Jeugdcriminaliteit ofwel de zege van het krokodillenbrein

Jongeren die angstig, boos of verslaafd zijn, zijn vatbaar voor crimineel gedrag. Volgens lector Peer van der Helm is er meer nodig dan therapie. Ook de samenleving moet veranderen, onder meer door af te stappen van de ieder-voor-zich-mentaliteit en onderwijshervorming.

Jeugdcriminaliteit staat volop in de schijnwerpers. Dat komt doordat niet alleen de grote steden in ons land, maar ook kleinere plaatsen als Roosendaal en Winschoten worden geconfronteerd met brandstichting, vuurwerkbommen en schotenwisselingen op straat. Geweld, meestal geassocieerd met de drugshandel, dat gepleegd wordt door steeds jongere daders.

Zelfregulatie

De criminologie heeft tal van verklarende theorieën voor de groeiende betrokkenheid van jongeren bij criminaliteit. Ze lopen uiteen van achterstand en armoede tot foute vrienden. Hulpverleners en beleidsmakers weten zich vaak geen weg met de wirwar aan theorieën.

In ons krokodillenbrein zit een alarmcentrum dat geactiveerd wordt bij angst, boosheid en dwangmatig gedrag

Betekent dit dat we het moede hoofd maar moeten neerleggen? Nee, we kunnen hoop putten uit bijvoorbeeld de Algemene theorie van Criminaliteit. In deze uit de jaren negentig stammende leer van de Amerikaanse criminologen Michael R. Gottfredson en Travis Hirschi staat zelfcontrole voorop. Zelf geven wij de voorkeur aan de term zelfregulatie, omdat die onderscheid maakt tussen gedragsmatige, emotionele en cognitieve aspecten.

Ruiter, paard en krokodil

Het gedragsmatige aspect kent drie opties: vechten (agressie), vluchten (angst) of verstijven (depressie). Het deel van ons brein dat dit reguleert, het krokodillenbrein, kent weinig andere gedragsmatige opties. In ons krokodillenbrein zit een alarmcentrum dat geactiveerd wordt bij angst, boosheid en dwangmatig gedrag zoals bijvoorbeeld verslaving. Het kan ertoe leiden dat de werking van de overige delen van ons brein, en soms ons bewustzijn, krakend en piepend tot stilstand komen.

In ons brein is er een centrum waarmee we onze emoties kunnen beheersen. Omdat emoties vluchtig en aanstekelijk zijn, vernoemen we dit centrum ook wel naar het paard, een vluchtdier bij uitstek.

Tekortschietende zelfregulatie is de belangrijkste verklarende factor, belangrijker nog dan angst en depressie

Omdat emoties ondanks dit centrum soms toch met ons aan de loop gaan, is er een derde, en evolutionair jongste uitbreiding van het brein: de ruiter. Deze bepaalt onze cognitieve zelfregulatie en is terug te vinden in het voorste gedeelte van de hersenen, de prefrontale cortex. Het staat voor doelgericht bezig zijn, motivatie, plannen maken en bijvoorbeeld creativiteit.

Daarnaast is het verbonden met ons beloningscentrum, het dopaminesysteem.

In de ideale situatie zijn ruiter en paard in balans en vertonen we evenwichtig gedrag. Lijden we onder stress of trauma, dan krijgt de krokodil steeds meer grip op ons gedrag.

Niet alles verklarend

Om in zoölogische termen te blijven, wijst de toename van jeugdcriminaliteit op de dominantie van de krokodil? Als je het onderzoek van de Amerikaanse socioloog Jacob H. Erickson en collega’s bekijkt, lijkt dat inderdaad het geval te zijn. Zij bevroegen 723 jongeren die gevangen zaten voor diefstal en geweld.

Bij de vragenlijsten draaide het om zelfregulatie, armoede, boosheid, angst en depressie ofwel negatieve emotionaliteit. Al deze factoren gelden als klassieke verklaringen voor jeugdcriminaliteit. Nieuw aan het onderzoek van Erickson cum suis is dat gekeken werd naar de best verklarende factor. Zij tonen aan dat tekortschietende zelfregulatie de belangrijkste verklarende factor is, belangrijker nog dan angst en depressie. Minder verrassend is de door de onderzoekers aangetoonde relatie tussen angst en agressie, en de afname van agressie en criminaliteit naarmate jongeren ouder worden.

Therapie en cultuurverandering

Er is ook kritiek op de zelfregulatiehypothese. Die kritiek is terecht in zoverre aanhangers van de hypothese van zelfregulatie beweren dat het gebrek aan zelfregulatie alleen (jeugd) delinquent gedrag kan verklaren. Vooral in recente onderzoeken naar trauma, negatieve jeugdervaringen en negatieve emotionaliteit echter worden de diverse factoren juist gecombineerd waardoor het beeld veel completer is.

Ook de samenleving moet veranderen om de jeugdcriminaliteit terug te dringen

Daaruit blijk tevens dat cognitieve gedragstherapie kan werken, onderzoek van bijzonder hoogleraar Forensische Orthopedagogische Diagnostiek en Behandeling aan Universiteit van Amsterdam Larissa Hoogsteder et al ondersteunt dat. Voorwaarde is wel dat er specifieke aandacht wordt besteed aan trauma, via specifieke therapie en EMDR, en aan externaliserend (agressie) en internaliserend gedrag (negatieve emotionaliteit). Ook hier geldt overigens dat het geen wondermiddel is, therapie alleen lost niet alles op.

Ook de samenleving moet veranderen om de jeugdcriminaliteit terug te dringen. Om te beginnen, moeten we de negatieve invloed van de ieder-voor-zich-mentaliteit, de veel voorkomende discriminatie, en de soms sterke gevoelens van uitsluiting en eenzaamheid in onze samenleving zeer serieus nemen, zegt de Belgische psycholoog Paul Verhaeghe.

Verbindende rol onderwijs

Onderwijs, als mogelijke emancipator, moet weer een verbindende rol spelen. Maar dat lukt alleen als het systeem niet uitsluitend kansen biedt aan ‘vinkjesjongeren’ en de allerslimsten.  Ook jongeren met bijvoorbeeld een licht verstandelijke beperking in het gespecialiseerd onderwijs verdienen een kans om mee te doen.

En de criminele jongeren? Voor hen geldt dat een goed en traumasensitief klimaat in én buiten de jeugdgevangenis, gecombineerd met goed onderwijs en juiste therapie het verschil kan maken.

Peer van der Helm is lector Residentiële Jeugdzorg van Hogeschool Leiden en bijzonder hoogleraar Onderwijs en Zorg aan de Universiteit van Amsterdam.

 

Foto: conceptphoto.info (Flickr Creative Commons)