COLUMN Leer van elkaar om eens met een andere bril te kijken

Sociale professionals die met elkaar samen moeten werken, kijken vaak totaal verschillend naar mensen. Als de verschillen tussen hun mensbeelden te groot blijven, is samenwerken bijzonder ingewikkeld, zo niet onmogelijk.

Eén van de dingen die samenwerken in het sociaal domein zo lastig maakt, is dat de medewerkers die met elkaar samen moeten werken totaal verschillend naar mensen kijken. Dat komt tot uitdrukking in de manier waarop ze over inwoners praten en hoe ze hun werk doen. Inkomensconsulenten zijn de laatste jaren aan alle kanten bestookt met de opdracht om ‘tijdig en rechtmatig uitkeringen te verstrekken’ en ‘fraude niet te laten lonen’. Bijstand en een eigen huis in het buitenland? Schande! Regelmatig zien we berichten in de media dat gemeenten tonnen aan bijstandsfraude hebben opgespoord. Schande!

Dit zet in de samenleving het beeld neer dat mensen in de bijstand allemaal frauderen. Niet in de laatste plaats bij de inkomensconsulent, die de opdracht vanuit het Rijk krijgt om hier heel alert op te zijn. Terecht natuurlijk, want het geld is schaars en moet op de juiste plek terechtkomen.

Zien we de hulpvrager als kwetsbare oudere of als potentiële fraudeur

In de Volkskrant van 1 mei 2015 stond een bericht over een gemeente die een traplift aan een 90-jarige had geweigerd. Schande! Een 75-jarige vrouw uit Goor moest maanden wachten op broodnodige zorg. Schande! Dit gaat om onze kwetsbare ouderen, hoe kan de gemeente deze mensen zo in de kou laten staan? Of – zo hoorde ik op een feestje – deze mensen hebben daar gewoon belasting voor betaald! Dat zowel de bijstand als de Wmo uit belastinggeld wordt gefinancierd en dat in beide gevallen geen informatie is verstrekt over of de aanvrager in het verleden wel gewerkt heeft om bij te dragen aan die pot met geld, lijkt niet ter zake te doen.

Verschillende professionals kijken ieder op hun eigen manier naar de inwoner en dat beïnvloedt hun besluiten onbewust. Het is makkelijker om iemand het voordeel van de twijfel te geven als we hem zien als een kwetsbare oudere dan wanneer we hem zien als potentiële fraudeur. Ons mensbeeld heeft dus invloed op onze besluitvorming.

Ons wereldbeeld bepaalt ons mensbeeld

Hoe we naar mensen kijken is grotendeels afhankelijk van ons eigen wereldbeeld dat gevormd wordt door wat we om ons heen zien. Zo is de berichtgeving in de media van invloed op hoe we naar de mensen in het sociaal domein kijken. Door mediaberichten over fraude met bijstand krijgen we een beeld van mensen in de bijstand dat ze altijd frauderen. We lezen namelijk niets over de mensen die niet frauderen. En over inwoners met een beperking lezen we vooral de zielige verhalen, niet de verhalen over de mensen die hun scootmobiel in bruikleen hadden van de gemeente en deze op marktplaats zetten. Die mensen bestaan ook, maar ons mensbeeld wordt meer gevormd door de zielige verhalen.

Ons mensbeeld wordt ook gevormd door de mensen met wie we dagelijks omgaan. Familie, vrienden, collega’s. Dat betekent dat er op één afdeling waarschijnlijk een gedeeld mensbeeld is, in ieder geval in grote lijnen. Mogen inwoners fouten maken? Verdienen ze een tweede kans of niet? Hebben we oog voor de omstandigheden waar ze uitkomen? En hebben we oog voor het feit dat wat wij zelf wel of niet kunnen, niet hoeft te betekenen dat ieder ander datzelfde kan? Benaderen we mensen vanuit vertrouwen of vanuit wantrouwen? Dit zijn vragen die op elke afdeling waarschijnlijk anders beantwoord worden en direct invloed hebben op de uitvoering.

Elkaars mensbeelden kennen en waarderen

De manier waarop de potentiële samenwerkingspartners naar mensen kijken komt niet op een lijn, die mogelijke illusie wil ik direct de kop indrukken. Wat wel kan, is het uitspreken en concreet maken van de verschillende mensbeelden. Door de verschillen inzichtelijk te maken, weten de samenwerkingspartners van elkaar hoe ze kijken naar de inwoners.

Dat kan bijvoorbeeld aan de hand van een concrete casus. Mo is op zijn vierentwintigste getrouwd met een Spaanse schone. Het leven lachte hem toe, zeker toen ze een jaar later een eerste dochter kregen en twee jaar later een tweede dochter. Maar toen ging alles mis. Door een vreselijk ongeluk komt hun oudste dochter om het leven. Zowel Mo als zijn vrouw kunnen dit niet verwerken en zijn vrouw vertrekt met hun jongste dochter naar Spanje. Mo blijft alleen achter. Hij raakt aan de drugs en z’n sociale leven stort in. Gelukkig is er één vriend over die hem als een hoopje ellende op de stoep van de gemeente neerzet en om hulp vraagt.

Overwegingen om Mo wel of niet te helpen

Aan de hand van deze praktijksituatie kunnen we de mensbeelden gaan verkennen. Het gaat bij dit gesprek niet over de vraag hoe we Mo wel of niet helpen, maar waarom we hem wel of niet helpen. Hier komen altijd verschillende overwegingen uit:

  • Wat vinden we van het feit dat hij een drugsverslaving heeft?
    -Hij is zelf ooit begonnen.
    -Was dat echt een eigen keuze?1
  • Betekent dat iets voor de hulp die we hem willen geven?-
    -Hebben we vertrouwen in zijn mogelijkheden om uit de ellende te komen?
    -Vinden we het zijn eigen schuld – en daarmee zijn eigen probleem?
  • Houden we rekening met de moeilijke situatie die daaraan ten grondslag ligt?
    -Wat doen we met het feit dat er ook mensen zijn die iets traumatisch hebben meegemaakt en toch op de rit zijn gebleven?
    -Mogen we onszelf als referentiepunt nemen voor wat iemand wel of niet kan en of hij slimme keuzes maakt?
  • Mogen we überhaupt iets vinden van de keuzes die hij heeft gemaakt?

Door zulke overwegingen te bespreken krijgen we de verschillende mensbeelden concreter. Potentiële samenwerkingspartners krijgen zo inzicht in elkaars wereldbeeld en mensbeeld. Door dit op een respectvolle manier met elkaar te bespreken zien mensen de verschillen en leren ze die zienswijzen te waarderen. Door dit regelmatig op de agenda te zetten komen de mensbeelden een klein beetje dichterbij elkaar en leren mensen van elkaar om de inwoners ook eens met een andere bril te bekijken. En voilà, weer een stap gezet richting een succesvolle samenwerking.

Evelien Meester is manager Innovatie en Strategie bij kennis- en adviesorganisatie Stimulansz en auteur van het ‘Maatwerk in het sociaal domein’, hét Handboek voor omgekeerd werken, denken en doen. 

 

Noot

1.Zie ook: Samenwerken: Wat betekent dat? Rede, uitgesproken door John Goedee, Tilburg University, april 2015, p. 9. Voluntarisme en determinisme betekenen dat wij ons afvragen of wij mensen eigenlijk wel een vrije wil hebben. Wordt ons gedrag bijvoorbeeld gedetermineerd door allerlei biologische processen of juist bepaald door de context waarbinnen wij leven?

 

Foto: Sebastiaan ter Burg (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 2691 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. Sorry hoor, maar als jullie nog nooit van een post traumatisch stress syndroom (PTSS) hebben gehoord (wat betreft Mo), wat doen jullie dan in de hulpverlening ?

  2. Er is natuurlijk meer nodig voor Mo dan ik hier beschrijf. In dit geval vroeg hij bijstand aan omdat hij geen inkomen meer had. En inkomensconsulenten weten heel veel, maar zijn niet medisch onderlegd. Iemand als Mo zullen zij door een arbeidskundige laten onderzoeken om te kijken wat hij wel en niet kan. Wat er precies met hem aan de hand is wordt niet met hen gedeeld. Dat is niet toegestaan in verband met de privacyregels. Zij zullen dus maar heel beperkt weten wat er met hem is en zeker geen diagnose te horen krijgen. Enkel zijn inzetbaarheid op de arbeidsmarkt (kan hij lang staan, zitten, lopen, zich concentreren, hoeveel uren per dag/week, waar moet rekening mee gehouden worden).

    Waar het hier met name om gaat, is dat uitvoerders binnen een gemeente de vragen zouden moeten bespreken die ik hierboven beschrijf. Mijn ervaring is dat die binnen één gemeente heel verschillend worden beantwoord en dat leidt tot willekeur. De ene consulent is bereid veel verder te gaan om iemand als Mo te helpen dan de andere. Dit soort gesprekken helpt om beter van elkaar te begrijpen welke afweging wordt gemaakt. Mensen leren hier ongelooflijk veel van en dat maakt dat de dienstverlening beter wordt. Geen makkelijk proces, wel heel boeiend.

  3. Het probleem wat je beschrijft is duidelijk en bekend. Van belang hier is te weten ‘hoe’ mensen hulp (kunnen) gaan zoeken. Ik woon in Griekenland en als mensen hier bepaalde medische klachten (menen te) hebben bepalen ze zelf naar welke medische hulpverlener ze gaan.Als je dus denkt last van je hart te hebben ga je naar het inloopspreekuur van de cardioloog.
    In Nederland hebben wij gelukkig huisartsen. Die fungeren als ‘poortwachter’ wat betreft je klachten en wat er mee moet gebeuren. En kennen je historie en achtergrond als je weer eens komt.

    Ik kan mij goed voorstellen dat ook gemeenten met klanten te maken hebben met een heel divers problemenpatroon. En die ook steeds weer terugkomen. Mijn advies zou dus zijn ook hier eerst een ‘poortwachter’ voor te zetten voordat specialistische verwijzing binnen de gemeente plaats vindt c.q. plaats kan vinden. Het ontlast de klant en de diverse professionals binnen de gemeente.
    Dat deze professionals onderling kontakt kunnen hebben over betreffende klant is uiteraard nuttig. Maar dat zal iedere keer op een andere wijze zijn. Inhoudelijk en organisatorisch.

  4. Hartelijk dank voor je reactie, een terecht punt. Daar zijn wijkteams voor ingesteld, maar het heeft tijd nodig om dit goed op poten te krijgen. Terechte aanvulling!

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *