COLUMN De ‘autochtoon’ moet aan de bak

“Ze moeten gewoon allemaal oprotten.” Geschokt lees ik het appje nog een keer. Een vriendin heeft net een aanrijding gehad met een ‘asociaal en opgefokt’ figuur die niet goed ‘uit zijn doppen keek’. Alle reden om boos op deze kerel te zijn. Maar ze is niet alleen boos op hem, maar op ‘de Marokkanen’. Geschokt app ik terug dat die ene kerel niet voor een hele groep staat, maar dat werkt als een lap op een rode stier. Bijna laat ik het rusten, toch bedenk ik me.

Op feestjes in mijn tienertijd was het heel normaal. Gabbermuziek tetterde uit de mega-stereoset, meisjes droegen Spice Girls-schoenen, jongens hadden een kaal hoofd en een groepje witte jongeren voerde gesprekken over wat er mankeerde aan ‘de buitenlanders’. Iedereen die niet wit was, heette, ongeacht of hun afkomst nou Surinaams, Marokkaans of Turks was, een buitenlander. ‘Daar zaten ook wel goede tussen’, was de enige nuance die je hoorde, waarna ze weer verder gingen met klagen. Conclusie was meestal dat ‘de buitenlanders’ er niet meer in mochten óf er uit moesten. Met een verhit hoofd ging ik vaak de discussie aan, om uiteindelijk te verzuchten dat het zinloos was. Klagen over ‘buitenlanders’ was al net zo normaal als een trainingsbroek dragen naar een feestje.

Inmiddels lijkt er een hoop veranderd. Spice Girls-schoenen kun je nergens meer kopen en die mega-stereoset is veranderd in een telefoon die via bluetooth muziek op de speaker afspeelt. Niemand klaagt meer over buitenlanders, tegenwoordig moppert men op ‘allochtonen’ of moslims. Maar het meest veranderd ben ikzelf. Ik heb tegenwoordig veel vrienden van verschillende achtergronden en de wereld lijkt daardoor veranderd.

Maar niets is minder waar. Vrienden die toen ‘buitenlanders’ waren en hebben nu het label ‘allochtoon’ krijgen, helpen me direct uit mijn droom. Zij kregen met een hoge Citoscore een vrij laag schooladvies, ze konden geen stageplek krijgen, steeds opnieuw moesten zij hun tas laten controleren door de beveiliging en één vriendin kreeg zelfs bier over haar hoofddoek uitgegoten. Het leven in Nederland is duidelijk anders als je niet tot het ‘witte clubje’ hoort.

Als je net als ik wél tot dat ‘witte clubje’ behoort, maak je dat dus niet zelf mee. Maar je hebt er wel degelijk mee te maken want vaak ben je getuige. Je krijgt net als ik een appje, wordt betrokken in een verhit gesprek of ziet Facebook-vrienden racistische commentaren geven bij een foto van het Nederlands elftal. Juist omdat autochtonen veel omgaan met autochtonen, zoals uit SCP-onderzoek bleek, en je ook grote kans hebt om uit zo’n ‘mopperen-op-allochtonen’-familie te komen, hebben autochtonen vaker de kans om er wat van te zeggen. Juist autochtonen kunnen wat doen aan racisme en hebben daarmee een verantwoordelijkheid.

Maar hoe doe je dat? Voor Kennisplatform Integratie & Samenleving onderzoeken collega’s en ik wat werkt om discriminatie op basis van etniciteit en religie tegen te gaan. Zolang we ons onderzoek nog niet afgerond hebben en we het nog niet precies weten, doe ik het op gevoel. Mijn vriendin heb ik gezegd hoe incorrect, absurd en kwetsend ik haar opmerkingen vond. En dat blijf ik zeggen. Het brengt waarschijnlijk niet meteen een verandering teweeg maar opgeven is geen optie. Hopelijk raakt racisme ooit gewoon uit de mode, net als de Spice Girls-schoenen.

 Hanneke Felten is adviseur Emancipatie en Inclusie bij Movisie.