COLUMN Burger in de baas zijn tijd

De participatiesamenleving focust zich vooral op familie en buren. Maar waarom kan niet iedereen een beetje burger zijn op het werk?

Bobby is van beroep bedrijfsleider. Hij runt een motel langs de troosteloze highway naar Hollywood, waar de ondeugende Moony en Scooty samen met hun tienermoeders tijdelijk zijn neergestreken. Bobby probeert de boel in goede banen te leiden. Als de kids stiekem vanaf het dak op de gasten spugen, stelt Bobby grenzen.

Als mam de kamer even niet kan betalen, houdt Bobby zijn hand boven haar hoofd. En als de politie komt om Moony ‘uit huis’ te plaatsen, zorgt Bobby dat alles rustig verloopt. Streng, maar rechtvaardig. Gul, maar niet gek. Bobby is de prachtige bijrol van Willem Dafoe in The Florida Project, een speelfilm over kinderen die opgroeien in bestaansonzekerheid.

Kassière Hannie helpt even

Hannie is van beroep kassière. Ze werkt al 16 jaar in dezelfde supermarkt net buiten de ring van Amsterdam. Als het in de winkel rustig is, maakt ze met iedereen een praatje. ‘Jong, oud, Turk of Marokkaan, maakt me niets uit hoor.’ Sommige klanten ziet ze iedere dag. ‘Dus dan vraag je hoe het gaat en de volgende dag vraag ik “hoe is het geweest?”’.

Soms zijn ze oud en vergeetachtig. ‘Dan hebben ze een klein papiertje met de pincode in hun portemonnee. Dan help ik ze even.’ In haar eigen buurt was ze vroeger heel actief maar daar heeft ze geen zin meer in. ‘Je stopt er veel werk in, dan komt er ruzie en is de sfeer verpest’. Soms eet ze na het werk bij een klant, of neemt ze een boodschap mee.

Iedereen een beetje burger op het werk

Kinderen morele kaders stellen, een praatje maken over alledaagse sores, een helpende hand bieden zonder op te dringen: het hoort niet echt bij de kerntaken of competenties van bedrijfsleiders of winkelpersoneel. We weten dat mensen die werken in zorg en welzijn vaak iets extra’s doen. Thuis even speklapjes bakken omdat mevrouw Bakker het eten van het verzorgingshuis niet te pruimen vindt. ’s Avonds even naar Samira appen of ze al iets gehoord heeft over die stageplek. Daarbij doen ze ook veel van het vrijwilligerswerk en een kwart van de zorgmedewerkers is na het werk ook nog mantelzorger. Alle zorgzaamheid – betaald én onbetaald - rust dus op dezelfde schouders.

Maar waarom kan niet iedereen een beetje burger zijn op het werk? De participatiesamenleving, vijf jaar geleden door de koning afgekondigd, focust zich vooral op familie en buren. Burgerschap – dat doe je vooral thuis of in de buurt. Maar misschien kunnen buschauffeurs en beveiligers, hoveniers en Hemapersoneel wel wat vaker een Bobby of een Hannie zijn?

Dat ze onder werktijd een beetje aandacht schenken aan een dementerende oudere of opgeschoten jongere. Of iemand met een beperking even bijstaan. Daarin moeten we natuurlijk niet (weer) doorschieten: burger ben je niet van beroep. Maar het is wel meer dan met het kantoor een dagje verplicht vrijwilligerswerk doen bij de voedselbank -  alle burgerschap samengebald in het bedrijfsuitje.

Ook collega’s zijn er mee gediend

Burgerschap zou daarom ook moeten gaan over structurele tijd en ruimte voor attentheid op het werk. Daar zijn niet alleen klanten en cliënten mee gebaat, maar evenzeer collega’s. Dat de transitie van sociale werkplaats naar regulier werken zo slecht van de grond komt, is heus niet alleen te wijten aan die productiegerichte werkgever.

Werknemers zelf staan vaak niet te springen om collega’s die minder werk verzetten dan zijzelf, of die je steeds hetzelfde moet uitleggen. Op het werk is het nu eenmaal te druk om een beroep te kunnen doen op de burger in ons.

Waarom geen burgerschap in de baas zijn tijd? Dat lijkt me een betere invulling van de ‘participatiesamenleving’. Geen bijrol meer voor Bobby, maar de hoofdrol.

Monique Kremer is hoogleraar Actief Burgerschap en werkzaam bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). 

Dit stuk verscheen als column in het herfstnummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

Foto: Still uit de film The Florida Project