COLUMN Rampen van nu: de hittegolf en de pandemie

In 1995 stond de jonge socioloog Erik Klinenberg op het punt om Chicago, de stad waar hij was opgegroeid, te verruilen voor Californië. Hij zou een dissertatie over drugs gaan schrijven. De hittegolf van 1995 deed hem zijn plannen veranderen.

Klinenberg werd de dramatische gebeurtenissen ingezogen. Ziekenhuizen weigerden patiënten, mortuaria konden de aantallen doden niet aan, en in een week tijd bedroeg de oversterfte 738 personen.

Onderzoekers begonnen meteen naar patronen in de sterfte te zoeken, met interviews en door demografische gegevens te verzamelen. De uitkomsten waren voor een deel conform de verwachtingen, maar er deden zich ook raadsels voor, en aan die raadsels bleef Klinenberg hangen. Hij veranderde het onderwerp van zijn dissertatie, en schreef een bestseller over de hittegolf: Heat Wave. A Social Autopsy of Disaster in Chicago (2002).

Laagste hittegolf-sterfte

Het raadsel dat hij probeerde op te lossen was dat drie van de tien buurten met de laagste hittegolf-sterfte tot de categorie arm en gewelddadig behoorden, buurten met een overwegend Afrikaans-Amerikaanse of Latino-bevolking. Klinenberg onderzocht waar hun veerkracht vandaan kwam.

Niet individuen maar buurten vormden de onderzoekseenheid. Hij zocht naar verbanden tussen sterftecijfers en gegevens over armoede, gewelddadigheid, segregatie en veroudering van de bevolking. Maar deze sociologische standaardprocedure hielp hem in dit geval niet verder. Buurten met dezelfde demografische en economische profielen verschilden van elkaar qua sterftecijfers. Dat bracht hem op het idee dat lokale, plaatsgebonden verschillen het raadsel wel eens zouden kunnen oplossen.

En inderdaad bleek de sleutel te liggen in de sociale infrastructuur: ‘the physical places and organizations that shape the way people interact’. Had een buurt parkjes, banken en speelplaatsen waar mensen elkaar troffen? Kenden buren elkaar en waren ze gewend een praatje aan te knopen? Bevorderden buurten sociaal contact of leidden ze juist tot sociaal isolement? De sociale infrastructuur bleek inderdaad een cruciale overlevingswaarde te hebben.

Kwaliteit van de infrastructuur

Klinenberg noemt lokale face-to-face interacties de bouwstenen van het openbare en collectieve leven, en het is de kwaliteit van de sociale infrastructuur die bepaalt of interacties gemakkelijk en op een routinematige wijze kunnen plaatsvinden; of mensen elkaar vanzelf tegenkomen, of ze elkaar helpen en samenwerken. De drie buurten die zo gunstig uit de hittegolf kwamen hadden een sociale infrastructuur die terloops contacten aanmoedigde.

Wat heeft de ‘science of social connection’ te vertellen over de pandemie, waarin wij nu leven? Ook in deze crisis hebben mensen elkaar hard nodig, maar om het Corona-virus te bestrijden hebben ze de bestaande sociale infrastructuur voor een groot deel opgeheven. Ouders moeten elkaar juist niet treffen op de schoolpleinen, sportvelden zijn gevaarlijk terrein geworden, restaurants en koffie-tentjes zijn gesloten en veel bankjes zijn niet groot genoeg om anderhalve meter afstand te houden. ‘Social distancing’, fysiek afstand van elkaar houden – dat is het parool en het klinkt als een vloek als je veel verwacht van de effecten van een goede ‘sociale infrastructuur’.

Juist nu hebben mensen sociale steun nodig

Eric Klinenberg roept recent in de New York Times (14/3/2020) op tot solidariteit met de daklozen, de armen, de geïsoleerde ouderen, de zieken. Zij hebben in deze crisis meer dan wie ook sociale steun nodig, en dat in een tijd van gedwongen isolatie, waarin mensen elkaars aanwezigheid juist moeten mijden, om eigen en andermans bestwil. Juist nu hebben deze mensen publieke voorzieningen nodig, betaald ziekteverlof, het type voorzieningen waarop de afgelopen decennia sterk is beknibbeld, ook in de Verenigde Staten waar zulke voorzieningen altijd schamel zijn geweest.

Klinenberg schildert een gitzwart beeld van de Amerikaanse samenleving anno 2020. Van polarisatie en wantrouwen, van een falende president en een falend bestuur, van verwaarlozing van het publieke belang. ‘We put ourselves, not America first,’ zo schrijft hij. De Verenigde Staten is een land in verwarring.

Roep vrijwilligers op om anderen te helpen met hun boodschappen en hun medicijnen, organiseer cursussen om mensen toe te rusten met de noodzakelijke digitale vaardigheden, zo luidt zijn raadgeving. Van Trump valt niets te verwachten, creëer daarom zelf netwerken van solidariteit. Met dat laatste advies kunnen wij ook in Nederland ons voordeel doen.

Herstel van verbroken sociale infrastructuur

Mensen reageren op de gedwongen isolatie door op zoek te gaan naar methoden om de verbroken sociale infrastructuur te herstellen. Ze bezoeken elkaar en schreeuwen met elkaar vanaf de stoep, ze doen de ramen open en geven een concert, ze gaan en masse digitaal, op een manier die je eerder niet voor mogelijk had gehouden. Dat online lessen en conference calls mogelijk zijn is een godsgeschenk, maar zeker is dat je met die vorm van communicatie veel mist.

In het radioprogramma Bureau Buitenland gaf Jaap de Hoop Scheffer een mooi beeld van wat er verloren gaat wanneer diplomaten elkaar alleen via een scherm treffen. Wanneer er geen onderonsjes in de wandelgangen zijn, geen diners waar mensen even met elkaar achter hun servet kunnen smoezen, wanneer niet zichtbaar is wie er met wie contact heeft en hoe dat contact eruit ziet. Digitale contacten zijn een wonder van technologisch vernuft, en tegelijkertijd een verschraling van de menselijke communicatie.

Verhalenvertelster

Mensen zijn vindingrijk en veerkrachtig en ze verzinnen er van alles op. De verhalenvertelster die in haar voortuin aan kleine kinderen verhalen vertelt, op stoeltjes anderhalve meter van elkaar af. De borrels vanaf de balkons, het buiten applaudisseren voor de mensen van de zorg en de schoonmaak. De man die vanaf het dak van zijn busje op ooghoogte een gesprek voert met zijn vader aan de andere kant van het raam. Opbellen omdat je niet meer samen koffie kunt drinken, beschuit met muisjes in de voortuin en met een raam ertussen.

Fietsend door de stille, frisse straten zie je voor je ogen welke functies er verloren gaan wanneer er geen winkels zijn en geen eettentjes. Wanneer bankjes nog maar door één persoon gebruikt mogen worden. De sociale infrastructuur valt weg, maar met de weinige mensen die aanwezig zijn maak je eerder een praatje. De bloemenkoopman, de vissers aan de oever van de rivier. Mensen creëren nieuwe sociale infrastructuren en Nederlanders zegenen het feit dat hier een ‘intelligente lockdown’ van kracht is, geen volledige ‘ophokplicht’.

Achter de coulissen van het gezinsleven

Maar het publieke sociale leven is onwaarschijnlijk versmald, en achter de coulissen van het gezinsleven vindt nu ook het onderwijs en het werk plaats. Contacten achter de voordeur onttrekken zich altijd al voor een groot deel aan het oog van de buitenwereld, maar deze intensivering van huiselijke interacties leidt ertoe dat de sociale contacten die zich buiten beeld afspelen in aantal zijn toegenomen.

In het ‘gewone’ leven creëren mensen een balans tussen hun intieme contacten en de min of meer oppervlakkige ontmoetingen met mensen die je routinematig tegenkomt. Wie alleen oppervlakkige contacten heeft, mist de intimiteit; wie alleen met intimi contact heeft, belast die contacten te veel.

Dat laatste is onvermijdelijk bij een plotselinge terugval van de ontmoetingen buitenshuis. De prijs daarvan zal zich pas later aandienen, aan kinderen, aan vaders en moeders, aan geliefden en echtgenoten, aan alleenstaanden, aan ons allemaal.

Rineke van Daalen is socioloog.

Een uitvoeriger versie van deze column staat hier.

Foto: John Bracken (Flickr Creative Commons)