COLUMN Leunstoelsociologie van de gele hesjes

Wat ook over de gele hesjes gezegd kan worden, hun opstand wordt wel serieus genomen. De media zijn er vol van. Het ministerie van Buitenlandse Zaken gaf reizigers die op de 8e december naar Parijs wilden het reisadvies om alert te zijn, demonstraties te vermijden en het nieuws te volgen. ‘Er komen blokkades en demonstraties voor, waarbij geweld kan worden gebruikt’.

Parijs verschanste zich met sluitingen van winkels, restaurants en musea, en 8000  politieagenten werden gemobiliseerd. Uiteindelijk gingen er de 8e december in Frankrijk 125.000 mensen de straat op, vonden 1385 arrestaties plaats en raakten 135 mensen gewond, waarvan 17 politieagenten.

In België en Nederland werd op kleinere schaal geprotesteerd. Zijn de gele hesjes de kanariepieten in de kolenmijn?, zo vroeg Kim Putters van het SCP zich af. En wat is er dan gaande in de kolenmijn? De media hebben ons volop bediend, maar zijn we de gele hesjes door hun interpretaties beter gaan begrijpen? Een willekeurige greep uit de Nederlandse pers laat zien dat de auteurs er verschillend over denken en dat veel van hun denkbeelden een vluchtig karakter hebben. Soms hebben ze het over de avant-garde in Frankrijk, soms over de volgers in Nederland en België, soms over allemaal tegelijk.

Verschillende verklaringen voor woede van gele hesjes

Op de televisie oriënteren journalisten zich met de vertrouwde straat-formule: je houdt willekeurige voorbijgangers een microfoon voor en zij vertellen wat hen beweegt. In de NRC hebben Lamyae Aharouay en Maarten Huygen de Facebook-pagina Gele HesjesNL bezocht en op basis daarvan schrijven ze over de Nederlandse tak.

Het zijn interessante impressies waarover ik graag meer zou willen weten, maar in de media is dit soort materiaal schaars. Wel is daar een keur aan ideeën te vinden. Zoals van Ewald Engelen, hoogleraar Financiële Geografie: de burgers hebben betaald voor de fouten van goedbetaalde bankiers, ze pikken het niet langer om op te draaien voor een falende elite, en het gaat hier niet alleen om een Frans probleem. Daar komt in Nederland bij dat de huurders voor de crisis hebben betaald, en dat de economische groei niet bij de burgers terecht komt. Samengevat: het is tijd om naar de burgers te luisteren en niet naar het grootkapitaal.

De analyse van de Belgische filosoof en historicus Thomas Decreus lijkt hier op. Hij ziet in Frankrijk een diepe minachting voor de elites, ‘die maar niet willen beseffen hoe hard veel mensen moeten knokken’. Wat de gele hesjes delen ‘dat is de realiteit dat hun levens onleefbaar zijn geworden. Het gevoel louter te werken om de rekeningen te kunnen betalen op het einde van de maand. Als dat al lukt’.

Een variant op deze analyses is afkomstig van Geert Buelens, hoogleraar moderne Nederlandse Letterkunde. Hij ziet de gele hesjes als een internationaal symbool en schrijft hun woede voor een belangrijk deel toe aan ‘het besef dat zij in de wereld van vandaag als deplorables worden gezien, dat hun altijd al geringe welvarendheid verder dreigt af te nemen en dat zelfs het combineren van allerlei klotejobs dat proces niet zal keren’ [1].

Anderen leggen een verband tussen de protesten en de klimaatagenda: het protest heeft te maken met de klimaattransitie waarvan de kosten bij de middenklasse worden gelegd en niet bij de vervuilers. Betrek de mensen die de lasten moeten dragen bij het klimaatbeleid. ‘De elite maakt zich zorgen om het einde van de wereld, wij komen de maand niet door’ [2].

Wat leert deze potpourri aan verklaringen ons? Allereerst dat het nog te vroeg is om de gele hesjes te begrijpen. Het verschijnsel heeft zich nog niet uitgekristalliseerd. Maar als je die interpretaties naast elkaar legt, lijken het eerder sociologische invuloefeningen dan dat ze de opmaat vormen voor latere analyses. Natuurlijk stellen de auteurs ook vragen en willen ze hun oor te luisteren leggen bij de mensen die in opstand komen, maar tegelijkertijd geven ze hun geïnformeerde fantasie de vrije loop en projecteren ze hun eigen verbeelding op dit nieuwe fenomeen. Daarmee bevriezen ze het beeld voordat het helder is.

Platteland, middenklasse of een beetje van alles

Iets vergelijkbaars valt te zeggen over de pogingen om een antwoord te geven op de vraag wie tot de gele hesjes behoren. Wie gebruiken de gele hesjes als symbool om hun grieven naar buiten te brengen, wie zijn de burgers die samen met anderen de straat op gaan?

Peter Giesen ziet er de middenklasse in, in Frankrijk en in Nederland. Zijn artikel heeft als kop: ‘De middenklasse in opstand’, al gaat Giesen halverwege het stuk over op ‘de lage middenklasse’ en op de mbo’ers [3]. De historicus Han van der Horst schrijft dat de gele hesjes van Frankrijk zich moeilijk laten indelen in een klassiek links-rechts schema. ‘Ze zingen de Internationale niet. Zij voeren geen rode vlaggen met zich mee maar de Franse driekleur. [...] Aan de andere kant dragen de eisen van de Franse gele hesjes een duidelijk sociaaleconomisch karakter. Zij gaan de straat op omdat zij naar eigen inzicht van Macron en zijn bondgenoten een slechte deal hebben gekregen. [4]

Frans van Deijl heeft het in HP De Tijd ook over Frankrijk en ziet het protest als een schreeuw om aandacht van het vergrijsde en uitgestorven platteland, dat zich niet gehoord voelt. ‘Hun opstand gaat in ruimere zin tegen het zelfgenoegzame Parijs. Het is de revolte van de gefrustreerde, arme, hardwerkende Fransoos, tegen het arrogante, grootstedelijke volkje in haar onbetaalbare appartementen in de hoofdstad’ [5].

Thomas Decreus is voorzichtiger en benadrukt het diverse karakter, ‘waarvan de identiteit op dit moment nog niet bepaald is, omdat geen enkele groep binnen de beweging weet te domineren’.  Maar toch geeft hij een opsomming: ‘Het gaat dus om werkende mensen die nauwelijks nog rondkomen, gepensioneerden die proberen overleven, werkzoekenden die niet meer weten waar te zoeken of vasthangen aan uiterst precaire en slechtbetaalde banen.’ Decreus plaatst deze nieuwe uitingen van onvrede binnen een bredere protestbeweging, met verschillende segmenten. Ditmaal lijkt het in Frankrijk te gaan om: ‘mensen buiten de grote steden en op het platteland die meestal in kleinere bedrijven werken of zich aan de onderkant van de arbeidsmarkt bevinden’.

Meer open vragen minder leunstoelsociologie

De oogst van een weekend gele hesjes in de media levert een breed en gedifferentieerd gezelschap op, onder andere gepensioneerden, werkende armen, de middenklasse, plattelanders, mensen met ‘klotejobs’, mensen in kleinere bedrijven. Aan al die gele hesjes worden motieven toegeschreven om in opstand te komen.

Het zijn vluchtige analyses die voor een deel op elkaar lijken, voor een deel elkaar tegenspreken. Zijn de hesjes een fenomeen, dat verwant is aan andere nieuwe politieke bewegingen, zoals die van Macron, Baudet of Wilders? Hoe verhouden de gele hesjes zich tot hen? Laten hun hesjes zien dat ze zich bij deze bewegingen niet thuis voelen en dat ze die als establishment zien? En hoe verhouden de Franse, Belgische en Nederlandse tak zich tot elkaar?

Dit soort vragen kunnen alleen beantwoord worden op basis van empirisch materiaal. Zoals bijvoorbeeld voor Frankrijk is gedaan in Le Monde van 12 december, waarin een team van 70 universiteiten, bestaande uit sociologen, politicologen en geografen de eerste resultaten presenteerde van een onderzoek naar de opstand van de ‘gilets jaunes’ - over hun leeftijd, gender, arbeidsstatus, opleiding, welstand, de aard van hun zorgen (eerder sociaal dan nationalistisch).

Bovenstaande interpretaties laten ook zien hoezeer sociologische noties common sense zijn geworden. Categoriseringen uit de sociologie worden volop gebruikt, ook als het gaat om begrippen die niet meer goed aansluiten op de sociale gelaagdheid van dit moment, zoals bijvoorbeeld het begrip ‘middenklasse’.

Daardoor blijven veel analyses steken in leunstoelsociologie. Er ontstaat een voortijdig gestold maatschappijbeeld en een helderheid die schijn is. Stel meer open vragen, wees behoedzaam met interpretaties, neem empirie als uitgangspunt en zie de sociale werkelijkheid niet als een invuloefening - dat lijken me belangrijke stelregels.

Rineke van Daalen is socioloog.