COLUMN Een zieke samenleving heeft behoefte aan verbinding en harmonie

Pesten wordt vaak gezien als onvermijdelijk, als iets wat bij kinderen of bij menselijke groepen hoort. Het schoolplein als jungle, het kantoor of de politiek als apenrots, de metaforen verwijzen naar ijzeren natuurwetten. 'Kinderen zijn nu eenmaal wreed', sprak destijds (in 2013) Staatssecretaris Sander Dekker bij de presentatie van het plan dat hij samen met (alweer destijds) kinderombudsman Marc Dullaert presenteerde om pesten op scholen tegen te gaan.

Maar hoe natuurlijk is pesten eigenlijk? Onlangs gaf ik een presentatie over pesten voor een zaal met mensen uit het onderwijs. In het begin van het ochtendprogramma van het congres hadden de mensen in de zaal even kennis met hun buurman of buurvrouw moeten maken. Ik vroeg natuurlijk wie er wel eens gepest had en wie er wel eens gepest waren. Daarna vroeg ik aan de zaal: 'Jullie hebben net kennisgemaakt met je buur. Hoeveel van jullie heeft daarbij een rotopmerking gemaakt: je hebt stom haar/ je stinkt/ wat een rare naam? Iemand?'

Normaal gedrag is sociaal gedrag

Ongemakkelijk geroezemoes, verbaasde blikken… niemand natuurlijk. De gewone gang van zaken is dat je je vriendelijk voorstelt, eventueel een hand geeft en wat glimlachjes uitwisselt. Sociaal gedrag is de norm, zelfs onder onbekenden. Dat lijken we wel eens te vergeten en zeker als je naar de politiek of de media kijkt zou je haast gaan denken dat asociaal pestgedrag de norm is geworden. Dat je hard moet zijn en dat wie dat niet kan, een sukkel is. En dat is zorgwekkend, om een heleboel redenen.

Als mensen zijn we door een door sociale wezens. We zijn groepsdieren. We worden geboren met heel weinig instinct en heel veel sociaal leervermogen. In feite is al ons leren sociaal. Een kind dat zonder menselijk contact opgroeit wordt geen mens, het verliest na verloop van tijd het vermogen om te leren spreken, lopen, ja zelfs om te leren. Als mensen hebben we elkaar nodig. Om te leren en om te leven.

We zijn allen sociaal gevormd

In deze tijd waarin het individu voorop staat en waarin door sommigen de samenleving wordt ontkend of gereduceerd tot markt, al dan niet vrij, zouden we dat haast vergeten. We ervaren onszelf weliswaar als individuen, maar we zijn door en door sociaal gevormd. We zouden heel iemand anders zijn als we enige eeuwen of duizenden jaren geleden zouden zijn geboren, of in een totaal andere cultuur. Of nu, maar dan als man en niet als vrouw (of omgekeerd) en als rijk en niet als arm (of omgekeerd). Of met een andere huidskleur, echt, dat maakt allemaal verschil.

En tegelijk zou onze samenleving niet zonder ons bestaan. Die samenleving is weliswaar niet door iemand bedacht of ontworpen maar het totaal van interacties, geschiedenis, ontstane instituties en patronen van macht en afhankelijkheid.[1]

Punt is dat niemand bestaat zonder samenleving. Zelfs degenen die zich totaal onafhankelijk wanen en het product van hun eigen keuzes en talenten, zouden die positie nooit hebben bereikt of kunnen handhaven zonder anderen. De samenleving dat zijn wij en wij zijn onze samenleving. Dat zit ingebakken in onze persoonlijkheid, hoe individueel we die ook mogen ervaren, maar ook in ons lichaam.

Uitsluiting maakt ziek

De biologie van ons lichaam verraadt dat we groepsdieren zijn en is verbonden met de 'biologie' van de samenleving waarin we leven. Begrippen als saamhorigheid, harmonie, vriendschap, verbondenheid, vrede, plezier, solidariteit, sympathie, trouw en liefde worden geassocieerd met gezondheid en welzijn. Begrippen als verdeeldheid, vijandigheid, langdurige stress, uitsluiting, verstoting, haat, conflict, agressie en eenzaamheid zijn juist gerelateerd aan ziekte.[2] En niet zo’n beetje ook.

Dit is precies waarom pesten een groot probleem is, en niet alleen voor het slachtoffer. Mensen willen in harmonie leven, vriendelijkheid is een dagelijkse basisbehoefte. Daarom raken we zo enorm van de kook als iemand uit het niets agressief tegen ons doet, of als we even een conflict hebben. Dat trekken we slecht.

We leven dus het liefst in vrede, maar in tijden van gevaar zoeken we naar hiërarchie. De saamhorigheid die we zo keihard nodig hebben, creëren we desnoods kunstmatig, door een zondebok aan te wijzen. Een individu of groep wordt als 'anders' en 'raar' aangemerkt en we hebben vaak een heel verhaal nodig om onze natuurlijke compassie uit te schakelen: zij is stom, zij stinkt, hij heeft flaporen, zij zijn dom, slecht, gemeen, crimineel, minderwaardig. Dit helpt ons om de eigen groep als mooier, sterker, slimmer te definiëren. Wij verdienen onze superieure positie, zij verdienen hun uitsluiting. Dit gebeurt in de klas, maar ook in het groot. Nuchtere feiten die het tegendeel bewijzen, zijn niet welkom. Het verhaal heeft uitsluiting als doel.

Jij kunt de volgende zijn

Dat lijkt te werken voor de machtige groep, maar dat is maar schijn. Ten eerste is het hele proces van uitsluiting al een gevolg van spanning en onzekerheid. De energie die in het verhaal wordt gestoken laat al zien hoeveel moeite het kost om geen sympathie voor de ander te voelen. En daarbij komt nog dat, hoe sterker er aan het uitsluitingsverhaal wordt vastgehouden, hoe meer de zaak onder druk staat, hoe meer mensen er over de rand vallen.

Jij kunt de volgende zijn als je maar iets verkeerd doet en iedereen weet dat. Uiteindelijk wordt de samenleving (of klas, of school, of het bedrijf, of de legereenheid, enzovoorts) net een kooi vol bijtende ratten, en bijna iedereen is of wordt ziek.

Dat is precies wat er nu aan de hand is. De haat en nijd, het wantrouwen en het zoeken naar zondebokken vind je dagelijks in de media en om je heen. En we vallen bij bosjes uit. De Wereldgezondheidsorganisatie WHO verwacht dat depressie in 2030 de belangrijkste ziekte zal zijn[3] en het aantal zelfdodingen stijgt sinds 2007 gestaag.[4] Bij zulke enorme aantallen is het niet langer houdbaar dat dit aan de mensen zou liggen. Dan moet je toch echt eens kijken naar de samenleving zelf als ziekmaker.

Zoals Paul Verhaeghe deze week zegt bij Brainwash: 'Elke maatschappij creëert zijn eigen aandoeningen. Een samenleving die steunt op individualisering en competitiedrift ziet een stijging in mensen die kampen met sociale angst en depressies.'[5] Het is dan ook niet verwonderlijk dat onze huidige samenleving juist de ziektes produceert die samenhangen met stress en uitsluiting.

Weinig sympathie voor slachtoffers

Natuurlijk zijn er veel mensen die vinden dat de slachtoffers juist het probleem zijn. In de klas wordt het pestgedrag gezien als logische reactie op het slachtoffer dat niet weerbaar (of ‘anders’) is en doorgaans kunnen slachtoffers van pesten op weinig sympathie rekenen. Zij zijn het immers die ons confronteren met het uitsluitingsgedrag, met macht en misbruik, met agressie en geweld waar we ons machteloos en bang bij voelen.[6]

Het is makkelijker en veel veiliger om naar het slachtoffer te schoppen dan naar de daders. Zo worden pesten en uitsluiting gelegitimeerd en genormaliseerd. Slachtofferschap wordt gemoraliseerd: het ligt aan jou, jij bent niet weerbaar, je bent een mislukking. En dat zie je ook in het groot.

Psychiaters als Bram Bakker en Jan Derksen[7] staan als nieuwe dominees klaar om ons te vertellen dat wij niet deugen, zéker niet als we aan de grote druk in de samenleving ten onder gaan. Die stellen liever dat de kanariepietjes van inferieure kwaliteit zijn dan dat ze willen kijken of er sprake is van mijngas.

Onveiligheid is schadelijk voor iedereen

Maar uiteindelijk is de onveiligheid de oorzaak van uitsluiting, en die onveiligheid is schadelijk voor alle betrokkenen. Dit is waarom in de klas de leerkracht en het team echt alles zouden moeten doen om de sociale sfeer voor iedereen veilig te laten zijn. Niet door de daders keihard aan te pakken (want dat ontaardt maar al te gauw weer in pesten, zeker als die daders niet tot de populaire kliek behoren) maar door het mogelijk maken van onze behoefte aan verbinding en harmonie.

Daarvoor moet uitsluitingsgedrag als zodanig benoemd worden. In de klas kan dat door te zeggen: in onze klas heeft iedereen het recht zich gelukkig te voelen. In de samenleving door te wijzen op artikel 1 van de Grondwet en door uitsluitingsgedrag te problematiseren in plaats van te faciliteren. Dat is minder eng dan onze huidige politici lijken te denken.

Uiteindelijk hebben we allemaal behoefte aan harmonie en inclusie. Als dat uitgesproken wordt zullen de haatschreeuwers al snel alleen staan en eieren voor hun geld kiezen. Daarvoor zijn wel leiders nodig die menselijkheid als basis durven te hebben en niet zwichten voor haatretoriek. Er is beleid nodig dat de echte spanningen van bestaansonzekerheid aanpakt: wantrouwen, onderlinge concurrentie en de scheve verdeling van arbeid. Beleid dat niet zorgt voor uitval, maar juist voor bestaansrecht. Dat niet de gevolgen maar juist de oorzaken aanpakt.

Dat werkt aan een gezonde samenleving. Het is niet makkelijk, maar het kan. Het moet.

Mieke van Stigt is socioloog en pedagoog en columnist van Sociale Vraagstukken.

 

Noten:

[1] Norbert Elias legt dit nog veel beter uit dan ik in Die Gesellschaft der Individuen (1983).

[2] En net toen ik de laatste hand legde aan deze column verscheen er een uitgebreid artikel van Rutger Bregman op  De Correspondent, waarin hij het idee dat mensen en oorspronkelijke samenlevingen gewelddadig zijn, totaal onderuithaalt. https://decorrespondent.nl/8001/dit-is-de-vraag-waar-bijna-al-onze-politieke-debatten-om-draaien-en-het-antwoord-geeft-hoop/937806139116-e92d009c

[3] https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3131101/

[4] https://www.ggznieuws.nl/home/aantal-zelfdodingen-nederland-opnieuw-iets-toegenomen/

[5] https://www.brainwash.nl/bijdrage/hoe-deze-maatschappij-eenzame-individuen-creert

[6] Lees vooral dit artikel van de Britse antropoloog David Graeber: https://thebaffler.com/salvos/bullys-pulpit

[7] https://www.volkskrant.nl/binnenland/jan-derksen-over-wat-er-mis-is-met-de-ggz~a4008996/

 

Foto: Tjook (@xtjook) (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 8225 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. Stigt: ‘Uiteindelijk hebben we allemaal behoefte aan harmonie en inclusie. Als dat uitgesproken wordt zullen de haatschreeuwers al snel alleen staan en eieren voor hun geld kiezen.’

    Dit is een Heilsprofetie in het genre van: als alles goed gaat, zal alles goed komen.

  2. Leuke reactie voor iemand die Pax heet of zich zo noemt!! Ik schrijf erbij dat het niet makkelijk is trouwens, maar het uitspreken is wel degelijk een belangrijk punt. Het moeilijkste bij pesten is niet het oplossen of bestrijden ervan, maar om het als zodanig geagendeerd te krijgen. Uitsluiting en pesten worden bij voorkeur ontkend. In tweede instantie wordt het gerechtvaardigd met verwijzing naar de vermeende eigenschappen van het slachtoffer. Dit is een actief proces waarin we zelf een rol spelen en waarin we die rol dus ook kunnen veranderen. Hoe meer mensen pesten en uitsluiting (racisme, seksisme, onderdrukking op basis van sociale klasse of fysiek voorkomen, leeftijd etc) als zodanig benoemen, hoe slechter het vol te houden is. Kijk daarvoor naar de geschiedenis van slavernij, discriminatie en vrouwenonderdrukking. Ooit “acceptabel” gevonden door zich superieur wanende lieden, maar ook steeds meer en harder aangevochten. Onrecht (van welke aard dan ook) benoemen is de allerbelangrijkste eerste stap. Het kan en het moet. Voor de ander maar ook voor onszelf.

  3. Je schrijft: “Bij zulke enorme aantallen is het niet langer houdbaar dat dit aan de mensen zou liggen. Dan moet je toch echt eens kijken naar de samenleving zelf als ziekmaker.” Dat is niet geformuleerd in lijn met de rest van je betoog, maar ‘ouderwets’ dualistisch, alsof ‘de samenleving” en ‘de (individuele) mensen’ aparte entiteiten zouden zijn. De onveiligheid die je aanwijst als fundamentele ‘oorzaak’ van uitsluiting is toch het resultaat van ‘onze’ gezamenlijke strevingen en tegenstrevingen als individuen?!

  4. Wetenschappelijke – in casu sociologische bestudering / bestrijding van pestgedrag, begint standaard – lijkt mij – met een conceptuele bezinning op het begrip in kwestie. Altijd. Dus wat pesten is en wat het niet is, en hoe je het direct of indirect empirisch kunt waarnemen, op deze vragen moet prealabel worden ingegaan. Welnu, aan deze normale eisen van Aristoteles voldoet S. onvoldoende tot niet.
    Voorbeeld: S. heeft het over ‘pesten’ in verband met ‘uitsluiten’. Het een zou tot het andere leiden. Maar dan: is een moordenaar opsluiten = uitsluiten het pesten van een moordenaar? Ik noem maar iets.

    Waarschijnlijk kan pesten het best als een maatschappelijke functie worden gezien. Zo lijkt het mij op (lagere) School iets met patroonhandhaving (Parsons) te maken te hebben. De noodzakelijke conservatie is de maatschappelijke hoofdtaak van de School, maar door die omgeving en autoriteit beïnvloed, helpen kinderen een vervelend handje mee. Conformeren aan de Juf wordt terreur op de afwijkende medescholier. Iets in die geest. Uitzoeken!

    Om dat oude, bekende pestgedrag van scholieren te beteugelen, deed ik jaren geleden in besloten NL-kring het voorstel om ze in uniform naar school te laten gaan. Zoals in de UK. Heel egalitair, heel democratisch, maar mijn idee werd uniform verworpen.
    Om pesterij te bestrijden heeft S. dan ‘leiders nodig die menselijkheid als basis durven te hebben en niet zwichten voor haatretoriek.’ Dus weer moet een gezindheid het doen, en geen praktische, structurele maatregel. Tussen haakjes, waar in hemelsnaam denkt S. dat type van leiders vandaan te halen? En je hebt er legio van nodig.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *