REFLECTIE De echoput van het lokaal sociaal beleid

Gaan gemeenten de oplossingsrichtingen die via rijksbeleidsbrieven aangereikt worden – waar ze natuurlijk deels zelf voor gelobbyd hebben − kopiëren? Hier ligt een kans voor lokaal sociaal beleid.

Je kunt geen oogdruppels toedienen vanaf de tweede etage. Met deze wijsheid worden de decentralisaties van taken van de rijksoverheid naar gemeenten sinds jaar en dag gemotiveerd. Dicht op de burger – zo is het idee − laten maatschappelijke vraagstukken zich pas echt aanwijzen, doorgronden en oplossen.

Maar is dat wel het geval? Is er in Nederland wel sprake van lokaal sociaal beleid, van lokale sociale problemen en lokale aanpakken? Komen bijvoorbeeld al die zogenaamd lokale aanpakken niet allemaal op hetzelfde neer? Zoals die typisch ambachtelijke kruidkoek uit Dokkum sprekend lijkt op die van Den Bosch, Middelburg of Zwolle?

Hardnekkige vraagstukken aanpakken

De decentralisatietrein is vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw gaan rijden. Het welzijnsbeleid was een van de eerste taken die gemeenten in 1987 toegeschoven kregen. Daarna lokaliseerde onze verzorgingsstaat in hoog tempo verder. Gemeenten zijn nu belast met onderwijshuisvesting, onderwijsachterstandsbeleid, huisvesting en integratie van asielzoekers, de uitvoering van de Participatiewet, de Jeugdwet en de Wmo. Maar ze vervullen ook taken op het gebied van economische ontwikkeling, klimaatadaptatie, energietransitie, woningbouw, ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer die belangrijke implicaties hebben voor de sociale kwaliteit van hun wijken en buurten.

Nog nooit zijn er zo veel kloven geconstateerd: sociaal-economisch, ruimtelijk, politiek, cultureel

Ofwel: gemeenten hebben een omvangrijk pakket in handen om hardnekkige maatschappelijke vraagstukken als sociaal-economische segregatie, armoede, eenzaamheid, huiselijk en seksueel geweld en dakloosheid met een domeinoverstijgende inzet aan te pakken.

Gemeenten lieten zich niet intimideren

Het lokaler worden van onze verzorgingsstaat heeft op sociaal gebied vooralsnog niet tot grote victories geleid. Zie alle kritische evaluaties van de Participatiewet, de Jeugdwet en het functioneren van wijkteams (het hart van de Wmo). De belofte van nabijheid is niet ingelost. Nog nooit zijn er zo veel kloven geconstateerd: sociaal-economisch, ruimtelijk, politiek, cultureel. De kloven-retoriek vraagt soms enige relativering, maar achterstanden zijn onmiskenbaar op te veel plekken verhard.

En wat waren de gemeenten optimistisch aan de vooravond van de drie grote decentralisaties in de lente van 2014! Wie toen de college-akkoorden las, constateerde een sterke overtuiging bij gemeenten in het eigen probleemoplossend vermogen. Gemeenten lieten zich niet intimideren door twijfels van hoge colleges – het Centraal Planbureau, de Algemene Rekenkamer, de Raad van State – die waarschuwden dat de decentralisaties van het sociaal beleid naar de gemeenten te ingrijpend waren, te snel gingen, dat de opgave onderschat werd en dat de competenties van de gemeentebesturen (nog) tekortschoten.

Participatiesamenleving

De coalitie-akkoorden van 2014 hielden bewoners voor dat het op lokaal niveau anders zou gaan. Weg van de loketten, weg van de vervreemding en weg van de alwetende overheid. Gemeenten zetten zich achter het ideaal van de participatiesamenleving. Het woord ‘samen’ stond in veel titels, vaak met een krachtig uitroepteken. ‘Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend’, ‘Iedereen is Leeuwarden’, ‘Wij Maastricht!’, ‘Samen aan de slag voor een energiek en aangenaam Hengelo!’, ‘Samen Schiedam vernieuwen’, ‘Samen maken we de stad’ (Amersfoort), ‘Met de stad!’ (Arnhem), ‘Krachtig Samen Werken’ (Haarlemmermeer), ‘Samen het verschil maken’ (Zaanstad), ‘Duurzaam, Samen, Sterker!’ (Enschede). De mooiste titel had het college-akkoord van Heerlen: ‘Samen knokken met een glimlach’.

Alwetende overheid blijkt getransformeerd te zijn tot krachtige regisseur

Wie vervolgens de daaropvolgende college-akkoorden van 2018 las − zoals ik opnieuw deed − begreep dat gemeenten op een weerbarstige werkelijkheid waren gestuit. Armoede en problematische schulden doken op als thema’s, groepen burgers waren de aansluiting met de samenleving aan het verliezen.

De eind 2016 uitgezonden documentaire Schuldig over bewoners van de Vogelbuurt in Amsterdam-Noord opende velen de ogen. Burgers met schulden waren in een ingewikkeld gevecht verwikkeld met allerhande instanties om het hoofd boven water te houden. Ook de zorg voor ouderen en kwetsbare jongeren schoot in te veel gevallen nog tekort.

Het woord ‘samen’ bleek nog steeds een geliefd begrip in de akkoorden, maar de formulering ‘voor iedereen’ kwam er vaak naast te staan. Het Utrechtse coalitie-akkoord had als titel ‘Utrecht ruimte voor iedereen’, dat van Den Haag ‘Iedereen doet mee’ en het Amsterdamse coalitie-akkoord sprak over een stad waar ‘steenrijk en straatarm samen op de pont staan’.

Kans voor lokaal sociaal beleid

De laatste berichten uit de hoofdstad (Cody Hochstenbach, Floor Milikowski) maken duidelijk dat steenrijk en straatarm nog minder vaak dan in 2018 samen op de pont staan. We hebben nieuwe verkiezingen gehad. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. We lezen in de Algemene beleidsbrief die de minister van Volkshuisvesting, Hugo de Jonge, afgelopen Valentijnsdag (14 februari) naar de Tweede kamer stuurde ‘dat we de rol van de overheid te klein hebben gemaakt’. ‘Te lang is gedacht dat de optelsom van alle gedecentraliseerde keuzes als vanzelf zou leiden tot de oplossing van de vraagstukken waar we in Nederland als geheel voor staan.’ De eerdere alwetende overheid blijkt getransformeerd te zijn tot krachtige regisseur.

Gemeenten kennen als geen ander het DNA van hun wijken en bewoners

Gaan gemeenten de oplossingsrichtingen die via rijksbeleidsbrieven aangereikt worden – waar ze natuurlijk deels zelf voor gelobbyd hebben − kopiëren? Hier ligt een kans voor lokaal sociaal beleid. In de verdieping, verbreding, aanpassing, nuancering van deze programmatisch sturende teksten laat zich het lokaal sociaal beleid kennen. Hoe lokaal wordt hun beleid? Wellicht herinneren gemeenten/coalities zich dat een rijksoverheid zaken soms ook te bureaucratisch, te digitaal, discriminerend, wereldvreemd, bovenlangs en nodeloos ingewikkeld weet te organiseren.

Grootheid van de uitvoering

Het lokale manifesteert zich daarnaast in de uitvoering. Hardnekkige sociale problemen als armoede, problematische schulden en huiselijk en seksueel geweld manifesteren zich in alle gemeenten. Alleen aard, omvang en ernst verschillen. Eenzaamheid doet zich voor achter de rododendrons van Wassenaar, in de bloemkoolwijken van Nieuwegein en de kleine kernen van onze landelijke gebieden.

In het verleden werd er wel gesproken van de Rotterdamse sociale vernieuwing, het Helmonds model (aanpak arbeidsparticipatie), de Deventer wijkaanpak (nu: WijDeventer) en meer recent van het Haarlemmermeers model, maar bij nader inzien betreft het bij deze lokale uitvindingen geen unieke receptuur. Ze stoelen op algemene principes die ook elders benut kunnen worden.

Daar ligt in potentie de kracht van het lokaal sociaal beleid. In de grootheid van de uitvoering. Zij kennen als geen ander het DNA van hun wijken en bewoners. Aanwezige hulpbronnen, fysieke omgevingen, beschikbaar sociaal kapitaal (mienskip, noaberschap, opzoomeren, et cetera) kunnen enorm verschillen. In de finetuning, vertaling, concretisering, oprekking, aanpassing van die algemene principes ligt de kracht van gemeenten. Hier kunnen ze de breedte van hun takenpakket inzetten bij het voorkomen, verzachten en verminderen van sociale problemen. Hier kan het lokaal sociaal beleid ook inzetten op een enigszins ontspannen beleid, waarbinnen de bakens niet steeds worden verzet, en waar maatschappelijke organisaties en sociale professionals de tijd en rust krijgen om resultaten te boeken en trefzeker maatwerk te verrichten. Want men kan inderdaad geen oogdruppels toedienen vanaf de tweede verdieping.

Radboud Engbersen is programmaleider sociale basis bij Movisie.

 

Foto: PhotoMIX Company via Pexels