De puber is de nieuwe consument en daar moet ie gewoon voor werken

Tegenwoordig wordt het kind opgevoed als jonge autonome consument die zijn eigen broek ophoudt. Dat hij daarvoor hard moet werken onder slechte omstandigheden nemen we met z’n allen zonder morren voor lief. Dat het kind zich sociaal verplicht voelt om luxe gadgets aan te schaffen, ook.

Fokke en Sukke besloten kortgeleden op de achterpagina van de NRC de Veiligheidsraad bijeen te roepen: ‘De Albert Heijn heeft kindvakkenvullers ingezet ... in de supermarktoorlog’!1 Het zou zomaar een oproep kunnen zijn die gebaseerd is op ons boek over werkende kinderen in Nederland.2 Voor dit boek deden wij onderzoek onder ongeveer 2600 leerlingen tussen de twaalf en vijftien jaar oud op vwo-, havo- en vmbo-scholen, met een ruime spreiding over het land. Wat wij ons niet realiseerden bij de opzet van het onderzoek en bij het verzamelen van het materiaal, bleek bij de analyse. Ongeveer 300.000 pubers van de circa 750.000 in die cohorte werkt voor geld. Het meest opmerkelijke van de gegevens is dat ongeveer een derde daarvan de wetgeving op kinderwerktijden en arbeidsvoorwaarden overtreedt. Formeel kan men dan ook concluderen dat Nederland om en nabij de 100.000 kindarbeiders heeft.

Joop van de Ende werkte ook als kind en kijk eens hoe ver die het heeft geschopt

Over zo’n overtreding van de wetgeving moet men zich zorgen maken, want die wetten zijn niet zonder reden tot stand gekomen. Deze wetgeving is, volgens de Conventies van de internationale arbeidsorganisatie ILO, toepasbaar in de hele wereld. Nederland staat graag bovenaan met het wijzende vingertje als elders in de wereld ‘kinderarbeid’ wordt gesignaleerd. In India zijn fabrieken ten onder gegaan aan Nederlandse acties. Maar de algemene concensus in eigen land is dat de klussende puber bij onze cultuur past en dat de pubers er vooral positieve ervaringen door krijgen: ze leren met geld omgaan, ze leren wat werken is, ze leren er wat van voor later en ze doen het helemaal vrijwillig.3 Dus: ook al worden wetten overtreden, de bestaande praktijk is alleen maar toe te juichen.

Dat was ook de reactie van een aantal journalisten toen het boek uitkwam. Het meest frappante voorbeeld was het RTL 4 Journaal. Na een interview met mij en met schoolgaande kinderen die de resultaten van het onderzoek onderschreven,  zei de presentator van dienst dat men aan zulk een wetenschappelijk rapport geen geloof moest hechten. Hij en mensen als Joop van den Ende hadden als kind gewerkt en, kijk eens, hoe ver zij het geschopt hebben. Dus: het is alleen maar goed als kinderen werken.

Een gemiste kans. Ook al zou men veel ‘kinderarbeid’ kunnen gedogen, zoals men een kleine snelheidsoverschrijding zou kunnen gedogen, het gedogen is niet langer aan de orde als we vaststellen dat ongeveer een derde van de kindarbeiders, dus 30.000 tot 40.000 kinderen, dusdanig lang of zwaar of gevaarlijk werk doet, dat gewag kan worden gemaakt van ‘ergste vormen van kinderarbeid’ (volgens de ILO conventie 182).

Zonder de nieuwste smartphone voelt het kind zich een loser

Wat vooral ook als opzienbarend naar boven kwam was het verplichte karakter van het werk. Enerzijds stelden we vast dat die mooie karaktervormende eigenschappen die wij volwassenen toedichten aan werk van pubers, door de kinderen zelf niet zo ervaren worden. Zij doen het eigenlijk alleen maar om het geld. Dat werken voor geld heeft weinig met armoede te maken. Integendeel: kinderen uit arme gezinnen (inclusief allochtone gezinnen) werken veel minder dan kinderen uit de beter gefortuneerde milieus. De noodzaak om te werken heeft te maken met tertiaire levensbehoeften, diensten en spullen dus die men als luxe kan beschouwen maar die in de leefwereld van het kind en op het welvaartsniveau dat het gewend is, noodzakelijk zijn. Dat geld is nodig om de zo noodzakelijke gadgets te kopen en vooral ook de moderne electronica zoals de nieuwste mobiele telefoons en iPads.

Zonder het bezit van die parafernalia voelt het kind zich als een loser, voelt het zich uitgesloten. Dat is zo ongeveer het ergste wat een kind kan overkomen. En dus is men verplicht te gaan werken voor die nieuwste smartphone, en te blijven werken want dat abonnement dient maandelijks te worden betaald. En dus neemt men allerlei baantjes aan die nauwelijks iets opleveren (we zagen diverse gevallen van minder dan twee euro per uur), die te zwaar zijn, die weinig respect verdienen en die conflicteren met de verplichtingen op school.

Met het verdiende geld kunnen ze participeren als autonoom consument. Dit is een belangrijke conclusie: kinderen worden door abonnementen en door de verlokkingen van de markt min of meer verplicht te werken. Met het geld kunnen ze participeren als autonoom consument. Dit is dus niet langer een vakantiebaantje om wat extra’s te verdienen, maar een reguliere opgave. Het kind wordt opgevoed als jonge (autonome) consument dat zijn eigen broek ophoudt. Het bedrijfsleven speelt daar volop op in.

Trendbreuk in kinderschap: consumptiedwang vervangt waarden en normen

Dit beeld bevestigt de ontwikkeling van een nieuw kinderschap: niet langer het kind dat door volwassenen via adolescentie begeleid wordt naar de volwassenheid, maar het kind dat als autonome consument wordt aangesproken. Het moderne kinderschap lijkt een duidelijke trendbreuk te zijn. Het sluit aan bij de neo-liberalisering van de samenleving. De tradionele cultuurvormers (zoals waarden en normen en gezaghebbende opvoeders) maken plaats voor consumptiedwang. De consumptiedruk is een belangrijke regulerende macht geworden, zeker ook voor kinderen.

De trendbreuk wordt met een positief sausje overgoten. Participatie en ‘agency’ zijn hierbij sleutelwoorden. Zij suggereren vrijheid, autonomie, jonge volwassenheid. Maar er bestaat te weinig aandacht voor de keerzijde van de medaille: de kwetsbaarheid en het consumentisme. Hiernaar zou meer onderzoek gedaan moeten worden. In de Verenigde Staten en Engeland, waar dit proces al langer gaande is, zijn in dit verband enkele interessante studies verschenen waarvan de titels voor zich spreken: Corporate Culture’s War on Children, Born to Buy en The Material Child.5,6,7

Dat in Nederland kinderarbeid voorkomt is, wat ons betreft, niet langer het punt van discussie. De mogelijke effecten op de kinderen zijn in kaart gebracht, maar niet duidelijk is op welke schaal die effecten zich voordoen. Dat kan verder onderzocht worden, liefst in combinate met de meer prangende vraag: wat zijn de consequenties van de ontwikkeling van kinderen en pubers tot autonome consumenten en hun gerichtheid op consumptie als leidend principe?

Kristoffel Lieten is emeritus hoogleraar Kinderarbeid aan de UvA. Samen met Sarah de Vos schreef hij het onlangs verschenen boek ‘Pubers aan het werk in Nederland. De kwetsbaarheid van de jonge consument’, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers, 2103. De Vos studeerde antropologie en kinderrechten en werkt nu bij Meldpunt Kinderporno.

Zie ook de column van Mieke van Stigt op deze site.  

Noten:

1. NRC, 10 september 2013

2. ‘Pubers aan het werk in Nederland. De kwetsbaarheid van de jonge consument’, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers, 2013

3. RTL 4 Journaal, 3 Juli 2013

4. Idem

5. Henry A. Giroux: Stealing Innocence. Corporate Culture’s War on Children (Palgrave, 2000)

6. Juliet B. Schor: Born to Buy (Scribner, New York, 2004)

7. David Buckingham: The Material Child. Growing up in a Consumer Culture (Polity, Cambridge, 2011)