Wie een schilderij ziet van de stad geschilderd door een zwakbegaafde kunstenaar leert dat woningen en winkels ook een onoverzichtelijke onneembare vesting kunnen zijn. Een stap buiten de deur zetten van je flatje is dan een hele opdracht, laat staan om je weg te vinden in het openbare vervoer met die lastige OV-chipkaart. En waar kan je overdag eigenlijk naar toe? Voor mensen met een mentaal of fysiek vlekje is er steeds minder betaald werk. In het buurthuis of het winkelcentrum word je soms met de nek aangekeken.
Ook voor mensen met zichtbare beperkingen is het lastig navigeren. Hoe klim je met een rolstoel in de tram? Met een rollator is de overbrugbare afstand maximaal 300 meter, zo laat een deelnemend team van de prijsvraag WHO CARES zien. Tenminste: als de stoep breed genoeg is, er geen fietsen geparkeerd staan en er geen stoeptegels loszitten.
Van verzorgingsstaat naar participatiestad
Een zorgvriendelijke stad betekent dat iedereen mee kan delen in de verworvenheden van de stad. Een zorgvriendelijke stad betekent ook dat stadsbewoners naar elkaar omkijken. De verzorgingsstaat wordt - onder opvallend weinig protest - langzaam getransformeerd naar een participatiestad. Door de decentralisatie zijn meer zorgvoorzieningen in handen van de gemeente terwijl er flink bezuinigd is. Familie, vrienden, buren zijn de eerst aangewezenen om zorg te dragen.
Maar hoe moet dat in de stad? Familieleden wonen niet meer bij elkaar in de buurt. De afstand tussen ouders en kinderen is gemiddeld 30 kilometer. Meer dan een derde van de bevolking woont alleen en de verwachting is dat dit in de toekomst door vergrijzing verder toeneemt: in 2030 wonen 1,3 miljoen 65plussers alleen. In een stad als Rotterdam zegt meer dan de helft van de ouderen eenzaam te zijn.
Zorgpotentieel stadsbewoners is er, maar heeft zijn grenzen
Tegelijkertijd willen mensen best anderen helpen. In onze grootste stad, Amsterdam, zegt het leeuwendeel van de mensen dat ze zich niet willen bekommeren om de lantarenpalen of hangjongeren maar wel om een zieke of hulpbehoevende buur. Er is wel degelijk een zorgpotentieel dat nog aangeboord kan worden - al kent dat ook grenzen.
In wijken met veel passanten of waar de etnische of economische achtergrond van mensen heel erg verschilt, wordt er minder hulp gegeven. Buurtbewoners gaan bovendien geen zware zorgtaken op zich nemen en al helemaal niet als er geen professionele zorg in de buurt is. Ze kunnen en willen geen hoofdverantwoordelijke zijn. Maar ze verlangen wel naar verbinding. Stadslucht maakt vrij is echt niet het enige adagium van de moderne stadsbewoner.
Harde ingrepen nodig om de stad zachter te maken
De zorgvriendelijke stad is geen dromerig ideaal. Er kan morgen al mee begonnen worden. De stoeptegel kan worden vastgezet, de tram rolstoelvriendelijk gemaakt, de fietsen van de stoep. Er zijn ook veel mooie initiatieven gestart. In Eindhoven bestaat Buurtpost waar buurtbewoners pakketjes kunnen laten bezorgen. In een Haagse wijk werken supermarkt en thuiszorg samen. Maar om verder te bouwen aan de zorgvriendelijke stad zijn ook grote, ingewikkelde ingrepen nodig die een lange adem vergen en waar tegenstijdige belangen spelen. Ook is inzet nodig van veel partijen.
Zoals werkgevers, die ruimte bieden aan mensen die minder goed mee kunnen komen. Zoals architecten en woningcorporaties, die huizen zo bouwen dat een realistisch appèl wordt gedaan op het zorgpotentieel van de moderne stadbewoner. Zoals stadsplanners die de fysieke infrastructuur dienend maken aan de zorginfrastructuur en die niet alleen vertrekken vanuit de zelfredzame, hogeropgeleide, ultramobiele burger, maar denken aan die zwakbegaafde kunstenaar of kwetsbare oudere die ook graag de deur uitgaat.
De zorgvriendelijke stad. Het klinkt misschien weeïg en soft. Maar om de lieve zachte kant van de stad op te warmen zijn harde ingewikkelde veranderingen nodig.
Monique Kremer is sinds 2015 bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam. Daar houdt zij zich onder andere bezig met het thema langdurige zorg. Ook voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, waar zij sinds 2004 werkt, schreef zij diverse rapporten over onder andere de verzorgingsstaat, arbeidsmigratie en arbeidsmarkt. Monique Kremer is tevens lid van de raad van toezicht van het Verwey-Jonker Instituut.
Ze spreekt deze tekst vandaag uit als column bij de prijsvraag Who cares van de Rijksbouwmeester en Raad voor Volksgezondheid en Samenleving met als titel: de zorgvriendelijke stad.
Afbeelding: Jefke Dijkstra