Binnenkort wordt de vernieuwde Transgenderwet behandeld in de Tweede Kamer. Deze wet maakt het voor mensen makkelijker om hun juridische geslacht te wijzigen in hun geboorteakte, en daarmee in hun paspoort.
De wet zou een stap vooruit zijn in de waarborging van de mensenrechten van transgender personen, en leek in eerste instantie op brede steun te kunnen rekenen in de Tweede Kamer.
Cijfers laten zien dat plegers meestal bekenden van het slachtoffer zijn
Inmiddels is dit onzeker, omdat één argument tegen de wet in zowel het politieke als het publieke debat de boventoon is gaan voeren, namelijk dat de nieuwe wet de weg vrij zou maken voor mensen (cisgender mannen, transgender vrouwen) om vrouwen aan te randen en te verkrachten in (semi-)publieke, gescheiden ruimten zoals vrouwentoiletten of -kleedkamers, of residentiële omgevingen zoals gevangenissen en blijf-van-mijn-lijfhuizen.
Voor dit argument bestaat echter geen onderbouwing vanuit de wetenschap of de professionele praktijk. Het veronderstelde risico op een toename van seksueel geweld berust op empirisch aantoonbare misvattingen. We noemen er drie.
Bekende versus onbekende plegers
Ten eerste is de genoemde redenering gebaseerd op de stranger-danger mythe, die veronderstelt dat seksueel geweld veelal door onbekenden gepleegd wordt. Cijfers laten echter zien dat plegers juist meestal bekenden van het slachtoffer zijn, zoals (ex-)partners, dates en familieleden.
Uit het representatieve bevolkingsonderzoek Seksuele gezondheid in Nederland van Rutgers (2017) bleek dat bij vrouwen die op of na hun zestiende voor het eerst seksueel geweld meemaakten, dit in 44 procent van de gevallen door hun (ex)partner gepleegd werd. In 22 procent van de gevallen was de pleger een onbekende. Bij vrouwen die voor hun zestiende voor het eerst te maken kregen met seksueel geweld, was de pleger in 39 procent van de gevallen een familielid en slechts in 14 procent van de gevallen een onbekende.
Er wordt nooit verwezen naar het risico dat mannen lopen in mannenruimten
Dit sluit aan bij ander onderzoek, dat liet zien dat seksueel geweld in 80 tot 85 procent van de gevallen door een bekende gepleegd wordt (Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, 2014; Bicanic et al., 2014; Mulder et al., 2021). Seksueel geweld vindt dan ook in verreweg de meeste gevallen op andere plekken plaats dan in (semi-)openbare ruimten, namelijk achter de voordeur.
Geen paspoort nodig
Voor geweld dat wel in een (semi-)publieke ruimte gepleegd wordt, geldt dat mensen geen paspoort hoeven te laten zien om binnen te komen, zoals diverse auteurs (bijvoorbeeld journalist Valentijn de Hingh en onderzoekers van de Universiteit Utrecht) eerder al betoogden. Een cisgender man met kwade bedoelingen hoeft zijn paspoort dus niet aan te laten passen om een vrouwentoilet of -kleedruimte binnen te dringen.
Een derde misvatting is het idee dat transgender vrouwen een gevaar vormen
Ook is het zeer onwaarschijnlijk dat cisgender mannen hun juridische geslacht laten wijzigen om toegang te krijgen tot een vrouwengevangenis of een blijf-van-mijn-lijfhuis voor vrouwen. Zelfs als iemand zich deze moeite zou getroosten, is de kans zeer klein dat hij toegang krijgt tot vrouwelijke gevangenen of vrouwen in een blijf-van-mijn-lijfhuis. In landen waar mensen hun geslacht al mogen laten registreren op basis van zelfbeschikking, blijkt dit inderdaad niet te gebeuren.
Niet alleen vrouwen worden slachtoffer
Een tweede misvatting is de veronderstelling dat alleen vrouwen slachtoffer worden van seksueel geweld. Ook mannen en jongens worden slachtoffer, hoewel in veel mindere mate. Uit het eerdergenoemde onderzoek van Rutgers blijkt dat de plegers in een deel van de gevallen vrouwen zijn (11 procent bij mannen onder de zestien; 33 procent bij mannen boven de zestien), maar meestal mannen (79 procent bij mannen onder de zestien; 62 procent bij mannen boven de zestien). Het is opmerkelijk dat er nooit verwezen wordt naar het risico dat mannen lopen in mannenruimten.
Plegers zijn bijna altijd mannen
Een derde misvatting is het idee dat transgender vrouwen een gevaar vormen voor cisgender vrouwen. Hier is geen empirisch bewijs voor. Het onderzoek van Rutgers maakte duidelijk dat minder dan 1 procent van de plegers van seksueel geweld tegen vrouwen van zestien jaar en ouder een vrouw was. In 6 procent van de gevallen betrof het een groep (gender niet gespecificeerd) en in 94 procent van de gevallen was de pleger een man. De enkele, maar vaak geciteerde buitenlandse casus van een transgender vrouw die seksueel geweld pleegde in de vrouwengevangenis, is een uitzondering.
Diverse analyses hebben laten zien dat seksueel geweld gepleegd door cisgender mannen samenhangt met ongelijkheid tussen mannen of mannelijkheid en vrouwen of vrouwelijkheid en met schadelijke gendernormen.
Seksueel geweld kan een manier zijn om transgender mensen te ‘straffen’
Zo vond 15 procent van de jongens en jonge mannen die deelnamen aan een survey van Rutgers en Atria een aanranding of verkrachting de eigen schuld van een vrouw, als zij sexy kleding droeg. Ook vond 12 procent van deze jongens dat een man recht heeft op seks als hij tijdens een date het eten betaald heeft, en 13 procent dat hij dit recht heeft als hij eenmaal opgewonden is.
Dit soort normen verhoogt het risico op plegerschap. Het veranderen van dergelijke opvattingen wordt gezien als een belangrijke stap in de preventie van seksueel geweld.
Transgender mensen vaker slachtoffer
Tot slot zijn transgender mensen, vooral transgender vrouwen, juist disproportioneel vaak slachtoffer van seksueel geweld. Onderzoek van Transgender Netwerk Nederland wees uit dat seksueel geweld onder Nederlandse transgender personen twee tot zeven keer vaker voorkomt dan onder de algemene bevolking; een bevinding die wordt bevestigd in nationaal en internationaal onderzoek.
Uit de ervaringen van transgender slachtoffers blijkt dat de gemarginaliseerde positie van transgender mensen hen kwetsbaar maakt voor seksueel geweld. Allerlei vooroordelen en stereotypen over transgender mensen werken dergelijk geweld in de hand, zoals nieuwsgierigheid naar de geslachtsdelen van transgender mensen, seksualisering van transgender mensen en transhaat.
Seksueel geweld kan bovendien een manier zijn om transgender mensen te ‘straffen’ voor het zich niet conformeren aan traditionele gendernormen, of een manier voor plegers om te laten zien dat zij zelf wél aan die normen voldoen.
Seksueel geweld is ongeldig tegenargument
Kortom, het argument dat de vernieuwde Transgenderwet het risico op seksueel geweld jegens cisgender vrouwen verhoogt, is ongefundeerd en kan geen argument zijn om tegen de wet te stemmen.
De Transgenderwet beoogt emancipatie van transgender mensen. Die emancipatie versterkt de maatschappelijke positie en de weerbaarheid van deze groep, en kan aldus een positieve bijdrage leveren aan de bescherming van transgender mensen tegen seksueel geweld.
Marijke Naezer is cultureel antropoloog en genderstudies-wetenschapper. Ze werkt als onafhankelijk onderzoeker en spreker. Renée Römkens is criminoloog en emeritus hoogleraar gendergerelateerd geweld aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast was ze van 2012 tot 2019 directeur van Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis. Toine Lagro-Janssen is emeritus hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen aan het Radboud UMC Nijmegen. Daarnaast werkte ze als huisarts en is ze oprichter van het Centrum Seksueel Geweld Gelderland-Zuid en -Midden. Iva Bicanic is klinisch psycholoog, onderzoeker, hoofd van het Landelijk Psychotraumacentrum van het UMC Utrecht en directeur-bestuurder van het Landelijk Centrum Seksueel Geweld.
Foto: Mart Productions via Pexels.com