Sociaal werk moet zorgen voor meer dan anderhalve meter solidariteit

In de coronacrisis zien we een revival van solidariteit, die echter wel onder druk staat. Sociaal werkers hebben goede papieren om nu het verschil te maken, maar dat gaat niet vanzelf, betoogt Monique Kremer in haar onlangs uitgesproken Marie Kamphuis Lezing.

‘Jongens, kom op. We gaan bewoners een warme maaltijd aanbieden’, zei Atalay Celenk, eigenaar van restaurant Juliana Plaza in de Haagse wijk Transvaal aan het begin van de coronacrisis. ‘We brengen niet alleen eten langs, maar zetten ze meteen even in het zonnetje door ze extra aandacht te geven.’ Brodeloos geraakte zzp’ers, en veel anderen die hun werk verloren, kunnen zich bij de gemeente melden voor steun. De overheid – dus wij allemaal – tast diep in de buidel. Wie dacht dat solidariteit op zijn retour was, wordt verrast door een ongekende revival van onderlinge bekommernis.

Toch zien we hier en daar al kleine barstjes. Kunnen we vijftigplussers niet beter in een super-de-luxe quarantaine plaatsen zodat jongeren hun kansen kunnen pakken? Hadden mensen met een migratieachtergrond hun ic-opname niet kunnen voorkomen door wat vaker naar de sportschool te gaan? En blijven we wel solidair als we elkaar minder fysiek tegenkomen op het werk of in het buurthuis? Kortom, hoe zorgen we dat de anderhalve-meter-samenleving niet beperkt wordt tot anderhalve meter solidariteit? Dat we ons niet enkel bekommeren om onze kleine kring.

Is er nog wel voldoende solidariteit?

Iedereen heeft wel een beeld of gevoel bij solidariteit, maar misschien vat deze omschrijving solidariteit het beste samen: het ervaren van lotsverbondenheid waardoor mensen zich inzetten voor elkaar en voor de verdeling van middelen. De pijlers onder solidariteit zijn wederkerigheid en vertrouwen, in elkaar en in de overheid.

De hamvraag is nu of er nog wel voldoende solidariteit is. Het optimistische antwoord is volmondig ja. Er wordt in Nederland heel wat vrijwilligerswerk gedaan – meer dan in veel andere Europese landen. En tijdens de coronacrisis zijn mensen meer voor elkaar gaan doen. Ook dragen we in Nederland nog steeds veel belastingen en premies af. De sociale zekerheid is dan wel versoberd maar we geven collectief nu meer uit aan ouderenzorg en kinderopvang.

Solidariteit staat onder druk

Er is ook reden voor pessimisme: er zijn scheurtjes in de solidariteit. Niet iedereen ervaart wederkerigheid, niet iedereen heeft het gevoel dat zij – op den duur – iets terugkrijgen of ziet het ‘welbegrepen eigenbelang’. Dat komt door de groeiende ongelijkheid in de samenleving. Het gevaar dreigt bijvoorbeeld dat hoger opgeleiden afhaken. Zij hebben steeds minder kans op werkloosheid en een steeds betere gezondheid: ze lijken ‘onaantastbaar’ en regelen hun zaakjes zelf wel. Hun mening telt zwaarder in beleid en politiek: hun wil is letterlijk wet. Daar komt bij dat je solidariteit moet verdienen, zeggen mensen. Steeds meer mensen vinden bijvoorbeeld dat niet iedereen hetzelfde recht heeft op gezondheidszorg. Alleen als het buiten je eigen schuld is, zijn we solidair.

Er ontstaan ook haarscheurtjes in het vertrouwen in elkaar. Zo zet de toenemende superdiversiteit de solidariteit onder druk. Niet alleen die van Henk, maar ook die van Hamid die net zo goed met veel nieuwelingen te maken heeft. Wie is de ander, vragen ze zich af. Het gevaar dreigt dat mensen zich niet voldoende in elkaar herkennen, en elkaar daarom minder vertrouwen.

Tijdens deze coronacrisis zien we de terugkeer van een sterke overheid. Maar er is ook een flinke deuk geslagen in het vertrouwen in de uitvoering van het overheidsbeleid. Denk aan de Toeslagenaffaire of aan de recente conclusie van het SCP dat de decentralisaties niet voldoen aan de hooggespannen verwachtingen om de zorg en hulp dichter bij huis te organiseren. Een deel van de vooral lager opgeleide burgers voelt zich niet serieus genomen of voelt zelfs regelrechte afkeer. Ze zeggen: de overheid is er niet voor hén.

Sociologische verhalen vertellen

Sociaal werk kan de lotsverbondenheid tussen mensen vergroten. Door solidair te zijn met mensen in kwetsbare posities – dus niet met kwetsbare mensen. Het is niet altijd vanzelfsprekend wie dat zijn. Op het plein van de wijk is het niet altijd helder wie het zwakste belang heeft: de jongen die thuis geen plekje heeft om te chillen of de zeventigplusser die op het bankje wil hangen? Kortom, sta naast mensen in de zwakste positie, maar kijk goed wie zich structureel en wie zich situationeel in de meest kwetsbare positie bevindt.

Sociaal werkers kunnen bovendien meer aandacht vragen voor hoe mensen in een kwetsbare positie terechtkomen en wat dat voor hen betekent. Door niet steeds de succesverhalen te vertellen, maar ook de verhalen over de worstelingen van mensen in de marge. Sociaal werkers mogen met die vertellingen ook meer ‘sociologiseren’. Waarom zijn sociaal werkers, en hun instanties, zo makkelijk meegegaan in simpele, a-sociologische beleidsconcepten als ‘eigen regie’ en ‘zelfredzaamheid’? Terwijl zij als geen ander weten dat mensen moeilijk vooruitkomen en het in hun eentje vaak niet redden.

Wijs erop dat niet alle problemen aan het individu kunnen worden toegerekend, maar dat het sociale problemen zijn. Laat zien dat eigen schuld een veel te simplistisch begrip is en breng het woord botte pech weer eens in stelling. Je kan immers je eigen jeugd niet kiezen of je IQ opkrikken. Knabbel met verhalen aan de onaantastbaarheid van de well-to-do. Wrijf erin dat ook middelbaar en hoger opgeleiden in de schulden kunnen geraken of door een scheiding in de lappenmand terechtkomen.

Meer praktisch kunnen sociaal werkers mensen die aan de ‘goede’ kant van het elastiek staan meer aanspreken én meer met hun samenwerken, zoals met de ondernemer van Juliana Plaza die maaltijden ging rondbrengen. Er is veel solidariteitspotentieel in de samenleving, zeker nu. Sociaal werkers moeten ook de mensen die de touwtjes in handen hebben meer aanspreken. Dat betekent: niet alleen degene met schulden ondersteunen, maar ook de overheid en de Wehkamp aanspreken.

Subtiel ontmoeten

Elkaar ontmoeten, samen dingen doen, is cruciaal voor solidariteit. Het verkleint de sociale afstand en kan het onderling vertrouwen verbeteren. Sociaal werkers moeten ontmoetingen niet forceren: gedwongen contact leggen tussen groepen, bijvoorbeeld tussen mensen met en zonder migratieachtergrond kan averechts uitpakken. Totale inclusie is een illusie.

Naast het subtiel contact leggen kunnen zij ervoor zorgen dat dit contact behouden blijft. Als beroepskrachten hebben zij een lange adem en geduld als ze er niet meteen iets voor terug krijgen – al is dat ook lastiger geworden in de hedendaagse verzorgingsstaat.

Vertrouwen in verzorgingsstaat terugwinnen

Sociaal werkers zijn weliswaar solidair met de ‘zwakkeren’, maar stappen mensen in kwetsbare posities nog wel naar het sociaal werk? Er heerst veel wantrouwen. Bijvoorbeeld bij mensen met een migratieachtergrond die helemaal geen gebruik willen maken van de hulp en steun van de verzorgingsstaat. Voordat je het weet moet je vader naar een verpleeghuis en je kind naar een pleeggezin. Hun waarden, denken ze, worden onder geschoffeld door professionals.

De kern van het terugwinnen van vertrouwen ligt in de tijd nemen en in continuïteit. Wisselende contacten zijn uit den boze. Pas dus op met tijdelijke arbeidscontracten, doorverwijzen naar de volgende professional en het kortetermijndenken in gemeenten. Wie ten rade gaat bij mensen in kwetsbare posities hoort vaak dat de verzorgingsstaat alleen open is tijdens kantooruren. Vertrouwen heroveren betekent ook meer informalisering in de professionalisering. Zélf een stap dichterbij zetten. Dat wil zeggen er vaker zijn, klaar staan, en laten zien, met kleine dingen, zegt Marie Kamphuis, dat je van nut bent voor de ander.

Monique Kremer is hoogleraar Actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is een verkorte versie van haar Marie Kamphuis Lezing 2020. Lees hier de gehele lezing

 

Verder lezen

CBS (2015). Sociale samenhang 2015. Wat ons bindt en verdeelt.

Engbersen, G. et al. (2020). Heropening van de samenleving: de maatschappelijke impact van covid-19 in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam & Nederland. Rotterdam.

Kremer, M., Parys, A., Verplanke, L. (2019). Alledaagse attentheid in de superdiverse stad. Amsterdam.

Kromhout, M., Echtelt, P. van, Feijten, P. (2020). Sociaal domein op koers? Verwachtingen en resultaten van vijf jaar decentraal beleid. Den Haag.

Swaan, B. de (1989). Zorg en de staat. Welzijn, onderwijs en gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd. Bert Bakker.

 

Foto: Noah via Unsplash

Dit artikel is 2560 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Terecht artikel. Wat ik toch echt weer benoem is het gevaar van de digitalisering van de hulpverlening in dit land. Als je naar een instantie gaat, krijg je wat websites mee en dan is er geen controle meer of er wel echt hulp komt bij mensen. Beroepsmensen in het sociale domein hebben juist een signaal functie om na het eerste contact zelf op zoek te gaan naar de effecten voor degene die om hulp of aandacht vraagt.

    Dit jaar verschuilen instanties zich achter hun ‘voordeur’, ze mailen nog een keer, maar het persoonlijke contact en het toezicht verdwijnen. Bovendien zijn er circa 1 miljoen mensen die laaggeletterd zijn en dus geen gebruik kunnen maken van de huidige techniek. Die verdwijnen in de marge van de samenleving, worden vaak niet meer gehoord en niet meer gezien. Websites zijn een middel maar nooit geen doel, dus vraag en controleer altijd wat de effecten zijn. Mensen zijn geen account maar mens en vragen om persoonlijke aandacht voor hun verhaal of situatie.

    En omdat sommige veranderingen zo snel gaan, is er een stevig risico dat een hulpvraag ook alweer verandert is. Dat wordt ook niet duidelijk, want daar is persoonlijk contact voor nodig. Email contact is platte tekst maar ook dit land heeft steeds meer mensen die alleen wonen en leven Het is een stille ramp waar juist sociaal werkers nodig en nuttig zijn voor sociale cohesie en verbinding.

    Ga de straat op in wijken en buurten en vraag wat mensen leuk vinden, waar ze blij mee zijn en open de buurthuizen zodat ook jongeren ergens terecht kunnen met hun verhaal. Helaas zijn er nog steeds gemeenten, zelfs grote steden die nog geen Resto van Harte hebben, daar is nog veel mee te bereiken. Zelfs nu is samen eten mogelijk voor sfeer en gezelligheid in de eigen buurt en wijk.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *