Coronacrisis en de tragiek van het bestaan

De coronacrisis is in al haar uitzonderlijkheid toch gewoon. Ze maakt deel uit van de tragiek van het bestaan waarmee we ons nu eenmaal moeten verzoenen, terwijl we toch moeten handelen, zegt bestuurskundige Paul Frissen. Neemt niet weg dat we over de politieke en bestuurlijke repercussies kunnen nadenken.

Het is natuurlijk ironisch dat een auteur die een boek heeft geschreven over tragiek en de politiek noodzakelijke verzoening daarmee, spreekt over de ultieme tragiek van de coronacrisis. Niet minder ironisch overigens dat een land als China bewondering wekt met zijn bestrijding van het virus.

Juist tijdens deze crisis is het nodig ons te verzoenen met de gedachte dat de wereld tragisch is, ook al moeten we alles in het werk stellen deze tragiek te bestrijden.

Begeerte naar krachtig leiderschap

In veel tragische gebeurtenissen hebben mensen zelf de hand, bij de coronacrisis is dat niet veel anders. Naar alle waarschijnlijkheid stak het virus voor het eerst zijn kop op in China, op een markt voor exotisch dierenvlees. Dat de ziekteverwekker zich daarna zo snel kon verspreiden, heeft alles te maken met de welhaast klassieke manier waarop totalitaire samenlevingen met crises omgaan. In noodtoestanden houdt het leiderschap van dergelijke landen onwelgevallige gebeurtenissen zo veel mogelijk geheim, om mogelijke erodering van hun machtspositie te voorkomen.

Interessant – zeker niet alleen vanuit bestuurskundig perspectief – is dat sommige bestuurders het beeld van krachtdadig leiderschap heel expliciet nastreven, maar dat nog veel meer bestuurders het begeren. Denk daarbij aan bestuurders die wensen dat Europa nu met één mond spreekt, en een gezamenlijke strategie en dito aanpak van de crisis hanteert. Dat ze daarbij een blind oog tonen voor wat echt nodig is - namelijk maatvoering - omdat we nooit alles weten, noch over volledige kennis beschikken, soit.

Tegenover leiderschap dat dwingend de richting aangeeft, staat bestuur dat de delicate verhouding tussen wetenschap en kennis enerzijds en politiek en afweging anderzijds zorgvuldig bewaakt. Dat laatste heeft – het zal mensen die mij kennen niet verbazen - mijn nadrukkelijke voorkeur.

Ik heb geen sterk ontwikkelde neiging om zittende machthebbers te complimenteren, maar de uitspraak van premier Rutte, dat 50 procent kennis gebruikt moet worden om 100 procent te handelen, vind ik van grote bestuurlijke wijsheid getuigen. Hoeveel we ook pretenderen te weten en ondanks dat vrijwel iedere beeldbuisdeskundige suggereert dat hij de wijsheid in pacht heeft, dat kan nooit wegnemen dat politieke beslissingen over schaarste en keuzes – oftewel de verhouding tussen wetenschap en politiek - altijd delicaat is.

Het bevestigde gelijk van iedereen

Wat mij sterk opvalt bij deze crisis - en als het niet zo triest was zou ik er geamuseerd naar kunnen luisteren - is het bevestigde gelijk van iedereen. Enerzijds het bevestigde gelijk dat marktwerking, neoliberalisme, intensieve dierenindustrie en wereldpolitiek de grote veroorzakers van het kwaad zijn. En anderzijds het bevestigde gelijk dat open grenzen, tolerantie voor migratie, en globale goederenstromen deze crisis hebben veroorzaakt.

Conform het hoefijzermodel naderen de extreemlinkse en extreemrechtse posities elkaar hier. Beide tegenpolen zetten de staat weer op een voetstuk. De staat is terug. Iedereen keek verlangend naar de staat bij de financiële crisis in 2008, en ook nu zou deze weer aan zet zijn.

Ik ben zo vrij om het met protagonisten van een sterkere en grotere staat – van welke kleur dan ook - oneens te zijn. Juist bij een crisis is het van het grootste belang om vooral ook in te spelen op de vitaliteit en solidariteit van burgers. De samenleving moet zich in noodgevallen met andere woorden niet automatisch wenden tot de staat, maar individuele en groepen burgers, maatschappelijke organisaties, zorginstellingen en bedrijven een zo groot mogelijke rol geven bij de bestrijding van malheur. Dat is effectiever als handelingsrepertoire en beter in normatieve zin.

Thuiswerkers als nieuwe elite

Als voorzitter van de raad van toezicht van instelling voor mensen met een verstandelijke beperking in Brabant, Limburg en Gelderland, kijk ik met veel bewondering naar het werk dat artsen, verpleegkundigen en hulpverleners, professionals en bestuurders met gevaar voor de eigen gezondheid verrichten.

De thuiswerkers – ik reken mezelf daar ook toe – hebben het een stuk gemakkelijker dan zij die in het oog van de storm hulp moeten verlenen. Om te voorkomen dat thuiswerken het nieuwe statussymbool van de bevoorrechte klasse wordt, dienen we ons er meer rekenschap van te geven dat die kleine elite alleen kan thuiswerken omdat heel veel mensen níet thuis werken en ons van zorg en voedsel voorzien.

Een ander punt dat onze aandacht behoeft, betreft de opschorting van de burgerlijke vrijheden en rechten. Wat betekent de grootschalige verruiming van bevoegdheden ten faveure van de staat voor later? De ervaring leert dat een staat de aan hem verleende bevoegdheden zelden met een royaal gebaar teruggeeft. Denk aan de privacy en de technologische mogelijkheden om besmette mensen te volgen.

Hersenkraker tot slot

Waar we ook over moeten nadenken, is de werking van het marktmechanisme in de zorg. Na het faillissement van een enkel ziekenhuis was de marktwerking al een vies woord, dat zal nu niet veel minder zijn. Los van de smaakbeoordeling, moeten we ons afvragen of de extreme effectiviteit en efficiëntie die we in de gezondheidszorg hebben gerealiseerd, wel datgene is waarop we hoopten. Of is het misschien toch wel verstandig om enige redundantie te hebben, zoals nu bijvoorbeeld bij beademingsapparatuur, beschermingsmateriaal en intensive-careafdelingen?

Een hersenkraker tot slot: is het begrip distantie zo langzamerhand niet rijp voor een nieuwe betekenis? Niet zozeer in de privésfeer – hoewel het ook daar extreem belangrijk is - maar in sociale verhoudingen. Is de zorg wel statelijk goed te regelen als die primair gebaseerd zou moeten zijn op relaties tussen burgers? Oftewel, moet politiek niet veel meer afstand houden tot de zorg in plaats van er bovenop te zitten? Mijn antwoord laat zich raden, maar ik nodig u van harte uit om erover na te denken.

Paul Frissen is bestuursvoorzitter en decaan van School voor Openbaar Bestuur en hoogleraar Bestuurskunde aan Tilburg University. Hij publiceerde eerder ‘De fatale staat. Over de politiek noodzakelijke verzoening met tragiek’. Van Gennep, Amsterdam 2013, vierde druk 2018) Deze bijdrage is gebaseerd op een college verzorgd in een reeks  van de Nederlandse Vereniging voor Bestuurskunde over de politieke en bestuurlijke repercussies van de coronacrisis.  

 

Foto: Nik Anderson (Flickr Creative Commons)