COLUMN Liever een slechte meester dan een goede juf

Er wordt regelmatig aandacht besteed aan het feit dat er steeds minder mannen werken in het basisonderwijs. Natuurlijk is een betere verdeling tussen mannen en vrouwen wenselijk. Maar in de media ontstaat hierdoor discussie over de feminisering van het onderwijs en wordt de wereld ingedeeld in twee kampen. 'Seksestereotypering' noemt Mieke van Stigt deze kwalijke tendens.

De kranten stonden en staan er bol van: er werken steeds minder mannen in het basisonderwijs. Op pabo’s haken mannelijke studenten af, met name op het onderdeel werken met kleuters. “85% van de basisscholieren heeft een juf”, roept Youngworks.[1] CNV Onderwijs, dat het onderzoek uitvoerde, kopt zelfs: “Mannen bedreigde soort op basisscholen!”[2] En hoewel het aandeel mannelijke pabostudenten in het vorig collegejaar gestegen is van 7 naar 22 procent [3], blijken ze vaker af te haken. De Christelijke Hogeschool Ede organiseerde zelfs een survivaltocht voor “pabomannen” met kamperen, een klimwand en veel afzien bij sporten. Dat alles om mannen weer trots te maken op hun vak.[4] Ook CNV Onderwijs adviseert om al op de pabo het lespakket te veranderen: “mannen hebben op de pabo al meer moeite met knippen en plakken dan vrouwen.”[5]

Nu zijn er beslist heel goede redenen om een verbetering van de verdeling tussen mannen en vrouwen in het basisonderwijs na te streven. Zo is een goede m/v verhouding beter voor de kwaliteit van het team, in welke sector dan ook. Het feit dat mannen weglopen uit het basisonderwijs, zegt iets over de status van het werkveld en over de arbeidsvoorwaarden. Overigens blijken die arbeidsvoorwaarden in ieder geval in het onderwijs voor mannen steevast gunstiger uit te pakken dan voor vrouwen. Zo is in primair en voortgezet onderwijs en BVE (beroepsonderwijs en volwasseneducatie) maar liefst 57,4% van de directieleden man. In het primair onderwijs is dat 55,4%.[6] Geen slechte score voor die enkele man die het onderwijs in gaat, zou je zeggen.

Maar opmerkelijk genoeg gaat de discussie niet over het belang van gelijke kansen, van gelijkwaardigheid, van diversiteit, maar over vrouwen. Aanvankelijk was de “verjuffing” van het onderwijs de schuld van het (vermeende!) probleemgedrag van jongens, maar nu is gebleken dat mannen en vrouwen even goed lesgeven, is de nadruk komen te liggen op het rolmodel.

Alom wordt het zeer zorgelijk gevonden, met name om dat jongens (maar ook meisjes) een mannelijk rolmodel missen in het onderwijs. Want “juist de verschillende belevingswerelden en de manier van lesgeven van mannen en vrouwen leren kinderen op een andere manier naar dingen kijken.” En: “Op school leer je ook hoe je problemen oplost en met conflicten omgaat, zegt Joany Krijt van CNV Onderwijs. “Kinderen moeten ook een paar jaar zien hoe een meester dat aanpakt. Met alleen juffen krijgen ze een eenzijdig beeld.”[7]

Ho. Stop.

Sinds wanneer is de wereld zo ingedeeld dat de belevingswereld en de manier van doen bestaat uit twee kampen: mannen en vrouwen? Waarop berust de gedachte dat vrouwen alles fundamenteel anders doen dan mannen? Waar is het besef gebleven dat er stoere juffen zijn en zachtaardige meesters, dat er juffen zijn die van voetbal houden en meesters die daar niet warm voor lopen? Dat je bij de ene juf terecht kan voor een goeie mop, en bij de ander voor wat aandacht en troost? Dat de manier waarop je met conflicten omgaat niet helemaal berust op je sekserol, maar vooral berust op je persoonlijkheid?

In de Volkskrant van 13 juni 2014 komt de aap uit de mouw: “Tijdens een ouderavond hield een psycholoog een lezing over de feminisering van het onderwijs. Al die juffen op basisscholen, was dat wel goed voor kinderen? Hadden jongens geen mannelijke rolmodellen nodig?”[8] Laat me raden, dat was Steven Pont, die –o, zo wetenschappelijk- op basis van ervaringen met zijn eigen zoons nu op scholen vertelt dat jongens een echte man nodig hebben. Daarmee verkoopt hij goed – lezingen houden en populaire boeken schrijven is zijn core business- want dat is wat de mensen tegenwoordig graag horen.

Want het denken in seksestereotypen in sterk in opkomst, vanwege de grote voordelen ervan. In onze huidige samenleving staat het individu centraal. Iedereen is tegenwoordig zelfsturend, zelfkiezend, zelfbepalend, of moet dat ten minste proberen te zijn. Dat je grotendeels gevormd en bepaald wordt door je opvoeding en omgeving, wordt liever ontkend. Dat strookt niet met het ideaal van eigen keuze en eigen verantwoordelijkheid. Een biologische rechtvaardiging is hiervoor veel minder een bedreiging maar geeft juist zekerheid: het ligt niet aan de samenleving, het ligt niet aan ons.. Het denken in seksestereotypen herstelt ons gevoel van “natuurlijke orde”, in deze individualistische samenleving. Jongens zijn stoer en willen vechten, mannen zeuren niet maar pakken door, hutten bouwen en fikkie stoken doe je met een meester.

Maar klopt dit?

Hoezeer iedereen dit ook denkt te herkennen en hoe natuurlijk het ook voelt, nee, dit klopt niet. Voor zover er verschillen zijn tussen mannen en vrouwen (behalve dan dat ene dingetje in zijn broek), zijn deze vrijwel helemaal het gevolg van opvoeding en samenleving. En dat begint al vroeg. Jongens krijgen een blauw rompertje met “stoer” erop, meisjes een roze met “lief”. Bedenk maar eens wat je zou doen met een baby in je armen, waarvan je niét weet of het een jongen of meisje is. Wat zou je zeggen?

En het wordt steeds erger, niet alleen in de speelgoedbranche, waar men flink geld verdient aan seksesegregatie (omdat gebleken is dat als een stuk speelgoed duidelijk bedoeld is voor de ene sekse, de andere het niet meer wil. Kassa! Je verkoopt dus twee keer zoveel speelgoed en aanverwante artikelen als kleding, gebruiksvoorwerpen, zakjes snoep, shampoo, frisdrank. Zie voor een overzicht het seksismemuseum[9]). Kinderen krijgen zo een heel beperkt beeld van mannen en vrouwen voorgeschoteld, alsof moeders niet zouden autorijden of een flitsende baan hebben, alsof vaders niet nachtenlang met een huilbaby rondlopen. Je moet je afvragen wat dat met hun zelfbeeld en toekomstverwachtingen doet.

Maar ook in de grotenmensenwereld verschuift de boomgrens. Het meest stuitende recente voorbeeld daarvan is de actie van nota bene een merk barbecuesaus, om mannen die zich niet mannelijk genoeg zouden gedragen tot de orde te roepen, waarna ze samen kunnen gaan barbecueën met van die vieze saus. Zijn de jaren vijftig definitief terug? Nog niet, mensen trekken zich misschien niet zo veel aan van deze speldenprikken, denken dat ze hun eigen keuzes wel maken, maar ondertussen wint het stereotype denken steeds meer terrein. Inmiddels wordt echt geloofd dat meesters nu eenmaal anders met conflicten omgaan dan juffen. Dat vaders er zijn om stoere dingen te doen met hun zonen: kampvuurtjes stoken, kamperen, vissen. Dat meisjes er zijn om te zorgen, mooi te zijn en gezellig te kletsen. Of als het uit de hand loopt en ze pesten, dat dit dan meidenvenijn is.

Hoe erg is dit?

Er zijn twee goede redenen om hiertegen in opstand te komen. Allereerst omdat het steeds de vrouwen zijn die geproblematiseerd worden. Dat zie je in het onderwijs, waar de juf blijkbaar niet stoer kan zijn en fikkie kan stoken, waar problemen met kwaliteit van onderwijsgevenden ligt aan vrouwen en niet aan arbeidsvoorwaarden of vooropleiding. En al helemaal niet aan de man, die afhaakt bij al dat gekwek van vrouwen in de lerarenkamer, of die wegloopt van de pabo als hij moet plakken en knippen met kleuters.

Het toppunt hiervan lazen we eind mei in Trouw: “Deeltijdjuf is slecht voor het onderwijs”.  De deeltijdjuf legt het primaat bij de zorg thuis, in plaats van bij hun beroep als leraar en de continue professionalisering die daarbij hoort, aldus hoogleraar onderwijsbestuur Edith Hooge van de Universiteit van Tilburg.[10] Dit tunneldenken beneemt het zicht op de slechte banen zelf: tijdelijke aanstellingen van een paar uur hier en een paar uur daar, waar misschien niet de mensen (m/v!) met de beste papieren op afkomen, of die zelf de noodzakelijke professionalisering onmogelijk maken.

De tweede reden is dat het tunneldenken zorgt voor slechte oplossingen. Want laten we wel zijn, het is wel degelijk wenselijk om een evenwichtig samengesteld team te  krijgen op scholen. Zodat kinderen zich inderdaad kunnen identificeren: met de stoere juf of met de lieve juf, met de stoere meester of met de lieve meester. Zodat ze juist zien dat alle mensen van elkaar verschillen.

Een slechte oplossing is het aanpassen van het curriculum op pabo’s aan ‘mannelijke behoeften’, want dan mogen zachtaardige jongens geen kleuterjuf meer worden, want dat is niet mannelijk. Daarbij zou de ontwikkelingsbehoefte van kinderen juist centraal moeten staan op pabo’s. Een slechte oplossing is ook het instellen van een quotum, want het tekort aan mannen wordt niet veroorzaakt door discriminatie, maar juist door te weinig aanbod. Dan leidt een quotum dus echt tot het aanstellen van mannen van mindere kwaliteit. Een goede oplossing zou zijn om de arbeidsvoorwaarden en mogelijkheden voor professionalisering in het onderwijs te verbeteren, zodat de beste mensen (m/v) kansen krijgen zich te ontwikkelen.

Seksestereotypen zijn nadelig voor alle kinderen. Voor jongens omdat ze enorm beperkend zijn, voor zachtaardige jongens is geen plek meer. Voor meisjes omdat het een somber zicht op hun toekomst biedt, want hoe goed ze ook zullen worden als juf, een slechte meester is meer waard en wordt ook eerder directeur. En dan nog zijn er mensen die denken dat vrouwen van nature nu eenmaal minder ambitieus zijn. Tjonge.


[8] Volkskrant 13 juni 2014: “Van de meester mag fikkie stoken wel.”