COLUMN Contactloos onderzoek, dat zouden we vaker moeten doen

Door de corona-maatregelen denken veel afstudeerders aan universiteiten en hogescholen dat afstuderen dit jaar niet meer gaat lukken. Ze kunt nu immers minder gemakkelijk respondenten interviewen. Een kleine ramp? Of een grote kans voor beter onderzoek?

Als afstudeerbegeleider van onder andere studenten Sociaal werk (deeltijd en voltijd), zie ik jaarlijks tientallen scripties, en bijna zonder uitzondering zijn ze gebaseerd op een mix van literatuurstudie en gesprekken. Ook de studiehandleidingen, de boeken en het onderwijs zijn vooral gericht op deze methoden. Het gebeurt maar een hoogst enkele keer dat een student gedragsobservaties of een kwantitatieve analyse heeft uitgevoerd; om nog maar te zwijgen over nog geavanceerdere technieken als design thinking of een game.

Ook lectoraten bedienen zich voornamelijk van interviews en literatuuronderzoek

Studenten wijken daarin niet af van de aan Hogescholen verbonden onderzoekers. Onlangs verscheen een artikel waarin Martine Ganzevles verslag doet van haar survey van onderzoek dat door lectoraten van Hogescholen in het sociale domein werd uitgevoerd. Ze analyseerde ruim 300 publicaties die tussen 2010 en 2016 zijn verschenen. En, het zal u niet verrassen: ook lectoraten in het sociale domein bedienen zich voornamelijk van interviews en literatuuronderzoek.

Onderzoekers in opleiding leren dat er een belangrijk onderscheid is tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Kwantitatief onderzoek heeft in onze sector niet zo’n best imago. De sociale wetenschappen kregen vorm in de tijd van de industrialisatie en de wereldoorlogen en hielden daar een gezonde weerzin tegen het statistisch platslaan van mensen aan over. Het is bepaald niet vanzelfsprekend dat kwantitatieve klassiekers zoals het WoON-onderzoek (ruim 60.000 respondenten) of de Toekomstverkenning Volksgezondheid op ons bureau liggen.

Meer tijd om na te denken

Als filosofiestudent leerde ik een andere indeling van soorten kennis kennen: het onderscheid tussen analytische en synthetische oordelen. Er zijn dingen die je alleen te weten kan komen middels waarnemingen en er is kennis die je prima kunt bedenken vanachter je bureau.

Met denkkracht kan je ook toekomstig onheil in kaart brengen. Wie werkt met kwetsbare mensen wil graag weten wat op ze af komt voordat ze erdoor geraakt zijn. Sommige werkelijkheden hoef je niet eerst te laten gebeuren. Daar is de wetenschap ooit voor uitgevonden: weten wat morgen misschien werkt, en wat zeker niet.

Als begeleider van studenten heb ik ervaren, dat een scriptie alleen goed wordt als de student minstens zoveel tijd aan denken als aan kijken en luisteren besteedt. Na elk artikel en elk interview moet je tijd nemen om te weten wat er hier nu precies aan de hand is.

Struikelen over eigen ongemak

Het echte weten begint als je durft toe te geven dat bronnen elkaar soms tegenspreken. Dat ene interview is misschien in tegenspraak met dat boek dat je gelezen hebt, en dat is interessant. Door stevige gesprekken met studenten te voeren kan je ze laten ontdekken hoe sterk hun innerlijke stem is. Je moet ze toestaan te struikelen over hun eigen ongemak (“er klopt hier iets niet”) en ze de ruimte geven om moeilijke vragen maar voor de helft te beantwoorden.

Docenten mogen hun studenten ook best vertellen dat interviews helemaal niet zo’n betrouwbare bron van kennis zijn. Dat de medewerkers van integrale wijkteams zichzelf gemiddeld een 7,7 geven, zoals in dit artikel is vastgesteld, kan ook heel iets anders betekenen dan dat ze goed werk leveren. Daar kan je alleen achter komen door ook andere bronnen te raadplegen. En nogmaals, door de eigen hersens te laten kraken.

De beperkingen van dialogisch onderzoek

Toch doen we  graag onderzoek middels interviews. Het past bij de aard van ons werk om contact te leggen, en we denken dat het moreel juist is om te beginnen bij wat mensen zelf willen. Maar laten we dan wel goed onderwijs geven over de beperkingen van ‘dialogisch’ onderzoek.

Je zult er een grote groep respondenten nooit mee bereiken, omdat ze niet zo van het woord zijn of bezig met overleven. Kwalitatief onderzoek meet soms alleen hoe hoog de drempel is om eraan mee te doe. Zo zijn er nog steeds gemeenten die de tevredenheid over de uitvoering van de WMO meten via een internetenquête ...

Wat erger is, is dat gesprekken met ‘dialogisch’ ingestelde mensen vaak leiden tot oplossingen waarin de dialoog opnieuw centraal staat. Natuurlijk vinden de deelnemers aan een onderzoek naar wijkteams het belangrijk om ‘met elkaar in gesprek te gaan’.

Afstand houden en alternatieven zoeken

Maar er is goed nieuws. Covid-19 dwingt ons om afstand te houden. Professionele afstand. En tijd om na te denken. Daar word je geen slechtere onderzoeker van. Nu studenten eventjes geen interviews kunnen houden met “professionals” moeten ze het anders aanpakken, en dat kan prima.

Er is zoveel mooie literatuur die de kant van bewoners laat zien (bijv. Afri). Er zijn prachtige rapporten over het souterrain van onze samenleving. Ik zie geweldige mogelijkheden in de analyse van goede documentaires (Schuldig, Losgelaten/Losgeslagen, Tussen wal en schip, Alicia, Moederliefde, en honderden anderen).

Die kunnen – in combinatie met een paar gesprekken en goed literatuuronderzoek – de basis vormen voor een prachtige reis door onbekend gebied. De makers van deze boeken en documentaires zijn op plekken geweest waar een onderzoeker niet snel zal komen. Achter de voordeur van mensen die niet eens een eigen voordeur hebben. In het hart van mensen die hun hoofd er niet altijd bij hebben.

Dus onderzoekers: houd afstand. Denk na en kijk. Je wordt er wijzer van.

Tips en lesideeën op te vragen bij klaas.mulder@hu.nl Klaas Mulder is zelfstandig adviseur en docent aan Hogeschool Utrecht.

 

Foto: Andrea Piacquadio via Pexels