Bewoners aandachtswijken voelen zich klein gehouden door onderzoekers en beleidsmakers

Aandachtswijken kunnen zich verheugen op grote belangstelling van onderzoekers en beleidsmakers.  Onderzoek naar het effect daarvan in Den Haag laat zien dat dit niet per se positief uitpakt. Bewoners voelen zich klein gehouden. Ruimte voor de normen van de ander kan dat verhelpen.

In verschillende wijken in de Hofstad lopen projecten, onderzoeken en interventies die de leefbaarheid en veiligheid ten goede moeten komen. Los van de ongetwijfeld goede bedoelingen levert al die aandacht ook problemen op, zoals participatie-moeheid, wantrouwen jegens onderzoekers en professionals en het gevoel bij bewoners dat er alleen ‘gehaald’ wordt. Een bewoner: ‘Het is dat Den Haag geen dierentuin heeft zeker, nemen ze ons maar…’

Bewoners aandachtswijken voldoen niet aan de norm

Een ander probleem is dat de extra aandacht onbedoeld de boodschap afgeeft dat bewoners niet aan ‘de norm’ voldoen. Als onderzoekers de wijk in trekken om uit te vinden welke behoeften bewoners hebben op het gebied van gezondheid, sporten en bewegen, benadrukken ze niet alleen wat ‘het goede’ is om te doen, maar ook dat bewoners in aandachtswijken hiervan afwijken. Die hebben dat overigens vaak feilloos in de gaten: ‘Ik doe niet meer mee aan onderzoeken, want ik doe het toch nooit goed volgens jullie.’

Het probleem van normen is dat ze vaak door een kleine groep mensen - ‘de wetenden’- worden bepaald. We hebben het dan over mensen die in een (machts-)positie verkeren om te bepalen wat logisch en acceptabel is om te doen of te laten. Maar kan één groep eigenlijk wel bepalen wat een goed leven voor alle mensen inhoudt? Nee, zegt de Amerikaanse filosoof Margaret Urban Walker, een goed leven krijgt vorm en betekenis tussen mensen en in een specifieke context.

Oftewel, we kunnen als onderzoeker of beleidsmaker er niet van uitgaan dat we weten wat gezondheid voor iemand betekent of wat een passende manier is om hier vorm aan te geven. En het opleggen van de normen van ‘de wetende’, werkt zeker averechts. Want, wat bedacht wordt in de wereld van ‘de wetende’ mensen, staat vaak ver af van de ervaringen en behoeften in die ‘andere’ wereld.

Als weten wordt geassocieerd met de norm, dan zijn mensen die afwijken van de norm onwetend. Vandaar dat beleidsmakers of onderzoekers studenten de wijken insturen met de opdracht om iets te ontwikkelen teneinde ‘onwetende’ bewoners gezonder of fitter te maken. Het uitleggen van deze opdracht kan overigens rekenen op verbaasde reacties bij de doelgroep: ‘Denk je dat wij niet weten wat gezond is ofzo? Denk jij echt dat wij denken dat McDonalds gezond is…?’

‘Je hebt zeker subsidie gekregen’

Ook professionals die eropuit gestuurd worden om de verbinding tussen de verschillende normmakers te verstevigen - de ‘verbinders’- bouwen mee aan een zogenaamd spinnenweb van normen door ‘de wetende’ mensen.  Het idee achter het streven naar verbinding is goed - lijnen korter maken en versnippering tegengaan - maar in de praktijk zijn professionals vooral bezig om het morele kader en de daaruit vloeiende normen te bestendigen. In meer poëtische bewoordingen: er wordt een normatief web boven de wijkbewoners gesponnen waar nog enkel de bewoners in moeten worden ‘gevangen’ (niet in de laatste plaats omdat professionals dienen te voldoen aan bepaalde ‘targets’ op het gebied van burgerparticipatie). Dit laatste is vaak hetgeen wat moeilijk blijkt te zijn: ‘hoe betrekken we bewoners?’ is een vaak voorkomende vraag in overleggen tussen de beleidsmakers en onderzoekers in de aandachtswijken.

Bewoners van aandachtswijken zijn zich hiervan terdege bewust. Een vrouw op een bankje in de wijk bijvoorbeeld gaf aan dat wij al de zoveelste onderzoekers waren die aan haar vroegen hoe haar leven is. Of een jongen van een jaar of 13 die op onze vraag naar wat hij vindt van de wijk, antwoordde: ‘Oh, je hebt zeker subsidie gekregen.’

De bevestiging van de norm en het opleggen van het sjabloon op de mensen in de wijk werkt dus niet. Ten eerste omdat het niet past bij de norm en verantwoordelijkheden zoals die in de praktijk en tussen mensen vorm krijgen en ten tweede omdat het mensen in de wijk de boodschap geeft: ‘Wordt zoals wij, jullie doen het niet goed.’

Samen met bewoners een nieuw web spinnen

We moeten anders beleid maken en onderzoek doen. Dat begint wat ons betreft met het besef dat normen ontstaan tussen mensen en in de context waarin ze leven. Door, veel meer dan nu, ruimte te maken voor de ander -en dan vooral voor de bewoners in de aandachtswijken- kunnen we leren van de mensen zelf. Anders dreigt, zoals Tim ’S Jongers mooi verwoordt in een recente column in de Volkskrant ‘een politiek van goede bedoelingen ervaren te worden als opdringing van het goede leven.’

Dit gaat over echt samenwerken, wat volgens ons is: beter luisteren, kijken en van de ander leren. Niet: de ander op jezelf te willen laten lijken door de zoveelste interventie, voorlichting of normatieve vragenlijst. Onderzoek en beleid die daarop aansluiten, vereisen dat ‘wetende’ mensen zich realiseren dat hun normen dominant en waarschijnlijk niet passen zijn bij de praktijk. En dat wijkbewoners zelf goed weten wat er nodig is omdat ze weten hoe normen in de wijk betekenis en vorm krijgen.

Dit betekent: minder goede bedoelingen opleggen (interventies, voorlichtingen, met een ‘groot’ onderzoeksdoel de wijk in trekken, wijken willen verbeteren/gezonder maken, groepen studenten met vragenlijsten de wijk in sturen, initiatieven over nemen), en meer serieus luisteren naar de mensen uit de wijk en alleen meehelpen als daar behoefte aan is.

Laten we vooral meer nieuwsgierig zijn naar de ander en op een respectvolle manier van de mensen in aandachtwijken gaan leren en samenwerken. Dat is de aandacht die mensen verdienen.

Marieke Breed & Fenna van Marle zijn respectievelijk onderzoeker van het lectoraat Public Governance en het lectoraat Impact of Sport van De Haagse Hogeschool

 

Foto: rob zand (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 7809 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Interessante insteek, maar is er ook al een daadwerkelijke toepassing van deze filosofie? En welke bijdrage leverde dat aan de informanten / de bewoners van de wijk/ de samenleving als geheel? Of is het alleen voor de onderzoeker interessant die hiermee een therapeutische weg kan inslaan en zich dichter bij de mensen kan voelen?

  2. Natuurlijk is het prachtig als onderzoekers willen luisteren. Maar waarschijnlijk denken ze dat ze dan eerst een vraag moeten stellen. Dit artikel laat prachtig zien hoe bewoners er schèhtziek van worden om bevraagd te worden.
    Er is ook een andere onderzoekspraktijk denkbaar, met onderzoekers die niet op een bankje naast bewoners gaan zitten, maar zich juist even afzonderen en diep gaan nadenken over de systemen die deze mensen in de problemen brengen. Waarom moesten corporaties ineens ‘emancipatiemachines’ worden en verkochten ze vooral hun bezit in de betere wijken? Waarom moet je inburgeren in het Nederlands, in plaats van in een wereldtaal en een ambacht waarmee je geld kan verdienen? Waarom mag een 14-jarige geen voltijds baan zoeken, zodat hij voor brood op de plank kan zorgen? Wat zijn de echte redenen om ‘kansenongelijkheid’ te bestrijden, i.p.v. zorgen dat iemand die later buschauffeur of timmerman wil worden niet al te veel tijd aan school hoeft te verspillen?
    Onderzoek eerst eens waarom we niets doen met wat we allang weten.

  3. Mooie conclusie die nogal rolbevestigrnd werkt. Mijn ervaring is dat er een bak budget neergedonderd wordt om die dan het gat moet opvullen. Bak geld om op in te spelen zonder enige interesse voor oplossingen.
    Zo dat is mijn insteek waarvan ik vind dat die eens gezien moet worden.
    Werkelijk luisteren naar inwoners en dat durven te testen is een stuk goedkoper en effectiever.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *