COLUMN Voorbij flex – hoe onzeker werk kwetsbaar maakt

Onlangs liepen de onderhandelingen tussen de vakbonden en werkgevers over ‘flex’ spaak. De vakbonden wilden meer vaste banen, de werkgevers makkelijker ontslaan. Hoe je daar ook over denkt, duidelijk is dat we worstelen met hoe we werk organiseren. De zekerheden die opgebouwd werden in de twintigste eeuw (een vaste baan, een progressieve loonsopbouw, een pensioen, een gezinswoning) zijn voor steeds minder mensen bereikbaar. Dat kunnen we beter begrijpen als we spreken over kwetsbaarheid en onzekerheid dan wanneer we spreken over flex. Flex klinkt gezellig en handig: meebewegend, modern, buigzaam. Wanneer het in het journaal of in de krant over flex gaat zien we bovendien dertigers en veertigers met laptops in keurige flexkantoren en hippe koffiebarretjes. Geen ZZP-thuiszorgers, winkelpersoneel met 0-urencontracten, of onbetaalde afgestudeerde stagiairs te bekennen.

Onzekerheid is politiek

Flex is een veel te apolitieke term, ook al is er dus duidelijk strijd over gaande. Het laat te weinig zien van de fundamentele onzekerheid van werk en leven voor velen en hoe die vreet aan mensen. We leven allen met kwetsbaarheid, maar verdelen deze zeer ongelijk: niet iedereen geniet evenveel bescherming. Daarom is het belangrijk om te spreken over precariteit – over hoe het voelt om te leven in de kwetsbaarheid die het gevolg is van het wegnemen van zekerheden in werken, wonen en leven.

Ik heb zelf makkelijk praten. Ik studeerde in de tijd dat er nog een beurs was en nu heb ik een vaste baan aan de universiteit en ook mijn man werkt vast. Samen bouwen we pensioen op, krijgen we doorbetaald bij ziekte, hebben we toegang tot ouderschapsverlof en is het krijgen van een hypotheek geen probleem geweest. Toen ik ging studeren in 1999 was dat ook nog een reële verwachting. Ook omdat toen nog door sommigen geloofd werd dat er misschien wel geen laagconjunctuur meer zou komen en dat het vertrek van babyboomers voor ruimte op de arbeidsmarkt zou gaan zorgen voor mijn generatie, was baanzekerheid nauwelijks een zorg.

Voor studenten nu is dat heel anders. Zij verwachten na hun studie eerst nog een periode onbetaald stage te gaan lopen voor de werkervaring. Ze hopen (vaak met de steun van ouders) dan een stevige voet tussen de deur van de arbeidsmarkt te krijgen en ontwikkelen individuele strategieën om dat te bewerkstelligen: samenwonen met andere jonge werkenden, een betaalde bijbaan in het weekend, goedkoop leven.

Solidariteit heruitvinden

Ik denk dat we moeten stoppen om alleen als individuen op zoek te gaan naar meer zekerheid of een betere positie in de maar voortdurende competitie. Het is zaak dat isolement te doorbreken en te zoeken naar nieuwe collectieve vormen van bescherming tegen precariteit. We moeten solidariteit heruitvinden zonder enkel terug te willen in vaste banen. Ik put in mijn denken hierover uit mijn basis van onderzoek: ik doe met een klein team onderzoek naar de nieuwe onzekerheid van werk onder twintigers en dertigers die in de creatieve economie en de dienstverlening (de zorg, de kinderopvang, de horeca) proberen een loopbaan op te bouwen.

Mijn eerste afspraak voor een interview in dit onderzoek ging meteen niet door. Ik had thuis afgesproken met een jonge vrouw die met een 0-uren contract een winkel runt met hippe mode-artikelen. Evie werkt al jaren fijn samen in een klein team met de eigenaren van de zaak en houdt van de producten die ze verkopen. Ze kan er met veel liefde en enthousiasme over vertellen. We spraken thuis af omdat ik wilde weten hoe je omgaat met onzeker werk. De afspraak moest verzet, want, zo schreef ze in een email: ‘Afgelopen dinsdag werd ik ineens heel ziek, een soort heftige griep met keel toestanden en nou ben ik dus al dagen thuis en niet aan het werk. Als ik niet werk verdien ik ook geen geld, dat is ontzettend onhandig natuurlijk.. nou wil ik misschien maandag weer werken zodat ik het een beetje kan compenseren qua uren. Kan jij heel toevallig ook dinsdag ochtend? Op dinsdag kan ik om 12:00 uur beginnen op m'n werk, dan zou het ervoor kunnen. Sorry!’

Onvoldoende bestaansgrond

‘Onhandig’: ziek zijn en geen geld verdienen. Het dragen van risico’s die bij het leven horen is voor Evie volledig vanzelfsprekend haar verantwoordelijkheid: haar werkgevers kunnen er niets aan doen, die kunnen zich een vast contract niet veroorloven. Ze zouden het best willen, zegt ze, maar zo stevig is de zaak nog niet. Bovendien houdt ze van haar werk: van de samenwerking, de producten, de dynamiek. Ga je daar maar eens tegen verzetten. Maar toch: toen het interview er op dinsdagochtend toch van kwam vertrouwde ze me toe dat het zonder het stabielere salaris van haar partner eigenlijk niet zou kunnen – leven van haar werk. ‘Nu zou ik er in mijn eentje niet uitkomen. En dat wil ik wel.’ Evie’s werk biedt onvoldoende bestaansgrond, laat staan een voorspelbare toekomst. Tegelijk legt ze veel van haar zelf in haar werk. Ze is enthousiast, heeft veel smaak, weet klanten zich heel welkom laten voelen en ze ziet er prachtig uit. Zoveel van jezelf inzetten voor werk zonder te kunnen leven van het inkomen dat dat werk je biedt: het is voor steeds meer werkenden normaal geworden en het zet ons begrip van werk en ongelijkheid op zijn kop.

De inzet moet zijn om de onzekerheid van Evie en vele anderen op te vatten als collectieve verantwoordelijkheid. Bovendien moeten we samen zorgen dat kwetsbaarheden gelijker worden verdeeld. Dat gaat niet over koffiebarretjes en thuiswerken, maar over het opnieuw betekenis geven aan solidariteit.

Marguerite van den Berg is universitair docent sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze werkt nu aan onderzoek over precair werk in Nederland.

Foto: Chrisowenrichards (Flickr Creative Commons)