Het is een door talloze waarnemingen bevestigd beeld dat een flink deel van de Nederlanders niet in staat is de regie te voeren over zijn eigen leven. Er liggen stapels rapporten van toonaangevende instellingen die hierop wijzen. Wie deze rapporten niet kent, kan ook door logisch denken tot de conclusie komen dat we nooit mogen verwachten dat 100% van de bevolking de competenties heeft voor de ingewikkelde bezigheden die bij het moderne leven horen.
En dan kan je twee dingen doen. Je kan dat feit verheffen tot stof voor moeizame principiële discussies; of je kan gaan nadenken over hulpverleningsmethodieken die effectief zijn bij cliënten die het niet zelf snappen of niet zelf kunnen fiksen. Aan principiële discussies over zelfredzaamheid is – ook op dit forum – al de nodige tijd gespendeerd, door verstandige mensen die het nooit met elkaar eens zullen worden omdat ze diepe overtuigingen hebben die ze bevestigd zien in een deel van hun praktijk, en niet willen kijken naar de mensen waarvoor het niet werkt. Ik heb me er ook regelmatig toe laten verleiden, want blijkbaar moest het daarover gaan: moet de overheid de mensen het zelf laten doen? Terwijl er een veel interessante vraag gesteld kan worden: wat kunnen we goed regelen voor mensen die het maar half zelf kunnen?
Als u het zelf niet inziet
Ik werkte de afgelopen maanden aan een boekje ter herinnering aan mijn moeder, die vijf jaar geleden overleed na een lange, nare periode van dementie en wanen. Ik wilde voor mezelf op een rijtje zetten waarom de sociaal werkers die haar ‘hielpen’ zo hardnekkig vasthielden aan onderzoeks- en besluitvormingsmodellen die niet passend waren bij een vrouw die ernstig in de war was.
Hoewel deze werkers allemaal ‘deugden’ als persoon, vonden ze het allemaal geen probleem om methodieken in te zetten waarvan ze op voorhand wisten dat die niet gingen werken. Of ze lieten goede, verstandige plannen varen omdat er altijd een moment kwam waarop mijn ouders blokkeerden in de uitvoering. Ik herinner me vooral twee uitspraken. ‘Ja mevrouw, als u niet inziet dat u Alzheimer heeft kan ik weinig voor u betekenen.’ En: ‘Als uw moeder nu in verwarde toestand op straat werd aangetroffen, dan konden we de zorg wel opschalen, maar tot het zover is kunnen we weinig meer doen dan met haar praten.’
Mijn boekje staat online, en het is gratis te lezen voor iedereen die zich zorgen maakt over de uitgestelde zorg aan mensen die niet meer scherp genoeg zijn voor zelfregie maar te goed voor gedwongen behandeling. Dat is niet alleen het geval bij dementie, maar ook bij psychosegevoeligheid, anorexia, depressie, dwangneuroses, verstandelijke beperkingen of verslavingsproblematiek.
Jaap van der Stel schrijft in het studieboek dat we in onze opleiding aan de Hogeschool Utrecht gebruiken dat het hem zorgen baart dat we de laatste jaren te weinig progressie gezien hebben in de preventie en behandeling van psychische problematiek. We slagen er te vaak niet in om suïcide te voorkomen en zien een toename aan psychische problematiek in de leefomgeving.
Beseffen of bemoeien
Mede door de leerstof die studenten Sociaal Werk moeten bestuderen werd me duidelijk, dat een groot deel van het sociaal werk te karakteriseren is als ‘besefzorg’. Het is zorg waarvoor de cliënt een beeld moet hebben van zijn omgeving en zijn innerlijk. Hij wordt daarover bevraagd en moet zich verantwoorden. Er is een grote groep mensen waarvoor dit werkt. Ze kunnen prima begeleid en geactiveerd worden om zelf de regie te voeren over hun leven. Voor cliënten die willen is er dan genoeg te kiezen aan nieuwe en oude begeleidingsvormen en therapieën.
Besefzorg is zorg waar verbeterplannen altijd gebaseerd zijn op de wil van de cliënt. Maar sommige hulpvragers hebben helemaal niet helder ‘wat er te willen is’ of zijn niet in staat is de invloed uit te oefenen om deze plannen tot een succes te maken. Bij overduidelijke signalen dat de cliënt een gevaar vormt voor zichzelf of zijn omgeving kan de zorg worden opgeschaald tot ‘bemoeizorg’ of gedwongen behandeling.
Een derde groep
Maar tussen beseffen en bemoeien gaapt een enorm gat. Dat is geen probleem voor de groepen burgers die adequaat kunnen worden begeleid met deze twee benaderingen. Maar er is ook een ‘derde groep’, zoals ik ze noem. Het moeten er minimaal enkele honderdduizenden zijn. Het is de groep waar familieleden en betrokken sociaal werkers zich grote zorgen over maken. Die zien het lijk al drijven als hun naaste of cliënt verantwoordelijkheden krijgt opgedrongen die niet kunnen worden waargemaakt.
Het is nog te vroeg om ze wilsonbekwaam te verklaren, maar dat maakt ze niet vanzelf regie-bekwaam. Hulpverleners beschikken niet over een passend instrumentarium om deze problematiek te analyseren en op te lossen. Het dominante instrument in de besefzorg, het vraagverhelderende gesprek, geeft geen bruikbare antwoorden en wordt door veel mensen uit ‘groep 3’ als bijzonder stressvol ervaren. Als je niet snapt hoe het met je gaat, is het niet fijn om te moeten vertellen wat je wilt. En als je geen goede beelden hebt van je toekomst ben je niet in staat om de keuzes te maken die nodig zijn om het best mogelijke uit je leven te halen.
Onnodig lijden
Ik heb ervoor gekozen om veel tijd te besteden aan het ontrafelen van het klassieke hulptraject volgens de zogenoemde regulatieve cyclus: kijken naar jezelf en je omgeving, snappen wat er mis gaat, bepalen van waar je uit wil komen en wat je daarvoor anders gaat doen, en dan vasthouden aan je plan. Zelfs met begeleiding lukt dat de mensen uit groep 3 maar zeer ten dele. En doordat ‘zelf doen’ zoveel nadruk krijgt, voelt elke terugval dan ook nog als persoonlijk falen.
In mijn analyse ga ik diep in op het belang van ‘beelden van de werkelijkheid’ in de reguliere, regulatieve hulpverlening. Cliënten die slecht zijn in ‘beeldvorming’ eindigen vaak in gedwongen behandeling, maar dat moment komt vaak pas als het eigenlijk al te laat is. Tegen beter weten in houden hulpverleners vast aan de gedachte dat hun cliënt zelf kan zien wat er mis is en wat daaraan gedaan moet worden.
Het vasthouden aan deze benadering veroorzaakt veel persoonlijk en maatschappelijk lijden. Voor een groot deel is dat onnodig lijden: we kunnen echt veel meer betekenen voor mensen die het niet inzien dat ze de verkeerde dingen willen. We kunnen veel betere resultaten boeken voor mensen die niet weten hoe ze hun leven op de rit moeten krijgen en houden. Er zijn genoeg hulpverleners die dat voor elkaar kunnen krijgen, maar ze voelen zich geremd door de ideologie van zelfredzaamheid. Ze zijn bang om het stuur over te nemen als het nog niet te laat is. Ik hoop dat mijn boekje ze helpt om meer te durven moederen zodra duidelijk is dat dat nodig is. Voor heel veel mensen is het nog niet te laat.
Klaas Mulder is zelfstandig adviseur en docent aan de Hogeschool Utrecht.
Het boekje Voorbij de grenzen van zelfredzaamheid is hier gratis te downloaden.
Foto: Tim & Selena Middleton (Flickr Creative Commons)