Vorige week dinsdag bracht de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) een gevraagd advies uit aan staatssecretaris Paul Blokhuis over een structureel andere aanpak voor het terugdringen van dakloosheid in Nederland. Belangrijk, want het aantal - erg voorzichtig - geschatte daklozen verdubbelde de afgelopen tien jaar naar bijna tot 40.000.
De RVS bepleit vooral in te zetten op huisvesting en minder regels. Of concreet: een bufferzone creëren aan de onderkant van de woningmarkt, meer kleine woonvormen, huisuitzettingen bij huurachterstand verbieden, dreigende dakloosheid beschouwen als vraag om hulp, creatieve eigen woonoplossingen tijdelijk toestaan en flexibel zijn met regels zodat mensen niet nog verder in de problemen raken.
Een dag later deed Blokhuis boter bij de vis door bekend te maken dat er de komende twee jaar 200 miljoen extra beschikbaar komt voor hulp aan dak- en thuislozen. ‘De aanpak zal zich met name richten op het beschikbaar stellen van extra woonplekken met begeleiding voor deze doelgroep,’ aldus het nieuwsbericht.
Dat is prachtig nieuws voor de mensen die nu dakloos zijn of morgen worden. Dat is ook goed nieuws voor ons land, want we willen geen daklozen in het straatbeeld. En dat is mooi meegenomen voor de mensen die op de centjes letten, want een dakloze een huis geven is goedkoper dan alle kosten voor bijvoorbeeld zorg, overlast, schade en politie.
Dweilen met de kraan open
Maar als we niet tegelijk zorgen dat er minder nieuwe daklozen bij komen, blijft het dweilen met de kraan open. Want dakloos word je niet doordat er geen geschikte woning is. Dakloosheid is de uitkomst van een proces dat al veel eerder begint. In je jeugd, of zelfs al voor je geboorte. In je jeugd wordt de basis gelegd. Of niet. En daarom moeten we ervoor zorgen dat kinderen veilig en in sociale verbinding kunnen opgroeien en daarvoor moeten we weer investeren in goede jeugdzorg, sociaal werk en scholen. En we moeten naastenzorg als pijler terug in de maatschappij brengen.
Het advies van de RVS en het voorgestelde beleid van de staatssecretaris zijn structureel anders dan voorheen, maar zijn daarmee nog geen structurele oplossing. De problemen die uiteindelijk leiden tot dakloosheid - of andere ellende - hebben meestal weinig met huisvesting te maken.
Daklozenwandelingen
In 2013 zette ik de daklozenwandelingen in Groningen op. Twaalf (ex-)dakloze gidsen deelden hun levensverhaal aan de hand van de stad met mij en duizenden wandelaars. Ik leerde hen en hun verhalen van dichtbij kennen. Ik leerde dat ze niet dakloos werden op hun twintigste of dertigste, maar eigenlijk al toen ze nog heel jong waren, toen er thuis dingen heel erg mis gingen, vaak al vlak na hun geboorte. En dat die kiem van ellende zich in de loop der jaren ontwikkelde tot een allesoverwoekerend onkruid.
Ik leerde dat dakloosheid niet ontstaat als je geen dak meer boven je hoofd hebt, maar bijvoorbeeld als je moeder wordt mishandeld tijdens haar zwangerschap en je getraumatiseerd geboren wordt. Of als je opa en oma zich voordoen als je ouders en je vader je voorhoudt dat hij je broer is. Of als je vader en je broers jou, je zus en elkaar mishandelen alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Of als je ouders scheiden als je een half jaar oud bent en jij hun speelbal wordt.
Het sluipt erin ver voordat je op straat komt te staan.
Wankelen in plaats van wandelen
De ellende die je thuis meemaakt, neem je mee naar de kleuterschool. Je wordt een ‘naar’ kind dat anderen pest en terroriseert. En in plaats van dat je vriendjes en vriendinnetjes maakt, maak je vijanden. Je bouwt geen netwerk op en krijgt geen liefdevolle sociale context. Er is niemand die je opvoedt, socialiseert of helpt om een goed functionerend kind te worden. Je wankelt in plaats van dat je vrolijk speelt, huppelt of wandelt.
Je leven wordt donkerder. Je glijdt langzaam af. Een complex netwerk van problemen grijpt je en trekt je de duisternis in. Op een dag klapt het luik open en val je de diepte in en ben je ineens een multi-problem-geval. Althans, zo noemen de professionals het.
Je bent getraumatiseerd, hebt psychische klachten, gebruikt medicijnen en/of drugs, je bent verslaafd. Je hebt geen of verkeerde vrienden. Je geeft overlast, je verwaarloost jezelf. Je hebt geen werk, geen inkomen en wel schulden. En je komt rond door te stelen, af te persen of ander crimineel gedrag. Je hebt geen huis, geen behaaglijkheid en wel de onrust. Je hebt geen adres en dus lig je buiten het systeem en als je terug wilt moet je langs de catacomben van Kafka. En tot overmaat van ramp ben je ook nog eens voortdurend ziek en/of raak je besmet met HIV of een andere immuniteitsverlagende ziekte.
Nooit ineens dakloos
Ook de Raad beaamt dat niemand ‘ineens’ dakloos wordt. Als oorzaken noemt de RVS onzeker werk, een onzeker inkomen, onzeker thuis en een uitgeput sociaal netwerk. En ze noemt dakloosheid een complex maatschappelijk vraagstuk dat de definitie ‘geen woning hebbend’ ver overstijgt.
Om dat te uit te diepen, behandelt ze vier paden hoe je dakloos kunt geraken. Maar allevier de paden beginnen eigenlijk pas halverwege het leven, bij hoofdstuk 13, als het belangrijkste deel van het kwaad al geschied is.
Als ik bel met Tim ’S Jongers, één van de auteurs van het rapport, zegt hij stellig: ‘Dakloos worden doe je thuis. Dat is ons vertrekpunt geweest.’ En dat is als je als onderzoeker die afbakening kiest waar. Maar als je een laag dieper kijkt, is exact die uitgangspositie de basis voor de niet-structurele aanpak, die nu wordt voorgesteld.
‘Creatieve woonoplossingen’
De Raad adviseert vooral in te zetten op huisvesting en minder regels. Dat klinkt plausibel en structureel. Maar de Raad raakt zowel bij de duiding van het probleem als in haar advies slechts de gevolgen aan van nog dieper liggende oorzaken. We moeten de kern aanpakken. We moeten genezen én voorkomen.
Om dakloosheid te voorkomen moeten we weer investeren in goede mensen in het sociaal werk en jeugdzorg, zodat zij jonge ouders kunnen helpen om een veilig thuis te maken, mishandeling tijdig wordt opgemerkt en aangepakt en er niet zestig professionals met laptops en tablets aanschuiven in talloze keukentafelgesprekken.
We moeten investeren in goed onderwijs én brede vorming op scholen, zodat juffen, meesters en docenten weer aandacht kunnen hebben voor hun leerlingen en kinderen zelf en samen leren leven. Niet langs de cito-standaard, maar gewoon weer meer aandacht en het in en buiten de klas ook over andere dingen hebben dan staartdelingen, d’s en t’s en scores die je deelt in leerlingenvolgsystemen.
En we moeten naastenzorg als pijler terug in de maatschappij brengen, bijvoorbeeld door kunstenaars meer ruimte te geven om ons een spiegel voor te houden, zodat we gewoon weer naar elkaar gaan luisteren en weer naar elkaar gaan omkijken. Omkijken naar onze ouders, onze kinderen, onze buren, onze naasten. Want iedereen kan dakloos worden. Ook als het wel goed met je lijkt te gaan.
Tot slot nog een suggestie voor de staatssecretaris: verzoek het CBS onderzoek te doen naar zwerfjongeren. Het kan niet zo zijn dat, omdat we geen enkel zicht hebben op zwervende jongeren onder de 18, we volwassenen tussen de 18 en 30 maar zwerfjongeren noemen.
Ritzo ten Cate is maatschappelijk ondernemer, spreker en schrijver. In de periode 2013-2015 organiseerde hij in Groningen onder het motto ‘Gewoon een kop koffie’ stadswandelingen met (ex-)daklozen als gids. Recent verscheen zijn roman Donkerder - gebaseerd op jeugdverhalen van daklozen.
Foto: Donnie Ray Jones (Flickr Creative Commons)