Burn-out vertelt ons meer over de samenleving dan over de patiënt

Meer onderzoek naar de aard van burn-out zal ons niet helpen meer grip te krijgen op de aandoening. Meer kennis van burn-out vertelt ons hoogstens hoe we ons leven hebben georganiseerd, betoogt Bram Gootjes.

Burn-out is een groeiend probleem. 1 op de 7 werknemers lijdt eronder, meldt het CBS, en volgens het RIVM gaat het om een kwart van de ziekgemelde werknemers. Over deze cijfers is geen consensus, maar ze zijn genoeg reden voor zorgen.

Christiaan Vinken stelt in de Volkskrant (26-8-2018) dat wat we denken te weten over burn-out meer mening is dan feit en roept op tot meer onderzoek. We zullen moeten kunnen vaststellen wat burn-out is om te weten wat de beste behandeling is.

De geschiedenis van de psychiatrie voorspelt echter een andere uitkomst. We zullen moeten leren leven met het feit dat de burn-out een ongrijpbaar fenomeen is dat ons hooguit iets vertelt over hoe we ons leven inrichten.

Psychiatrische ziekten zijn sociaal geconstrueerd

Psychiatrische ziekten die eerst niet bestaan en na ontdekking plotseling uitgroeien tot epidemische aantallen zijn van alle tijden. Wetenschapsfilosoof Ian Hacking heeft er een indrukwekkende stapel boeken en artikelen over geschreven.

Onder andere over de geschiedenis van een zeer kortstondig bestaande geestesziekte waarin de patiënt slachtoffer is van een obsessieve drang tot reizen: de dissociatieve fugue. Zo obscuur als de stoornis tegenwoordig is, zo alomtegenwoordig was deze eind 19e eeuw.

Hacking beschrijft de geschiedenis van de eerste patiënt met een dissociatieve fugue: Albert Dada. Eind 19e eeuw was Dada in behandeling bij dr. Tissié. Albert liep van Bordeaux naar landen waar de Fransen koloniën hadden of die vaak in het nieuws kwamen, zoals Siberië, Algerije of Niger. Een historisch dossier als dat van de fugue geeft ons een inkijkje in het ontstaan van een specifiek ziektebeeld in een bepaalde tijd.

Voor Hacking is de ziekte zelf zo echt als ‘echt’ maar zijn kan, maar spelen sociaal-culturele factoren die veel ongrijpbaarder zijn een grote rol in het ontstaan van de ziekte. Simpel gezegd past psychisch lijden zich aan de sociale omstandigheden aan.

Maatschappelijke factoren bij fugue en burn-out

Een interessant beeld ontstaat wanneer we de maatschappelijke factoren uit de tijd van de fugue leggen naast die van vandaag waarin burn-out de epidemie is geworden. Allereerst het reizen. Volgens Hacking komt dat voort uit het feit dat Bordeaux een havenstad is waar schepen uit de verre koloniën af en aan voeren. Ook het recreatieve reizen was in die tijd in opkomst, evenals het lange-afstand-fietsen, waarvan dr. Tissié een fervent liefhebber was.

Een tweede sociaal-maatschappelijke factor waardoor de fugue in beeld komt, is de angst voor zwervers eind negentiende eeuw. Zwerven zou volgens de heersende mores degeneratief zijn. Albert komt in beeld wanneer zwerven bij wet verboden wordt in Frankrijk.

Bij burn-out zien we dat het belang van ‘werk’ een grote rol speelt. Sinds 2011 hebben de huisartsen in hun samenwerkingsafspraak (LESA) het beeld weliswaar iets bijgesteld - ‘werkgerelateerdheid is geen noodzakelijk kenmerk van burn-out’ - maar van oorsprong was de werknemer met een bun-out overspannen van het werk. Tegelijk is werk erg bepalend voor onze identiteit, zingeving en zelfontplooiing.

Bij burn-out zie je in elke publicatie dezelfde cijfers en rankings. Werk wordt steeds meer als bron van stress gebracht. Terwijl onderzoek laat zien dat een workaholic zonder werk net zo goed risico loopt (Taris e.a. 2013).

Sociaaleconomische onzekerheid speelt daarnaast een rol bij zowel degenen die onder fugue als onder burn-out lijden. Opvallend is dat alle bekende gevalsbeschrijvingen van de fugue gaan over mensen van simpele maar goede komaf, met werk maar niet voor vast, met allerlei problemen en zeer afhankelijk van werkgevers en familie bij het vormgeven van het dagelijks leven.

De burn-out treft vaak mensen in de bloei van hun leven. Zij maken carrière in een flexibiliserende arbeidsmarkt waarin succes de norm is. Uit onderzoek blijkt dat perfectionisme en competitie leiden tot verminderde eigenwaarde en een verhoogd risico op burn-out (Jowett e.a. 2016). Onder millennials blijken nu net die ingrediënten alomtegenwoordig (Kramer e.a. 2017).

Medische discussie lijkt ook op elkaar

Ook de medische discussie over de vaststelling van de ziekte is in beide gevallen vergelijkbaar. De fugue had veel overeenkomsten met de hysterie. De neuroloog Charcot had echter bepaald dat hysterie een vrouwenziekte is. Dr. Tissié zag veel mannen met hysterische symptomen die allemaal dezelfde motorische onrust hadden als Albert, dus dat vereiste een aparte ziektebeschrijving. Zo wist de psychiater carrière te maken met een splinternieuw ziektebeeld.

Bij burn-out zie je dat DSM5, het diagnostisch handboek, deze niet heeft opgenomen. Voor huisartsen was dit een reden om burn-out als aanpassingsstoornis te categoriseren, omdat die wel in de DSM staat.

Sinds de behandeling van de aanpassingsstoornis niet meer vergoed wordt, is de burn-out zwervende. De ene arts houdt vast aan de diagnose aanpassingsstoornis, de andere neemt de ervaren somberheid als uitgangspunt, omdat de behandeling van depressie nog wel vergoed wordt. Dit laatste leidt tot grote verontwaardiging: je hebt toch een burn-out en geen depressie?

Maar de kenmerken die huisartsen voor beide aandoeningen hanteren blijken sterk te overlappen. Natuurlijk staat bij een depressie somberheid op de voorgrond en bij een burn-out uitputting, maar leg de kenmerken als concentratieverlies, moeheid en slapeloosheid naast elkaar en zoek de verschillen.

Burn-out als moving target

Psychiatrische ziekten beschrijven met hun symptomen de afwijkingen van wat sociaal normaal is. Het lijden uit zich in deze afwijkingen en laat daarmee tegelijk zien wat de norm is.

In onze tijd ligt er veel nadruk op de norm van werken, carrière maken en competitie. We zien continu de beste kant van elkaar in social media en tegelijk lezen we de dreigende koppen over werkloosheid en economische dreiging. We leggen onszelf en elkaar hoge verwachtingen op.

Wellicht is de vraag welke maatschappelijke spiegel burn-out ons voorhoudt interessanter dan te bepalen wat burn-out precies is.

Bram Gootjes is docent ggz-agoog en onderzoeker bij het Lectoraat Sociale Veerkracht van Fontys Hogeschool.

Foto: Firesam! (Flickr Creative Commons)