Rijk en gemeenten moeten huiselijk geweld gendersensitiever aanpakken

Over de noodzaak van een gendersensitieve aanpak van huiselijk geweld heerst grote eensgezindheid. Toch worstelen gemeenten hiermee. Onderzoek van Suzanne Bouma en Gregor Walz laat zien dat de wil om te veranderen en ook oplossingen voor handen zijn.

Geweld tegen vrouwen komt voort uit ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. Daarnaast zijn vaststaande gendernormen voedingsbodem voor huiselijk geweld. Wanneer er binnen een heteroseksuele relatie bijvoorbeeld een traditionele rolverdeling als norm geldt, kan de man een gevoel van statusverlies ervaren wanneer zijn vrouw betaald werk verricht of kostwinner is, en hierdoor geweld als machtsmiddel gebruiken.

Gendersensitieve aanpak betekent rekening houden met verschillen in macht, afhankelijkheid en verwachtingen die uit genderrollen voortvloeien

Vanuit dezelfde norm kan het ook de vrouw zijn die de werkloze positie van haar mannelijke partner als ‘zwak’ beschouwt en geweld gebruikt als intimidatiemiddel. Daarnaast zijn stereotiepe opvattingen over wat vrouwelijk en wat mannelijk is aanleiding om de seksuele oriëntatie of genderidentiteit van een kind, partner of familielid als ‘afwijkend’ te beschouwen en kunnen gezinsleden geweld gebruiken als pressiemiddel.

Consensus over belang gendersensitief werken

Gendersensitiviteit gaat dus niet om sekse, maar om gender. Als professionals de rol van gender in de geweldsdynamiek niet (h)erkennen, is de kans groot dat de situatie op de langere termijn niet verbetert. Een gendersensitieve aanpak betekent rekening houden met de verschillen in macht, afhankelijkheid en wederzijdse verwachtingen die uit genderrollen voortvloeien. En oog hebben voor de druk die de maatschappij en sociale netwerken kunnen leggen op gezins- en partnerrelaties.

De achterliggende motivatie was dat zowel vrouwen als mannen slachtoffer zijn van huiselijk geweld

In de wetenschap en het maatschappelijk middenveld is er al jaren consensus over de noodzaak van een gendersensitieve aanpak van huiselijk geweld. Internationale verdragen, zoals het Verdrag van Istanbul, verplichten landen om een gendersensitieve aanpak te hanteren. Op verzoek van het College van de Rechten van de Mens onderzochten wij hoe in Nederland gendersensitiviteit op regionaal en lokaal niveau wordt ingevuld. Wij zien dat er nog steeds sprake is van een worsteling, maar dat er ook lichtpuntjes zijn.

Onduidelijke boodschap vanuit het Rijk

De worsteling met gender in de Nederlandse aanpak van geweld kent een lange voorgeschiedenis. In de jaren tachtig vormden zich in Nederland de eerste contouren van de aanpak van geweld tegen vrouwen, waarin de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen als oorzaak en gevolg van het geweld gepositioneerd werden.

In de nota Privé geweld, publieke zaak uit 2002, die als sluitstuk wordt gezien in de geleidelijke positionering van huiselijk geweld als maatschappelijk (in plaats van privé-) probleem, werd echter geen melding meer gemaakt van ongelijke machtsverhoudingen. De sekseneutrale term huiselijk geweld werd geïntroduceerd. De achterliggende argumentatie om te kiezen voor zo’n genderneutrale aanpak was dat zowel vrouwen als mannen slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Hier is een vernauwing van de term gender tot sekse zichtbaar.

Nederland is sindsdien meerdere malen door het CEDAW-comité van de Verenigde Naties1, en later door de Grevio-commissie van het Verdrag van Istanbul2, op de vingers getikt voor de verregaande genderneutrale aanpak. De diverse onderzoeken en adviezen die hierop volgden, leidden niet tot een herformulering van het landelijke beleid.

Verwarrend voor gemeenten

Met de invoering van de Wmo 2015 werden gemeenten verantwoordelijk voor de aanpak van huiselijk geweld. Hierbij werd gesteld dat een sekseneutrale formulering van het landelijke beleid een gendersensitieve aanpak op regionaal en lokaal niveau niet in de weg hoeft te staan (zie ook: TK 2013/2014).

Maar een jaar eerder in 2013 werd na uitvoering van een genderscan juist geconstateerd dat deze boodschap verwarrend is voor gemeenten en de weerstand om op regionaal en lokaal niveau gendersensitief te werken kan vergroten.

Gemeenten worstelen

Anno 2023 kunnen we stellen dat deze voorspelling deels is uitgekomen. Zo leidt een worsteling met de vraag hoe gendersensitief beleid op regionaal of lokaal niveau te operationaliseren tot uitstel, en soms afstel. Ten eerste zien we dat de term gender regelmatig wordt verward met sekse, genderidentiteit of seksuele gerichtheid en een gendersensitief beleid wordt geïnterpreteerd als beleid voor specifieke doelgroepen, namelijk vrouwen of lhbti+-personen.

‘Wij kiezen voor een genderneutrale formulering, maar gaan ervan uit dat professionals gendersensitief handelen’

Het is dan ook geen verrassing dat de meerderheid van de regiovisies deze formulering overneemt, afgezien van enkele positieve uitzonderingen. Hoewel er vanuit deze programma’s ook instrumenten zijn ontwikkeld om op lokaal niveau een gendersensitieve aanpak te bevorderen zijn dit ‘extra’ elementen die aan het landelijk beleid zijn toegevoegd en worden ze door de lokale beleidsambtenaren ook als ‘extra’ opdracht geïnterpreteerd.

Hier komt bij dat op lokaal niveau vaak de overtuiging bestaat dat professionals, ook zonder gendersensitieve analyse op beleidsniveau, in de praktijk gendersensitief werken. Zo wordt verondersteld dat professionals ‘systeemgericht werken’ en dat een genderanalyse hier onderdeel van uitmaakt. Helaas wordt deze verwachting niet gestaafd door (regionale) monitoring, laat de praktijk vaak een ander beeld zien en wordt er ook weinig aandacht aan besteed in de deskundigheidsbevordering.

De grootste drempel lijkt dat gendersensitiviteit als een extra uitdaging of opdracht wordt gezien

Feitelijk zien we dus op regionaal niveau een doorwerking van de ambivalente boodschap die op landelijk niveau al decennialang klinkt: ‘Wij kiezen voor een genderneutrale formulering, maar gaan ervan uit dat professionals gendersensitief handelen.’

Welwillendheid

Het positieve nieuws is: er is veel welwillendheid onder ambtenaren en een breed gedragen wens om gendersensitief te werken. Ook ligt er al een breed aanbod aan instrumenten (onder meer handreikingen en masterclasses), waarover de beleidsambtenaren die daar gebruik van hebben gemaakt positief zijn.

De grootste drempel lijkt dan dat gendersensitiviteit als een extra uitdaging of opdracht wordt gezien en niet als een noodzakelijk onderdeel in de aanpak van huiselijk geweld. Ondanks alle handreikingen en factsheets is het daarnaast nog onvoldoende gelukt om gender en gendersensitiviteit te ontdoen van het imago van complexiteit en abstractie. Een scherpe en concrete uitleg van de betekenis, de functie en de urgentie van een gendersensitieve analyse in de aanpak van huiselijk geweld blijft hoognodig.

Oplossing ligt voor de hand

De oplossing ligt voor de hand: gendersensitiviteit kan veel meer dan nu en veel explicieter geïntegreerd worden in de overkoepelende kaders waarbinnen regionale en lokale overheden werken. Niet als extra prioriteit of nagekomen gedachte, maar als centraal uitgangspunt en verweven in bestaande aanpakken met een concreet handelingsperspectief.

Wij adviseren om een uitwerking van ‘gendersensitief werken’ in het landelijke programma Toekomstscenario’s kind- en gezinsbescherming op te nemen. En hierin de verbinding te zoeken met aanpalende aanpakken, zoals schadelijke praktijken en mensenhandel, en het Actieplan Seksueel Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag.

Vervolgens is het aan gemeenten om dit door te vertalen naar de lokale visievorming en de aansturing van uitvoerende partijen. Dat kan onder meer door gendersensitiviteit onderdeel te maken van de trainingen van professionals en door gendersensitieve monitoring op te zetten en hierop toe te zien.

Suzanne Bouma werkt als senior onderzoeker bij Avans Hogeschool in het Centre of Expertise Veiligheid en Veerkracht. Daarnaast voert ze als buitenpromovenda aan Universiteit van Amsterdam onderzoek uit naar de waarde van werk in het voorkomen van en herstellen na partnergeweld. Gregor Walz is socioloog en werkt als onderzoeker bij Verwonderzoek. Dit artikel is gebaseerd op hun recente onderzoek ‘Naar een gendersensitieve aanpak van partnergeweld – gemeentelijke perspectieven’

 

Noten

  1. Committee on the Elimination of Discrimination against Women.
  2. Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence.

 

Foto: Hutomo Abrianto via Pexels.com