Circulaire economie kan alleen van iedereen zijn

Steden moeten een sleutelrol vervullen om Nederland volledig circulair te maken. Hoe? Door de circulariteit uit te roepen tot een gezamenlijke hulpbron: iets dat van ons allemaal is. Daar zit voor beleidsmakers nog een hele uitdaging in.

Een circulaire economie is een economie waarbij afval hergebruikt wordt voor de productie van nieuwe goederen. Ze doorbreekt dus het lineaire patroon van maken, gebruiken en wegwerpen. Logisch dat steden het voortouw nemen. Immers, steden zijn verantwoordelijk voor driekwart van alle grondstoffenconsumptie en generen ongeveer vijftig procent van al het afval. Gezien de uitgesproken ambities in verschillende stedelijke programma’s zijn beleidsmakers zich daarvan terdege bewust. Bijvoorbeeld in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Het doel is helder maar het ‘hoe’ van het beleid is daarmee nog niet beantwoord.

Circulariteit moet iets worden van iedereen in de wijk

Wij stellen voor om de circulaire economie te zien als een hulpbron die van iedereen is. Zeker nu steden steeds meer inzetten op het wijkniveau om circulariteit te bereiken. Een goed voorbeeld daarvan is de Haagse Binckhorst. Dit oude industrieterrein moet een nieuwe wijk worden waarin werken, wonen en circulariteit samengaan. Materialen of goederen die de wijk binnenkomen worden in de wijk gebruikt en verdwijnen na gebruik niet op een afvalhoop, maar worden ontmanteld en krijgen binnen de wijk een nieuw leven toebedeeld. Onnodig om te zeggen dat dit inspanningen vergt van alle inwoners. Want wanneer niet iedereen meedoet, zal het doel van circulariteit niet behaald worden. Denk daarbij aan een flatgebouw: Welk nut heeft het dat ik mijn afval netjes sorteer in de gezamenlijke bakken terwijl ik weet dat slechts een paar van mijn buren dat ook doen?

Het traditionele denken vanuit óf overheid óf markt gaat ervan uit dat hulpbronnen alleen succesvol kunnen worden bestuurd als ze volledig worden geprivatiseerd óf als ze overheidseigendom worden. Dat is logisch binnen een lineair economisch model waarbij productie in private handen is en afvalverwerking in overheidshanden. En het dus ook duidelijk is welke private partij de regels overtreedt. In een circulair model wordt dat ingewikkelder. De burger is dan inwoner, consument, werknemer, ondernemer, belastingbetaler én producent van herbruikbaar afval. Bovendien betaalt die burger mee aan de transitieprijs voor de doelstellingen die een gemeente heeft met betrekking tot circulariteit in een bepaalde wijk. Het circulair willen zijn in een wijk betekent dat naast private partijen en de overheid dus ook de burger aan zet is. Oftewel, circulariteit moet iets worden dat van iedereen in die wijk is: de gemeenschappelijke hulpbron.

Burger als volwaardig samenwerkend partner zien

Het gegeven dat overheid, markt en burger samen aan zet zijn maakt van circulariteit een fragiel gegeven. Simpelweg omdat traditioneel bestuurlijke ideeën daar niet bij opgaan. Zonder het volwaardig betrekken van inwoners, of breder burgers, van een wijk is circulariteit binnen die wijk ondenkbaar. Als men nalaat de burger en wijkgemeenschap als volwaardig lid van een circulaire keten (maken, gebruiken en hergebruiken) te zien, dragen ze op termijn enkel de kosten en profiteren ze niet maximaal van de door hen gewenste baten. Dan is er teveel aandacht voor verdienen en te weinig voor verdelen. Dan gaat het burgercollectief onherroepelijk op de rem, net zoals dat ik mijn afval niet langer netjes sorteer omdat mijn buurmannen het ook niet doen.

Uiteindelijk beschermt de stedelijke circulaire economie simpelweg onze urban commonwealth: de gezamenlijke rijkdommen van onze stad. Hoe minder afval we produceren hoe beter, hoe minder grondstoffen we gebruiken hoe beter en hoe meer we hergebruiken des te beter. Het maakt de stad, de wijk én de inwoners gezonder, veerkrachtiger en duurzamer. Om die reden is het ook ieders verantwoordelijkheid en recht om mee te bepalen hoe deze circulaire economie eruit zal zien. Met de huidige participatie-instrumenten kan de burger meepraten en meedenken, maar dat blijft in een ondergeschikte rol.

Als circulariteit binnen een wijk van heel die wijk moet worden, moet de benodigde participatie van een andere orde zijn dan ‘gewoon’ participatie volgens de Omgevingswet. Het vergt dat inwoners vanaf het prille begin betrokken worden bij het opstellen van de ambities én de plannen om deze te behalen. Het vereist daadwerkelijke ontmoeting tussen alle spelers in gelijkwaardigheid. Dat betekent niet aan de burger goedkeuring vragen voor een plan, maar hem vragen mee na te denken over het plan. Dat betekent niet aan de burger instemming vragen voor een project, maar hem er mede-eigenaar van maken. Daarvoor moet de burger als volwaardig samenwerkend partner gezien worden. Het gaat om co-creatie in gelijkwaardigheid.

Welke organisaties en kwaliteiten zijn er al?

Het ontwikkelen van een circulaire wijk vraagt om het ontwikkelen van duurzame relaties met wijkgemeenschappen. Dit houdt in dat iedere wijk en haar gemeenschap als uniek moet worden gezien en copy-paste beleid nagenoeg onmogelijk is: wat werkt in het oosten van de stad werkt daarom nog niet in het westen van de stad. Om hier verder mee te komen moeten twee beleidsstappen worden gezet:

Ten eerste moet in kaart worden gebracht welke organisaties actief zijn binnen de wijk en hoe het zit met de vertegenwoordiging van (toekomstige) bewoners. Dit is niet meer of minder dan het in kaart brengen van de civil society en de marktpartijen. Gedegen kennis van de reeds bestaande infrastructuur is eveneens van belang. Want waarom herbouwen als circulaire herconfiguratie mogelijk blijkt?

Ten tweede moet gekeken worden naar wat de betreffende wijkgemeenschap zou kunnen doen. Welke kwaliteiten zijn al in de wijk aanwezig en wie ziet voor zichzelf welke rol weggelegd? Dit is niet meer of minder dan het in kaart brengen van de kennis en expertise die al voorhanden is bij individuen, civil society-organisaties en bedrijven.

Deze twee stappen leiden naar de vraag van honderd miljoen: Hoe kan de gemeenschap daadwerkelijk betrokken worden bij de besturing van de hulpbron circulariteit?

Slechts door iedereen te betrekken zal circulariteit van ons allemaal worden. Dit impliceert een significant andere rol voor gemeenschappen binnen de ontwikkeling van circulaire wijken en steden: eentje die gelijkwaardige co-creatie garandeert. Steden zijn daarbij aan zet. Dat vereist – conform de geest van de Omgevingswet – een open blik en vertrouwen in elkaar. Het vergt een besef dat circulariteit een hulpbron is van de gehele gemeenschap. De circulaire wereld zal dus van ons zijn of ze zal niet zijn.

Margot Kwee Msc was onderzoeksmedewerker aan de Rotterdam School of Management (RSM) van de Erasmus University Rotterdam. Eva Heitbrink was onderzoeksmedewerker aan de RSM. Lucas Meijs is hoogleraar Strategische Filantropie en Vrijwilligerswerk aan de RSM. Tim ’S Jongers is senior adviseur bij de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS). Deze bijdrage staat los van zijn werkzaamheden bij de RVS. Dit artikel is onderdeel van het onderzoek Circulaire Binckhorst, een project van ACCEZ. ACCEZ staat voor kennis met impact en versnelt de ontwikkeling van een circulaire economie in Zuid-Holland.

 

Foto: amanderson 2 (Flickr Creative Commons)