onpersoonlijke professionele rol die hulpverleners hebben geleerd aan te nemen, terwijl inmiddels algemeen bekend is dat een goede therapeutische relatie belangrijker is dan de specifieke methodiek die gebruikt wordt. Deze relatie kan verrijkt worden door het delen van eigen ervaringen. Met als resultaat een ‘normale’ en persoonlijke manier van contact met cliënten.

Niet voor niets is er dan ook sinds 2013 een door de GGZ-sector erkend beroepscompetentieprofiel Ervaringsdeskundigheid en zijn er landelijke leerplannen ontwikkeld voor het professioneel leren gebruiken van ervaringskennis. Een professionele houding, waarbij eigen ervaringen verzwegen moeten worden, blijkt in de praktijk te kunnen leiden tot rigide of juist onbeheerste vormen van contact met cliënten.

Het professionele sluit het persoonlijke niet uit

Het professionele sluit het persoonlijke niet uit, als het goed is sluit het het persoonlijke in. Het is een illusie om te denken dat jij als professional je eigen ervaringen helemaal thuis kunt laten. Want wat jij zelf hebt meegemaakt, kleurt altijd hoe je tegen dingen aankijkt en hoe je op situaties reageert.

Toch adviseren Linders en collega’s de opleidingen social work om minder aandacht te geven aan eigen ervaringen van de studenten. Dit plaatsen zij tegenover aandacht voor de cliënt en tegenover sociale reflexiviteit, maar dat zijn valse tegenstellingen; juist op basis van eigen ervaringen kunnen wij leren ons beter te verplaatsen in anderen. Sociale reflexiviteit wordt geleerd en theorie wordt beter opgenomen als het aansluit bij de eigen ervaringen, omdat deze worden gerelativeerd, gereorganiseerd en in context geplaatst

Wij vinden dat er juist méér aandacht moet zijn voor de ervaringen van studenten. Want goed om kunnen gaan met je ervaringskennis vraagt oefening, intervisie, reflectieverslagen en soms ook het ‘knutselen van kunstwerken’ om expressie te kunnen geven aan lastig verwoordbare ervaringen en deze kritisch te kunnen bevragen. Zo maak je van je eigen ‘shit’ vruchtbare mest.

Jason Bhugwandass (student social work):
Sinds wanneer delen hulpverleners veel over zichzelf? Ik had er 135 in de jeugdzorg en ik weet van tenminste 120 niet eens of ze kinderen hebben. Als een hulpverlener niks van zichzelf laat zien, beland je in een carrousel waar je constant dezelfde oppervlakkige hulpverlener treft. Mijn huidige begeleider vertelt constant over haar eigen ervaringen, dat onderscheidt haar juist van al die andere hulpverleners.’

Juist uitwisselen kan context versterken

Volgens de auteurs zou de ‘stem van de cliënt’ duidelijk hoorbaar moeten zijn in de opleidingen voor hulpverleners. Die stem vind je echter niet uitsluitend búiten de klas, maar ook in de klas. Momenteel weten klasgenoten in reguliere social work-opleidingen soms niet eens van elkaar wie er verslaafd, mishandeld, misbruikt of uithuisgeplaatst is geweest, terwijl zij hierover colleges volgen, discussiëren en met cliënten (op stage) in gesprek moeten kunnen gaan.

Juist het uitwisselen van eigen ervaringen tijdens de opleiding kan het gevoel van context versterken: je klasgenoot blijkt uit een achterstandswijk te komen of juist uit een gegoed milieu. Het versterkt oog voor diversiteit, want naast klasgenoten met een gezonde hechting zitten er ook mensen in de klas die ervaring hebben met trauma’s, uitsluiting of mishandeling. En het vergroot de empathie: een verhaal over een uithuisplaatsing die je klasgenoot heeft meegemaakt komt dichtbij.

Wanneer de studenten stil hebben gestaan bij eigen ervaringen kunnen deze later tijdens hun werk helpend zijn in het contact met de mensen die ze begeleiden. Zij kunnen met hun ervaringskennis laten zien welke verschillende wegen te bewandelen zijn. Zij kunnen schaamte en angst voor afwijzing verminderen, door te laten zien dat dingen heel normaal zijn om over te praten. Ook maken zij voelbaar niet alle wijsheid en kennis in pacht te hebben en echt samen naar oplossingen te willen zoeken.

RAAK! onderzoek

Dat de cliënt baat heeft bij hulpverleners die hun ervaringskennis inzetten, blijkt duidelijk uit het onderzoek RAAK!Ervaringsdeskundigheid. Wanneer zorgprofessionals geleerd hadden hun eigen cliëntervaringen deskundig in te zetten, vonden de cliënten dit juist wenselijk. Zij gaven aan dat het hen motiveert, bemoedigt en hoop geeft. Het verzacht schaamte en stigma, geeft nabijheid en ze voelen zich beter gehoord.

De auteurs komen op basis van enkele klachten van jongeren, over hulpverleners die onvoldoende kundig zijn in de inzet van hun ervaringskennis, tot een conclusie die te zwart-wit is. Zij lijken terug te willen naar de oude traditie waarin eigen ervaringen niet gedeeld mochten worden. Terwijl we juist de afgelopen jaren zo’n vooruitgang hebben geboekt met de inzet van ervaringsdeskundigen.

Wij willen niet terug in de tijd

De kennis die hierover inmiddels is opgedaan vraagt daarom een genuanceerder advies. De kern van hulpverlening is dat je altijd goed moet aansluiten en naast een jongere moet staan. Laten we daar dan op focussen: hoe doe je dat? Wat ons betreft doe je dat pas op een goede manier als je je eigen ervaringen gebruikt om mensen die in de shit zitten serieus te nemen en hen te ondersteunen. Doen alsof hulpverleners mensen-zonder-shit zouden zijn: dat geeft de jongeren alleen maar een shit-gevoel.

Alie Weerman is lector GGZ en Samenleving aan de Hogeschool Windesheim. Jason Bhugwandass is ervaringsdeskundig student social work en werkt voor ExpEx. Mannus Boote is projectleider ervaringsdeskundigheid bij Spirit jeugdhulp.

 

Foto: Matus Laslofi (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 15887 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (10)

  1. In dit debat spelen een aantal fenomenen een belangrijke rol die niet altijd worden benoemd:

    – een hulpverlener heeft een specifieke rol die gelijkwaardigheid binnen een behandel- of begeleidingsrelatie vrijwel uitsluit.

    – er is verschil tussen het cliënt- en ervaringsdeskundig perspectief.

    – studenten aan een HBO-opleiding zijn vaak nog jong. Het is algemeen bekend dat nuttige en bruikbare reflectie op eigen ervaringen, pas rond het 30ste levensjaar mogelijk wordt.

    Met vriendelijke groet,

    Hans van Eeken.

    Onafhankelijk ervaringswerker.
    Actief in het sociaal domein en betrokken op de GGz.
    Lid van https://burgers4burgers.nu Food Valley.
    Tel. 06.33.80.33.84
    Twitter: @shakey3904

  2. Juist het los laten van die specifieke rol van de hulpverleners is de kracht van het inzetten van ervaringsdeskundige en het argument dat hulpverleners onder de 30 niet instaat zijn gebruik te maken van ervaringskennis is het uitsluiten van een keur aan ervarings kennis die ook bij deze groep aanwezig is. wat wetenschappelijk is bewezen hoeft niet altijd evident base te zijn. Laten we juist de nieuwe generatie van hulpverleners de vaardigheden mee geven om juist ervaringsdeskundigheid te omarmen en op een goede manier in te zetten in het werkveld.
    Aad vd Dood
    SPV i.o tot
    Zorgproffesional met ervaringskennis

  3. De kunst is dat opleidingen hun sociaal werkers in spe zich bewust laten worden van hun eigen kwetsbaarheden en opgelopen kwetsuren. Niet omdat dit in hun werkrelaties vervolgens het hoofdonderwerp moet zijn, maar omdat het goed is om je vanuit dit bewustzijn met anderen bezig te houden. Het is heel legitiem om te refereren aan eigen belevenissen of levensvragen om zo met iemand hierover in gesprek te komen. De eigen ‘shit’ als gereedschap om in contact te komen, niet meer en niet minder. Als de eigen shit hoofdonderwerp wordt is het wellicht raadzaam om elf hulp te zoeken.

    Hieronder een column die ik schreef voor Sozio. De manier van in contact zijn die ik beschrijf is ook van toepassing op ‘maak van je eigen shit mest’.

    Corona contact
    Door de Corona crisis is er veel discussie over hoe sociaal werk en GGZ contact met hun cliënten onderhouden. De bestuurders van veel grote instellingen stelden direct een verbod op huisbezoeken of ‘live’ gesprekken in; contact met cliënten moet nu vooral digitaal plaatsvinden.
    Nu kun je natuurlijk op veel verschillende manieren ‘pressent zijn’. Maar dit vraagt wel een zekere mate van contact. Niet speciaal digitaal, elektronisch of schriftelijk, maar vooral intermenselijk. Echt contact van mens tot mens heeft veel meer te maken met beleving en wederkerigheid dan met de gebruikte techniek. Bij intermenselijk contact zie ik niet een functionaris voor me die tijdens het gesprek zijn/haar afvinklijstjes en protocollen afwerkt, maar een mens met oprechte interesse voor de belevingswereld van de ander.
    Oprecht contact maken en houden is niet makkelijk. Naast communicatievaardigheden vraagt dit heel wat zelfvertrouwen en zelfinzicht. Omdat je moet ‘invoegen’ bij de belevingswereld van degene met wie je werkt moet je jezelf ook kwetsbaar durven maken, anders blijven de beleefde gelijkwaardigheid en wederkerigheid ver te zoeken. En let op; met gelijkwaardigheid bedoel ik zeker niet dat de posities gelijk zijn. Een echte vriend kun je niet zijn; wel ‘professional friend’*.
    Wie in een contact de positie van ‘professional friend’ heeft bereikt kan op vele manieren present zijn. Dan is beeldbellen, appen of SMS’en geen enkel probleem en kan ook een op het juiste moment digitaal opgestoken duimpje van hele grote waarde zijn.

    Marc Räkers / Eropaf!
    • Emeritus hoogleraar Hans van Eewijk introduceerde het concept ‘professional friend’ in Nederland. Zie: ‘Maatschapppelijk werk in een sociaal gevoelige tijd’, uitg. SWP

  4. Beste Aad van de Dood,

    Je schreef: ‘het argument dat hulpverleners onder de 30 niet instaat zijn gebruik te maken van ervaringskennis is het uitsluiten van een keur aan ervarings kennis die ook bij deze groep aanwezig is’.

    Dat was iig niet mijn argumentatie.
    Ik schreef nl. : “Het is algemeen bekend dat nuttige en bruikbare reflectie op eigen ervaringen, pas rond het 30ste levensjaar mogelijk wordt”.

    Iedereen is van jongs af aan in staat om gebruik te maken van ervaringskennis.
    Echter ervaringskennis is nog geen ervaringsdeskundigheid.
    Daarvoor is wel degelijk reflectie op eigen ervaringen en een zekere mate van afstand tot de directe eigen ervaring vereist.

    Een ervaringswerker opereert primair vanuit zijn herstelproeces en de collectieve ervaringslaag die hij heeft leren kennen door veelvuldig contact en samenwerkingmet mede-ervaringsdeskundigen.
    Dat is dus heel iets anders dan een persoonlijk herstelverhaal voordragen…

    Groet,

    Hans van Eeken.

  5. Een beter verwoorde uitdrukking dan ‘van je shit mest maken’ hoorde ik jaren geleden van een collega. Zij zei: ik heb van mijn rugzak mijn gereedschapskist gemaakt.
    Deze bewoording sluit ook mooi aan op de WRAP ontwikkeld door Mary Ellen Copeland (VS) waar de gereedschapskoffer een grote rol speelt.

    Ik denk dat ‘stil staan bij eigen ervaringen door studenten’ absoluut te weinig is. Je zult moeten worstelen, doorleven en uiteindelijk omarmen en aanvaarden. Dan pas kun je iets nuttigs doen met eigen ervaring.

    Het verschil tussen hulpverlener en ervaringsdeskundige is mijns inziens niet zo groot. Het gaat erom dat ik als medemens behandeld word, dat ik gezien en gehoord word en dat mijn verhaal gehoord wordt. Dat vond ik fijn aan de herstelwerkgroepen.

    Inmiddels ben ik zo’n veertig jaar in behandeling bij de GGz. Een mooi Bijbels getal. De dingen beginnen – mede dankzij de coronabeperkingen – op hun plaats te vallen. Het werken met Karify is voor hulpverlener en cliënt allebei nieuw. Vermoeiend. Vreemd. Toch is in mijn beleving juist daardoor de gelijkwaardigheid tussen mij en mijn hulpverlener vergroot. Ik zit letterlijk niet meer aan de verkeerde kant van het bureau. En dat is fijn. Echt fijn.

  6. ‘Contact-booster’, zo ziet men in dit artikel de kern van het ervaringswerk. Zoals zo vaak. Daarmee bedoelt men dat een ervaringswerker warmte toevoegt en nabijheid en herkenning biedt, Ik vind dat een veel te smalle definitie van wat goed ervaringswerk is. Tacit knowlegde, ik geef het graag toe geeft inderdaad een formidabele communicatieve voorsprong. Maar er kleven ook twee bezwaren aan: in de eerste plaats wordt verondersteld dat een gemeenschappelijke ervaring twee mensen bij elkaar brengt. Maar waarom de een voor de ander kiest, waarom een contact behulpzaam is wordt door meer factoren bepaald dan alleen de gedeelde ervaring. Soms neemt men iets van iemand aan vanwege ‘resemblance with a familiar person’ , soms vanwege de ‘authentieke helpende persoonlijkheid’ (Rogers). Gedeelde ervarings is dus maar 1 factor tussen tal van andere. Soms is leeftijd belangrijker dan gedeelde ervaring, soms hetzelfde dialect, soms of het een man of vrouw is. In de benadering van Weerman c.s. wordt net gedaan alsof ‘ervaring’ automatisch tot een goed en behulpzaam contact leidt. Dat is echt niet zo, ik ken ervarings werkers die wat dit betreft nog geen deuk in een pakje boter kunnen slaan. Een tweede probleem met deze smalle definitie van het ervaringswerk is dat je tegen alle andere (professionele) collega’s zegt dat zij dat niet zijn en niet kunnen. Dat levert in de praktijk van de ervaringswerkers veel frictie en strijd op. En vaak korte dienstverbanden.
    Mijn voorstel is om het ervaringswerk meer kernen, een bredere basis dus, te geven en aan de ervaringswerker meer taken. De tweede taak die ik zie is om in organisaties een andere balans tussen systeem en leefwereld te vinden door ook actief te zijn in het secundaire proces van een organisatie en daar te wijzen op fricties, blinde vlekken etc. En een derde taak zie ik in het (samen met anderen) vergaren, bewaren en beschikbaar stellen van collectieve ervaringskennis waar klanten tips, and tricks en suggesties uit kunnen halen om te overleven (een derde kennissoort) . Een breed pakket bevrijdt de ervaringswerker uit de fixatie op het directe contact met klanten. Tenslotte: ik verbaas mij altijd over de naiviteit waarmee gesproken wordt over de ervaringskennis van de professional. Die gevat in 1 persoon benut zou moeten worden. Misschien wel, misschien niet. Maar zolang er geen helder verhaal is over die twee zielen in een borst, zolang niet duidelijk is wat (collectieve) ervaringskennis dan is, naast en in verhouding tot professionele kennis, zolang je niet duidelijk maakt -echt duidelijk- of deze kennissoorten elkaar aanvullen of uitstluiten, tegelijkertijd of op verschillende momenten ingezet kunnen worden, zolang je niet duidelijk maakt wat de positie van zo’n hybride profesional is naast de ‘gewone’ ervaringswerker ben je de zaak aan het mystificeren en voeg je meer onheil toe dan je oplost. .

  7. Veel interessante uitspraken in bovenstaande stukken tekst.
    Maar tegelijkertijd krijg ik een wat onaangenaam gevoel, namelijk het gevoel alsof ik in een ruzie beland ben, zo van “zij” en “wij” . Zorgprofessionals versus ervaringswerkers. Echt jammer.
    Het is namelijk zo belangrijk dat we juist samenwerken, en een ieder meedenkt vanuit zijn/haar discipline en kundigheid en talent, en op die manier kunnen we de cliënt zo goed mogelijk ondersteunen in het herstelproces. Dát zou het doel moeten zijn, dus laten we van elkaar leren en elkaar met respect behandelen.
    Simone Koch, Ervaringswerker II Amsterdam Noord

  8. Erkenning door herkenning betekent niet perse, in directe zin , je persoonlijke verhaal op te dringen. Herkenning vanuit ervaring, wordt vaak gevoeld door de vragen die je stelt. Vragen stellen of beantwoorden vanuit je ervaringskennis. Je hoeft je eigen shit niet neer te leggen om je ervaringskennis als bron van kennis, naast praktijkgerichte en wetenschappelijke kennis in te zetten. Dat zou naar mijn mening onveiligheid creëeren. Wat ik heb ervaren , is dat er vragen komen na de erkenning door herkenning. Herkenning is vaak “voelbaar”. Dat kan juist bijdragen aan dat iemand zich veilig genoeg voelt om aan jou vragen te stellen. Vragen die soms ook persoonlijk gericht zijn. In dat geval vind ik delen waardevol. Hoe je deelt, hoe je ervaringskennis professioneel inzet, hoort daarom ook in de social werk opleiding en meegenomen te worden. Gelukkig zie ik steeds vaker dat daar aandacht aan wordt besteed.

    Annette da Graça
    Ervaringsprofessional: Spirit jeugdhulpverlening
    Ambulant begeleider: zzp

  9. Als sociaal werker in opleiding vind ik de reacties vernieuwende en verhelderende inzichten bieden. Echter vraag ik mij af of erkenning ook daadwerkelijk door herkenning ontstaat. Wanneer wij menen iets te herkennen, hoe zeker kunnen wij zijn van onze eigen waarneming en interpretatie van datgeen, wat wij zien? Eenzelfde trauma of gebeurtenis kan op hele andere manieren ervaren en/of opgelost worden. Ik denk dat het net zoals met iedere situatie is dat het mes aan twee kanten snijdt. Het kan zeker een voordeel zijn, maar ook een nadeel. De ”eigen shit” kan inspireren, maar het kan ook net op het verkeerde moment besproken worden. De ”eigen shit”, kan als een (hulp)middel ingezet worden, maar net als met iedere andere methode of hulpmiddel is het belangrijk om na te gaan wat het precieze doel hiermee is. Wat je probeert te bereiken heeft goede onderbouwing nodig door recente ontwikkelingen te volgen, inlezen en zelfreflectie. Natuurlijk is enige ervaring nodig om beter te kunnen inschatten en invoelen wanneer dit gepast is.

    Student sociaal werk

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.